Commissie: VvE Management Zakelijk
Categorie: Beheerovereenkomst / Schadevergoeding
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Grotendeels gegrond
Referentiecode:
255667/461883
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De uitspraak gaat over een opdrachtgever en een bedrijf. Het geschil betreft een klacht van de opdrachtgever, die financiële schade heeft geleden doordat het bedrijf de opzegging van het energiecontract niet aan de opdrachtgever heeft meegedeeld en na beëindiging van de beheerovereenkomst geen deugdelijke overdracht van beheertaken heeft gerealiseerd. Het bedrijf erkent dat het de correspondentie, bestemd voor de opdrachtgever, niet heeft doorgestuurd. Daarnaast had de overdracht naar de nieuwe beheerder beter gekund en gemoeten. Wel is het bedrijf van mening dat de opdrachtgever zelf verantwoordelijk is voor het opnieuw sluiten van een energiecontract. Daarnaast betwist het bedrijf de schadeberekening van de opdrachtgever. Tot slot geeft het bedrijf aan dat uit de reactie van de nieuwe beheerder was af te leiden dat hij geen verdere overdracht wenste.
De commissie beslist als volgt:
Volgens artikel 4 van de overeenkomst is het bedrijf verplicht om alle relevante informatie te verstrekken en volledige medewerking te verlenen aan een correcte en vlotte overdracht. Daarin is het bedrijf tekortgeschoten en is het gehouden tot vergoeding van de gemaakte kosten. De vordering betreffende de correcte overdracht is te algemeen geformuleerd en onvoldoende bepaald om toegewezen te kunnen worden. De klacht is grotendeels gegrond.
De volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De opdrachtgever klaagt erover dat hij financiële schade heeft geleden doordat het bedrijf de opzegging van het energiecontract niet aan de opdrachtgever heeft meegedeeld en na beëindiging van de beheerovereenkomst geen deugdelijke overdracht van beheertaken heeft gerealiseerd.
Standpunt van de opdrachtgever
Voor het standpunt van de opdrachtgever verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waaronder de stukken die de opdrachtgever na de uitnodiging voor de mondelinge behandeling nog heeft ingebracht, en naar wat hij bij de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Sinds 1 juli 2011 bestond er tussen partijen een beheerovereenkomst (hierna te noemen: de overeenkomst). De opdrachtgever heeft de overeenkomst op 26 augustus 2022 met ingang van 30 november 2022 opgezegd. De opdrachtgever had een energiecontract met energieleverancier [naam]. Per 30 november 2022 heeft het bedrijf het energiecontract opgezegd zonder overleg met of kennisgeving aan de opdrachtgever. Hierdoor kwam de opdrachtgever zonder energieleverancier te zitten. Dit had voorkomen kunnen worden indien het bedrijf de opzegging van het energiecontract aan de opdrachtgever had gemeld of de post over die opzegging had doorgestuurd. Het gevolg van deze nalatigheid was dat de netbeheerder de opdrachtgever van elektriciteit is gaan voorzien. [Naam netbeheerder] heeft dat gedaan tegen aanzienlijk hogere tarieven dan wanneer de opdrachtgever een nieuw energiecontract had kunnen afsluiten met een energieleverancier. [Naam netbeheerder] heeft de opdrachtgever daarvoor over de periode van 30 november 2022 tot 1 juni 2023 gefactureerd voor een bedrag van € 5.550,23. Dit is € 3.137,– hoger dan wat de opdrachtgever had mogen verwachten indien hij een contract met een energieleverancier had gehad.
