Bagage vertraagd aangekomen: verwijzen naar verzekeraar volstaat niet

De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Aansprakelijkheid    Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 97884

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 26 mei 2015 via het boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een rondreis voor 2 personen naar Letland, Estland en Rusland met verblijf in diverse hotels, voor de periode van 3 augustus 2015 t/m 14 augustus 2015 voor de som van € 2.321,00.

Klager heeft op 24 augustus 2015 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.

Standpunt van klager

Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.

Bij aankomst in Riga bleek mijn bagage niet te zijn gearriveerd. Door Air Baltic is aangeboden dat ik voor € 20,– toiletartikelen kon kopen, maar dat was volstrekt ontoereikend. Overigens werd die vergoeding in de vorm van een voucher aangeboden, die ik niet heb verzilverd. Pas na vier dagen heb ik mijn bagage ontvangen. Ik heb kosten moeten maken voor toiletartikelen, kleding, geneesmiddelen en, in verband daarmee, medische assistentie. Ten onrechte verwijst de reisorganisator naar artikel 17, lid 1, onder b, van de ANVR Reisvoorwaarden, waarin wordt bepaald dat de reisorganisator niet aansprakelijk is indien en voorzover de reiziger zijn schade heeft kunnen verhalen uit hoofde van een verzekering. Ik roep de vernietigbaarheid van deze bepaling in, primair op grond van artikel 6:236 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) en subsidiair op grond van artikel 6:237 sub f van het BW. Bovendien heeft de commissie reeds eerder geoordeeld dat een reisorganisator gehouden is zijn aansprakelijkheid te aanvaarden, ook indien de reiziger een reisverzekering heeft afgesloten (uitspraak REI08-0072). Verder heb ik de eerste vier dagen niet ten volle van de vakantie kunnen genieten in verband met alle bezigheden omtrent de vermiste bagage. Op grond van artikel 7:510 van het BW is de reisorganisator ook daarvoor een vergoeding verschuldigd. Het staat immers vast dat de tekortkoming in de uitvoering van de reisovereenkomst aan de reisorganisator kan worden toegerekend.

Ter zitting heeft klager verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Ik ben diabetes patiënt. De medicatie voor de eerste dag zat in mijn handbagage. Maar omdat naalden en vloeistoffen in de handbagage niet worden gewaardeerd, zaten die in de ruimbagage.
Ik heb vier dagen op rij bij Air Baltic moeten informeren naar de bagage. Dit heeft veel ongemak veroorzaakt.

Klager stelt niet tevreden te zijn met het door de reisorganisator gedane aanbod d.d. 1 oktober 2015, maar verlangt een hogere vergoeding, te weten € 700,–.

Standpunt van de reisorganisator

Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.

Gelet op het bepaalde in artikel 17, lid 1, onder b, van de ANVR Reisvoorwaarden moet klager zich voor de materiële schade in verband met de vertraagde aankomst van zijn bagage wenden tot zijn reisverzekeraar. We bestrijden dat deze bepaling in de ANVR Reisvoorwaarden niet op klager niet van toepassing is. Mocht de reisverzekeraar de schade niet vergoeden dan zullen wij die schade voor onze rekening nemen. Een uitzondering hierop vormen de kosten voor de medicijnen en het consult van een arts. Het is algemeen bekend dat medicijnen niet in de ruimbagage horen maar in de handbagage meegenomen moeten worden. Dit vermelden wij ook expliciet in onze reisinformatie. Door de medicijnen in de ruimbagage te vervoeren heeft klager onzorgvuldig gehandeld en hij is zelf aansprakelijk voor de kosten die hieruit voortvloeien.
We kunnen ons voorstellen dat het ontbreken van bagage en het aanschaffen van de direct benodigde artikelen klager enige uren heeft gekost en tot gederfd reisgenot heeft geleid. Hoewel wij hiertoe niet verplicht zijn zijn we coulance halve bereid hiervoor een vakantiedag te vergoeden.

De reisorganisator heeft d.d. 1 oktober 2015 een vergoeding aangeboden van € 100,–.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Van de tussen partijen gesloten reisovereenkomst maakt het vervoer van de bagage deel uit. Klager mocht er van uitgaan dat het vervoer van zijn bagage zou lopen zoals gepland. Nu dit niet het geval is geweest is de reisorganisator tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de reisovereenkomst. Weliswaar is deze tekortkoming veroorzaakt door de luchtvaartmaatschappij, maar dit ligt in de risicosfeer van de reisorganisator, nu de luchtvaartmaatschappij als hulppersoon van de reisorganisator heeft te gelden. De reisorganisator heeft geen feiten en omstandigheden gesteld, op grond waarvan de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Dit betekent dat de reisorganisator aansprakelijk is voor de schade die klager heeft geleden als gevolg van de vertraagde aankomst van zijn bagage.

