Beëindiging plaatsingsovereenkomst door gedrag ouder

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: plaatsingsovereenkomst    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 461584/541377

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de ondernemer gerechtigd was de plaatsingsovereenkomsten voor de opvang van de twee kinderen van de consument eenzijdig te beëindigen per 1 september 2024.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit erop neer dat de ondernemer niet gerechtigd was om de plaatsingsovereenkomsten eenzijdig te beëindigen. Zij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.

Geen onwerkbare of onveilige situatie
De consument heeft geen onwerkbare of onveilige situatie gecreëerd op de Buitenschoolse Opvang van de ondernemer (hierna: de BSO). Ter onderbouwing verwijst de consument naar verklaringen van andere ouders, medewerkers van de BSO en de KC directeur van de basisschool van de kinderen. De consument heeft (slechts), gezamenlijk met andere ouders van kinderen die worden opgevangen op de BSO, bij meerdere instanties en tijdens de ouderavond haar zorgen geuit over de overplaatsing van een pedagogisch medewerker. Bij deze ouderavond heeft de consument kritische vragen gesteld over hoe het bestuur van de BSO omgaat met personeel en waarom de ondernemer herhaaldelijk negatief in het nieuws is gekomen. Van een onveilige situatie of bedreiging door de consument is dan ook geen sprake.

Geen vertrouwensbreuk of opruiing door de consument
Daarnaast is er geen sprake van een vertrouwensbreuk. De consument brengt haar kinderen al zes jaar naar de BSO en is zeer tevreden over de medewerkers van de BSO en de opvang die zij bieden.
Ook is er geen sprake van opruien door de consument. De consument en de andere ouders van de BSO zijn immers eensgezind over het beleid van de directeur van de BSO. De consument houdt de andere ouders enkel op de hoogte en de ouders hebben vrijwillig hun hulp aangeboden in de onderhavige situatie.

Geen akkoord op gesprekverslag
Verder is de consument nooit akkoord gegaan met de afspraken zoals opgenomen in het gesprekverslag van 26 juni 2024. Desondanks heeft de consument zich gedurende de twee weken na het gesprek terughoudend opgesteld. Dit was echter geen werkbare situatie voor de consument, nu dit onrechtmatig voelde en de consument (wegens het contactverbod) in de regen op het schoolplein moest wachten.
Op 9 juli 2024 heeft de consument daarom aangekondigd dat zij haar kinderen weer op de normale manier komt brengen en halen van de BSO en dat zij graag in september het gesprek aangaat met de ondernemer. Er is daarna een aaneenschakeling van ultimatums, escalaties, intimidaties, dreigementen en verdraaiingen van de werkelijkheid door de ondernemer per e-mail aan de consument gestuurd en de plaatsingsovereenkomsten zijn wederom opgezegd door de ondernemer.

De medewerkers van de BSO hebben aangegeven dat zij voornoemde gang van zaken onbegrijpelijk vinden en dat zij in alle opzichten achter de consument staan, maar dat zij dit niet durven uit te spreken naar de leidinggevende omdat zij bang zijn om overgeplaatst te worden of misschien hun baan kwijt te raken. De consument heeft ook meerdere malen voorgesteld om met behulp van een mediator tot een oplossing te komen. De ondernemer heeft hier echter niks mee gedaan.

Conclusie
De consument verzoekt de commissie daarom om te bepalen dat de ondernemer niet gerechtigd was om de plaatsingsovereenkomsten voor de opvang van de kinderen van de consument op te zeggen. Daarnaast wenst de consument dat de ondernemer haar stellingen en voorgenomen acties terugneemt en dat de directeur van de BSO haar excuses aanbiedt aan de consument.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit erop neer dat de ondernemer de plaatsingsovereenkomsten rechtsgeldig heeft beëindigd. Op grond van artikel 10 en 11 van de algemene voorwaarden van de Brancheorganisatie Kinderopvang mocht de ondernemer de plaatsingsovereenkomsten immers beëindigen wegens:
1) de door consument gecreëerde (emotioneel) onveilige situatie voor de medewerkers van de ondernemer en de kinderen op de BSO;
2) de ontstane vertrouwensbreuk tussen de consument en de ondernemer.

Zij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.