Verder heeft het bedrijf een consistent patroon van niet-reageren vertoond, ondanks dat de opdrachtgever meerdere pogingen heeft ondernomen om tot communicatie te komen. Ook op de ingebrekestelling van de opdrachtgever van 9 februari 2024 heeft het bedrijf niet gereageerd of naar aanleiding daarvan enige vorm van verantwoordelijkheid genomen. Het gebrek aan communicatie en de nalatigheid na de beëindiging van de overeenkomst is niet alleen in strijd met artikel 4 van de overeenkomst, maar ook met de wettelijke verplichting van een opdrachtnemer om bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer te betrachten. Na de beëindiging van de overeenkomst heeft het bedrijf verzuimd een deugdelijke overdracht van beheertaken te realiseren. Het betreft hier onder andere het niet-doorsturen van correspondentie bestemd voor de opdrachtgever, waaronder de correspondentie met [naam energieleverancier] en met [naam netbeheerder].
De opdrachtgever vordert dat het bedrijf wordt verplicht tot:
1. vergoeding van de extra kosten ad € 3.137,– te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het intreden van verzuim op 18 februari 2024;
2. een correcte overdracht van beheertaken aan de nieuwe beheerder van de opdrachtgever, [naam], dit op straffe van een dwangsom van € 500,– voor elke werkdag dat correcte overdracht uitblijft na een periode van twee maanden volgend op de uitspraak, met een maximum van te verbeuren dwangsommen van € 20.000,–;
3. betaling van de kosten die de opdrachtgever heeft gemaakt voor deze klachtprocedure.
Standpunt van het bedrijf
Voor het standpunt van het bedrijf verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waaronder de stukken die het bedrijf na de uitnodiging voor de mondelinge nog heeft ingebracht, en naar wat hij bij de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. Het bedrijf sluit mantelovereenkomsten af met leveranciers om met behulp van het volume van de portefeuille financieel voordeel te behalen voor de opdrachtgever. Het staat de opdrachtgever vrij om hier gebruik van te maken. Op grond van artikel 4 van de overeenkomst vervalt bij beëindiging van de overeenkomst aanspraak op c.q. deelname aan de door het bedrijf afgesloten mantelovereenkomsten met onmiddellijke ingang.
De opdrachtgever heeft op 26 augustus 2022 de overeenkomst opgezegd per 30 november 2022. Het bedrijf heeft per laatstgenoemde datum de aansluiting van de opdrachtgever uit de mantelovereenkomst met energieleverancier laten halen. Als de opdrachtgever een overeenkomst opzegt dan moet hij ook nagaan wat de gevolgen daarvan zijn. Het was de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever om een nieuwe leveringsovereenkomst voor elektriciteit af te sluiten.
Het bedrijf is het niet eens met de schadeberekening van de opdrachtgever. In de onderbouwing van het energietarief berekent de opdrachtgever voor 2023 een gemiddeld tarief op basis van de energiemarkt 2023. Dit is niet correct. De elektriciteit, geleverd binnen de mantelovereenkomst, is ingekocht gedurende 2022 toen de energieprijzen bijzonder hoog waren. Het daadwerkelijk tarief lag daardoor substantieel hoger dan het gehanteerde gemiddelde. Het verschil in 2023 is daarmee niet € 3.085,–, maar € 1.652,74. De extra kosten die berekend zijn aan de opdrachtgever door het niet tijdig afsluiten van een nieuw energiecontract komen daarmee op € 2.136,–.
Het bedrijf heeft naar aanleiding van deze procedure contact gehad met de nieuwe beheerder [naam]. Bij [naam] is nagevraagd welke zaken er nog gemist worden en of het wenselijk is om de gehele administratie in het softwareprogramma [naam] over te dragen. Uit de reactie van de nieuwe beheerder was af te leiden dat hij geen verdere overdracht wenste. Het bedrijf erkent dat hij correspondentie bestemd voor de opdrachtgever niet aan deze heeft doorgestuurd. De overdracht naar de nieuwe beheerder had beter gekund en gemoeten. Het bedrijf heeft sindsdien zijn interne processen met betrekking tot het uit beheer gaan van een opdrachtgever verder aangescherpt en herzien. Met betrekking tot de leveringsovereenkomst voor elektriciteit hebben er geen onrechtmatigheden plaatsgevonden. Het bedrijf vindt een veroordeling tot betaling van de kosten voor deze procedure niet correct.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De gevorderde schadevergoeding
Artikel 4 van de overeenkomst houdt voor het bedrijf – in een geval als dit waarin de overeenkomst op verzoek van de opdrachtgever is beëindigd – onder meer de verplichting in om relevante informatie te verstrekken en alle stukken en bescheiden van de opdrachtgever over te dragen en zijn volledige medewerking te verlenen aan een correcte en vlotte overdracht aan de (in dat artikel genoemde organen van de) opdrachtgever of aan de opvolgende beheerder.