De commissie is van oordeel dat de reisorganisator, voor zover het de materiële schade betreft, ten onrechte aansprakelijkheid heeft afgewezen door te verwijzen naar artikel 17, lid 1, onder b, van de ANVR-Reisvoorwaarden. Daartoe overweegt de commissie het volgende.

In artikel 17, lid 1, onder b, van de ANVR-Reisvoorwaarden is bepaald dat de reisorganisator niet aansprakelijk is indien en voorzover de reiziger zijn schade heeft kunnen verhalen uit hoofde van een verzekering, zoals bijvoorbeeld een reis- en/of annuleringskostenverzekering.

Vast staat dat klager een reisverzekering heeft afgesloten. Naar het oordeel van de commissie betekent dit niet dat klager gehouden is zijn schade eerst bij zijn reisverzekeraar te claimen en, door dat niet te doen, de reisorganisator niet aansprakelijk is voor de geleden (materiële) schade. Artikel 17, lid 1, onder b ziet op de situatie dat de verzekeraar de schade daadwerkelijk aan de verzekerde (klager) heeft vergoed. In dat geval heeft de reiziger geen schade meer, want die is al vergoed, en in zoverre is de reisorganisator ten opzichte van de reiziger niet meer aansprakelijk. De verzekeraar wordt dan – op grond van artikel 7:962 van het BW – gesubrogeerd in de rechten die de verzekerde (klager) ter zake van die schade jegens de reisorganisator kan uitoefenen. De verzekeraar kan vervolgens betaling vorderen van de reisorganisator indien en voor zover hij de schade aan de verzekerde heeft vergoed.

Hieruit volgt dat de reiziger kan kiezen welke weg hij volgt. Of direct de reisorganisator aansprakelijk stellen voor de geleden schade, zoals klager nu heeft gedaan, of zijn verzekeraar aanspreken.
Voor de reisorganisator maakt het uiteindelijk geen verschil welke weg wordt bewandeld. In beide situaties is hij immers gehouden de schade te vergoeden, of aan de verzekeraar van de reiziger, of direct aan de reiziger zelf. Dat het in de praktijk wellicht zo is dat een verzekeraar niet tot verhaal van de schade bij de reisorganisator over gaat maakt de beoordeling niet anders. Een reisorganisator behoort immers niet te profiteren van het feit dat een reiziger vrijwillig een verzekering heeft afgesloten en daarvoor premie heeft betaald. Artikel 7:962 van het BW beoogt nu juist dat te voorkomen.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft de reisorganisator ten onrechte met verwijzing naar artikel 17, lid 1, onder b, van de ANVR Reisvoorwaarden zich niet aansprakelijk geacht voor de door klager geleden materiële schade. De commissie komt derhalve niet meer toe aan de vraag of, zoals klager stelt, genoemd artikel als onredelijk bezwarend beding vernietigbaar is.

Klager heeft in zijn klachtbrief van 24 augustus 2015 een overzicht gemaakt van de door hem ter plaatse gemaakte kosten. Voor zover de kosten betrekking hebben op de aanschaf van toiletartikelen, sokken, ondergoed en kleding, acht de commissie dit redelijke kosten. Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat pas aan het einde van de 4e vakantiedag de bagage bij klager is afgeleverd. Het gaat hier om een bedrag van in totaal € 219,05.
De gemaakte kosten voor het consult van een arts en de aanschaf van medicijnen dienen naar het oordeel van de commissie voor rekening van klager te blijven. Als diabetespatiënt diende klager er rekening mee te houden dat hij altijd per direct de beschikking zou moeten hebben over zijn medicatie. De reisorganisator heeft bovendien onweersproken gesteld dat in zijn reisinformatie wordt aangegeven dat medicatie in de handbagage vervoerd moet worden. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat het niet was toegestaan om medicatie en het bijbehorende materiaal niet in de handbagage te vervoeren. Door die medicatie en bijbehorend materiaal in de ruimbagage te vervoeren heeft klager naar het oordeel van de commissie onzorgvuldig gehandeld en in zoverre is de schade een gevolg van een omstandigheid die aan klager zelf moet worden toegerekend.

Voor zover het gaat om de immateriële schade, te weten gederfd reisgenot, is aannemelijk dat hiervan sprake is geweest. De vergoeding van € 100,– die de reisorganisator hiervoor – na het aanhangig maken van het geschil – als compensatie voor de eerste vakantiedag heeft aangeboden is naar het oordeel van de commissie redelijk en billijk. Voor zover na de eerste vakantiedag nog sprake was van ongemak acht de commissie dit niet van zodanig gewicht, dat een financiële vergoeding daarvoor op zijn plaats is.

De commissie acht de klacht derhalve gegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 319,05, de reeds aangeboden vergoeding daarin begrepen. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,50 aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 500,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 26 november 2015.