Onveilige situatie
De consument heeft voor een onveilige situatie gezorgd binnen de BSO. De houding, het gedrag en de uitlatingen van de consument tijdens de ouderavond van 18 juni 2024 hebben de aanwezige medewerkers van de BSO een onveilig gevoel gegeven. De aanwezige medewerkers hebben de indruk gekregen dat de consument erop uit was om de ondernemer zwart te maken en hebben gezien hoe de leidinggevende van de betreffende BSO werd uitgemaakt voor leugenaar. Bij de RvC, de COC en de GGD heeft de consument daarnaast de indruk gewekt dat er sprake is van misstanden en een onveilige situatie bij de ondernemer. Ook heeft de consument geprobeerd om ouders en medewerkers van de BSO tegen de ondernemer op te zetten, hetgeen zorgt voor een gespannen sfeer op de BSO. De vader van de consument heeft zelfs twee medewerkers in de avond op hun privénummer gebeld en gevraagd om te bevestigen dat de consument hen geen onveilig gevoel geeft. De pedagogisch medewerkers kregen door voornoemd handelen van de consument het idee dat zij op hun tellen moesten passen met de consument in de buurt.

Vertrouwensbreuk
Ook is er sprake van een vertrouwensbreuk tussen de consument en de ondernemer. De consument heeft laten blijken dat zij geen vertrouwen heeft in de voormalig en huidige leidinggevende van de BSO.
De consument stelt de ondernemer immers bij externe instanties en andere ouders in een kwaad daglicht. Daarnaast kan de ondernemer er niet van op aan dat er met de consument afspraken gemaakt kunnen worden en dat zij haar afspraken nakomt. De situatie was om die redenen dan ook onhoudbaar.

Conclusie
De ondernemer verzoekt de commissie om de klacht van de consument ongegrond te verklaren en het verzoek van de consument af te wijzen.

De feiten

De ondernemer verzorgt binnen haar BSO op de locatie Beukenlaan de opvang van de twee kinderen van de consument.

In maart 2024 heeft de ondernemer aan de consument laten weten dat één van de pedagogisch medewerkers wordt overgeplaatst naar een andere locatie van de ondernemer. De consument is het hier niet mee eens. Tijdens de ouderavond van 18 juni 2024 heeft de consument dit in expliciete bewoordingen kenbaar gemaakt. De consument heeft over het overplaatsen van de pedagogisch medewerker haar zorgen geuit bij meerdere instanties, waaronder (in ieder geval) de Centrale Oudercommissie en de Raad van Commissarissen van de ondernemer.

Bij brief van 19 juni 2024 heeft de ondernemer de plaatsingsovereenkomsten voor de opvang van de twee kinderen van de consument per 22 juli 2024 beëindigd en de opvang van de kinderen tot die tijd geschorst. De ondernemer heeft als reden voor de schorsing en de beëindiging van de plaatsingsovereenkomsten gegeven dat – kort gezegd – de consument een onwerkbare en onveilige situatie heeft gecreëerd op de BSO en dat er een vertrouwensbreuk is.

Op 24 juni 2024 heeft de consument een klacht ingediend bij de commissie over de schorsing en de eenzijdige beëindiging van de plaatsingsovereenkomsten door de ondernemer.

Op 26 juni 2024 zijn partijen in gesprek gegaan om tot een oplossing te komen. In het door de ondernemer opgestelde gesprekverslag is, voor zover relevant, het volgende vermeld:

“We spreken af om de opvang van de kinderen van [de consument] voort te kunnen zetten, onder de volgende voorwaarden:
• We stellen een gezamenlijk schrijven op waarin we uitspreken dat we in vertrouwen naar elkaar de opvang kunnen voortzetten. [De consument] deelt dit schrijven met de partijen waar zij haar zorgen heeft geuit. [De ondernemer] maakt een voorstel dat vanmiddag naar [de consument] wordt gemaild. We bespreken dit donderdag 27 juni 9:30 uur nader met elkaar.
• We zetten de opvang (…) voort. [naam] zal dit wel met de medewerkers van [de ondernemer] maar ook met de locatiedirecteur moeten bespreken. Aangezien [naam] hier ook komende week de tijd voor nodig heeft, heffen we de schorsing (…) al wel vast op. Om de kou uit de lucht te halen, blijft [de consument] de komende maanden fysiek op afstand en komt niet op de opvanglocatie. Zij kan de kinderen ophalen op het plein. Communicatie verloopt via de ouderapp KidsConnect. [De consument] komt voorlopig niet op ouderavonden ed. In september zal dit worden geëvalueerd tussen [de consument] en [naam], met als insteek de opvang daarna te normaliseren. Vanzelfsprekend op voorwaarde dat de basis daarvoor aanwezig is.”