De commissie stelt vast dat het bedrijf in de nakoming van die verplichting is tekort geschoten2 door correspondentie bestemd voor de opdrachtgever niet aan deze noch aan de opvolgend beheerder door te sturen. Daardoor was de opdrachtgever niet op te hoogte van de correspondentie van en met [naam energieleverancier] over (de beëindiging van) het energiecontract, waardoor de opdrachtgever vanaf 30 november 2022 zonder energieleverancier kwam te zitten en tegen een aanzienlijk hoger tarief energie van de netbeheerder moest afnemen. Omdat die nalatigheid het bedrijf kan worden toegerekend, dient het bedrijf de schade die de opdrachtgever daardoor heeft geleden aan deze te vergoeden.
De opdrachtgever heeft een schadevergoeding gevorderd van € 3.137,–. Het bedrijf heeft dit bedrag betwist en gesteld dat volgens zijn berekening de schade € 2.136,– bedraagt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de opdrachtgever verklaard dat hij in zijn schadeberekening wegens gemis van de benodigde correspondentie van aannames heeft moeten uitgaan, maar dat hij de berekening van het bedrijf wel wil aannemen. De commissie is van oordeel dat het bedrijf het door hem gestelde schadebedrag deugdelijk heeft onderbouwd en nu dat bedrag door de opdrachtgever niet (gemotiveerd) is betwist, zal dit worden toegewezen.
De vordering tot correcte overdracht
De commissie is van oordeel dat deze vordering te algemeen is geformuleerd en daarmee onvoldoende is bepaald om toegewezen te kunnen worden. Het is niet de taak van de commissie om een dergelijk gebrek in een vordering te herstellen of aan te vullen. De vordering zal worden afgewezen. In het kader van een correcte overdracht hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling met elkaar de afspraak gemaakt dat het bedrijf binnen 30 dagen na verzending van dit bindend advies aan de opdrachtgever een lijst zal aanleveren van de leverancierscontracten, indien en voor zover die zich nog in het archief van het bedrijf bevinden. De commissie gaat ervan uit dat het bedrijf deze afspraak zal nakomen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is commissie van oordeel dat de klacht van de opdrachtgever grotendeels gegrond is.
Klachtengeld
De klacht wordt grotendeels gegrond verklaard. Daarom zal het bedrijf, overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 lid 1 van het reglement van de commissie, aan de opdrachtgever het klachtengeld moeten vergoeden dat deze aan de commissie heeft betaald voor de behandeling van dit geschil. Dit is een bedrag van € 665,50.
Proceskosten
De vordering tot betaling van de kosten die de opdrachtgever heeft gemaakt voor deze klachtprocedure zal worden afgewezen. Artikel 22 van het reglement van de commissie bepaalt dat de door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten – met uitzondering van het klachtengeld – voor hun eigen rekening komen, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt. Gesteld noch gebleken is dat zich hier een bijzonder geval voordoet.
Beslissing
De commissie, beslissend naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de daarvan deel uitmakende voorwaarden:
• verklaart de klacht grotendeels gegrond;
• bepaalt dat het bedrijf binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies aan de opdrachtgever dient te betalen een bedrag van € 2.801,50 (€ 2.136,– aan schadevergoeding en € 665,50 aan klachtengeld);
• wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus beslist op 27 september 2024 door de Geschillencommissie VVE Management, bestaande uit mevrouw mr. M.L. Braaksma, voorzitter, de heer O. Jansen MSc en mevrouw mr. C. Muller, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.