Bedrijf moet watermeter vervangen en vastrecht corrigeren

De Geschillencommissie




Commissie: Water Zakelijk    Categorie: (non)conformiteit    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 708555/974007

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Bij vervanging van een watermeter plaatste het bedrijf een zwaarder type (Q3-4) dan door de verbruiker was aangevraagd (Q3-2,5). Het bedrijf beriep zich op een mondelinge afspraak, maar kon deze niet aantonen. De Geschillencommissie Water zakelijk oordeelde dat het bedrijf niet conform opdracht handelde en verplicht is de juiste meter alsnog te plaatsen. Ook moet het bedrijf het verschil in vastrecht sinds 4 april 2023 restitueren en € 181,50 klachtengeld vergoeden. Het depotbedrag van € 1.522,90 wordt aan het bedrijf uitgekeerd.

De volledige uitspraak

Samenvatting

Tijdens de door de verbruiker/aangeslotene opgedragen vervanging van de watermeter is een zwaardere meter geplaatst dan opgedragen. Het bedrijf heeft dat gebaseerd op een mondelinge afspraak die het echter niet aantoont.

Beoordeling

De verbruiker/aangeslotene had een bedrijfshal die hij gesplitst heeft in twee delen (die toen gezamenlijk nummer 1 heette), waarvan hij één deel verkocht en geleverd heeft (het nieuwe nummer 3) en het restant (die het oude nummer 1 behield) behouden heeft. Volgens de verbruiker/aangeslotene hing in elk deel één brandhaspel. Na de splitsing was voor nummer 1 één brandhaspel voldoende, hetgeen naar hij ter zitting mededeelde door de brandweer gecontroleerd is.
De verbruiker/aangeslotene heeft bij het bedrijf een vermindering van de capaciteit van de watermeter van nummer 1 aangevraagd (van Q3-6,3 naar Q3-2,5), welke vermindering door het bedrijf op 20 oktober 2022 aan de verbruiker/aangeslotene bevestigd is. Niettemin is door het bedrijf op 4 april 2023 (de factuur van het bedrijf vermeldt 20 september 2023) een andere watermeter geplaatst, namelijk Q3-4. Volgens het bedrijf is dat mondeling tussen verbruiker/aangeslotene en het bedrijf afgesproken omdat de capaciteit van de geplaatste meter nodig was in verband met twee brandhaspels.

De commissie stelt vast dat het bedrijf in zijn verweer een notitie vermeldt dat in een telefoongesprek tussen partijen in verband met een afspraak voor de vervanging van de watermeter is vastgelegd dat de verbruiker/aangeslotene een watermeter van 4 m³ wenst (dat is een Q3-4). Hoewel ook vermeld is dat er twee brandhaspels zijn, wordt geen van de oorspronkelijke wens afwijkende afspraak om te verkleinen naar een Q3-2,5 vermeld. Dan blijft over dat in het contact met de monteur die de verwisseling uitvoert, de gestelde nadere afspraak kan zijn gemaakt. Ter zitting is die mogelijkheid onderzocht.

Ter zitting is de verbruiker/aangeslotene gevraagd een toelichting te geven op de gang van zaken bij de vervanging van de watermeter. Hij vertelde dat de monteur geen opdrachtbon had, niets gezegd heeft over een benodigde zwaardere capaciteit, het pand niet bezocht heeft om vast te stellen hoeveel haspels er hingen en dat de verbruiker/aangeslotene niets hoefde te tekenen. Eerst bij de eerste jaarnota zag hij een tarief voor vastrecht dat hij niet herkende. Wel wees hij erop dat twee medewerkers van het bedrijf op
19 november 2022 een schouw hadden uitgevoerd.

Het bedrijf betoogde dat zijn monteur de plaatsing van een zwaardere meter dan besteld niet zelf verzonnen kan hebben, maar dat gebaseerd moet hebben op een mededeling van de verbruiker/aangeslotene.

De commissie overweegt dat de discussie tussen partijen gaat over hetgeen mondeling bij de vervanging van de meter afgesproken is. De commissie kan niet vaststellen hoeveel brandhaspels in nummer 1 hangen, zodat zulks geen aanwijzing kan opleveren over de benodigde capaciteit van de watermeter. Wat daar echter ook van zij, het bedrijf heeft omtrent de mondelinge afspraak niets aangetoond; in zijn systeem staat een bericht over de feitelijke uitvoering van de vervanging, maar daar staat niets in over de gestelde nadere afspraak. De commissie komt dan ook tot het oordeel dat het bedrijf niet de door het bedrijf
bevestigde opdracht heeft uitgevoerd. Het bedrijf dient dan ook alsnog tot vervanging van de huidige meter Q3-4 naar een Q3-2,5 over te gaan. Omdat, naar het bedrijf onweersproken mededeelde, de kosten van vervanging door een Q3-4 en een Q3-2,5 dezelfde zijn, ziet het geschil verder op restitutie van het teveel betaalde vastrecht sinds 4 april 2023.

De commissie merkt nog op dat de verbruiker/aangeslotene in zijn klachtbrief vermeld heeft dat het geoffreerde bedrag (€ 532,– exclusief BTW) afwijkt van het gefactureerde bedrag (€ 1.000,– exclusief BTW). Het bedrijf heeft toegelicht dat dat verschil veroorzaakt is door de prijswijziging in het jaar van uitvoering en dat dat jaar bepalend is, naar vermeld is in de bevestiging van 20 oktober 2022. De verbruiker/aangeslotene is daarop ter zitting niet meer teruggekomen, zodat de commissie ervan uitgaat dat die verklaring door de verbruiker/aangeslotene afdoende bevonden is.

Voor de volledigheid overweegt de commissie dat de verbruiker/aangeslotene verantwoordelijk blijft voor de brandveiligheid van zijn bedrijfshal.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. In die situatie dient het bedrijf aan de verbruiker/aangeslotene het klachtengeld te vergoeden.

Omdat het in depot gestorte bedrag ziet op de kosten van meterverwisseling en enkele onbetaalde termijnen, dient dat bedrag aan het bedrijf uitgekeerd te worden. Immers de verbruiker/aangeslotene dient de kosten van meterverwisseling naar Q3-2,5 te betalen (en niet de verwisseling naar Q3-4) ervan uitgaande dat het bedrijf alsnog de Q3-2,5 plaatst, evenals de onbetaalde termijnen. Op dat bedrag zou in mindering strekken het te veel betaalde vastrecht sinds 4 april 2023. De commissie kan dat echter niet berekenen, maar zij vertrouwt erop dat het bedrijf het daarop betrekking hebbend bedrag zal vaststellen en restitueren aan de verbruiker/aangeslotene. Mocht het bedrijf dat niet doen, dan is de verbruiker/aangeslotene gerechtigd de discussie te heropenen door een nieuwe klacht in te dienen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het bedrijf dient alsnog de bij de verbruiker/aangeslotene geplaatste watermeter te vervangen door een Q3-2,5. Het dient voorts het verschil in vastrecht tussen een Q3-4 en een Q3-2,5 sinds 4 april 2023 aan de verbruiker/aangeslotene te restitueren.

Bovendien dient het bedrijf overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 181,50 aan de verbruiker/aangeslotene te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het gehele depotbedrag ad € 1.522,90 dient aan het bedrijf uitgekeerd te worden.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is het bedrijf aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Deze behandelingskosten worden geheel betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water zakelijk, bestaande uit de heer mr. R.J. Paris, voorzitter, de heer mr. E.F. Verduin, de heer mr. C.J.J. Havermans, leden, op 27 mei 2025.

Print/PDF