Op dezelfde dag heeft de vader van de consument twee medewerkers van de BSO in de avond op hun privénummers opgebeld met de vraag of zij konden bevestigen dat de consument hen geen onveilig gevoel geeft. Ter zitting heeft de consument desgevraagd bevestigd dat zij haar vader deze telefoonnummers had verstrekt.

Bij brief van 9 juli 2024 geeft de consument aan dat partijen niet tot een gezamenlijke verklaring zijn gekomen en dat zij het opgelegde contact- en locatieverbod per direct naast zich neerlegt.

Bij e-mail van 15 juli 2024 verzoekt de ondernemer de consument om zich aan de gemaakte afspraken van 26 juni 2024 te houden en haar zienswijze mondeling of schriftelijk toe te lichten.

Bij e-mail van 18 juli 2024 geeft de consument aan dat zij in september 2024 met de ondernemer in gesprek wil en dat zij tot die tijd niet verder in zal gaan op de inhoud van de e-mails van de ondernemer.

Bij e-mail van 19 juli 2024 geeft de ondernemer de consument de gelegenheid om voor 23 juli 2024 haar zienswijze kenbaar te maken.

Bij e-mail van 24 juli 2024 heeft de ondernemer de plaatsingsovereenkomsten voor de opvang van de twee kinderen per 1 september 2024 beëindigd.

Beoordeling van het geschil

In geschil tussen partijen is of de ondernemer gerechtigd was om de plaatsingsovereenkomsten voor de opvang van de kinderen van de consument eenzijdig te beëindigen op 24 juli 2024.

Juridisch kader
De commissie stelt vast dat in de toepasselijke Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017 (hierna: de algemene voorwaarden), voor zover relevant, het volgende is bepaald over het beëindigen van een plaatsingsovereenkomst:

“Artikel 10 – Einde van de overeenkomst
3. De Ondernemer is slechts bevoegd de Overeenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden. (…)
4. Opzegging vindt plaats door middel van een aan de andere Partij gerichte gemotiveerde Schriftelijke verklaring en
a. (…)
b. met inachtneming van een redelijke termijn, welke minimaal één maand bedraagt, in geval van opzegging door de Ondernemer;”
c.
De vraag die ter beoordeling ligt is of de ondernemer aan de vereisten uit voornoemd artikel heeft voldaan.
De commissie beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.

Zwaarwegende reden
Uit artikel 10 lid 3 van de algemene voorwaarden volgt dat de ondernemer de plaatsingsovereenkomsten slechts op grond van een zwaarwegende reden kan opzeggen. De commissie is van oordeel dat de ondernemer aan deze vereiste voldoet, nu de ondernemer gemotiveerd heeft gesteld dat er sprake is van een vertrouwensbreuk tussen de ondernemer en de consument, die aan het gedrag van de consument te wijten is. De commissie overweegt in dit kader als volgt.

Het conflict tussen de ondernemer en de consument is aanvankelijk ontstaan over een personeelskwestie, namelijk de overplaatsing van een pedagogisch medewerker. De commissie stelt aan de hand van de overgelegde producties en toelichting van partijen vast dat deze kwestie is geëscaleerd doordat de consument zich (ten onrechte) op het standpunt stelde dat zij inspraak had over deze interne kwestie, dan wel recht had op een verklaring voor de overplaatsing. De consument heeft daarnaast, de GGD, de centrale oudercommissie, de Raad van Commissarissen van de ondernemer en andere ouders betrokken bij de kwestie en op de ouderavond het voortouw genomen om de kwestie wederom aan de kaak te stellen. Nadat de ondernemer voornoemd handelen van de consument heeft opgevat als een vertrouwensbreuk en kenbaar maakte de plaatsingsovereenkomsten te beëindigen zijn partijen op 26 juni 2024 alsnog in gesprek gegaan om tot een oplossing te komen. Op dat moment moet de reële mogelijkheid van beëindiging van de plaatsingsovereenkomsten voor de consument al duidelijk zijn geweest. De consument had immers in een arbeidskwestie waarin voor haar geen enkele rol was weggelegd, de barricaden betrokken door zowel intern (ouders, centrale oudercommissie, RvC) als extern (GGD) alles in het werk te stellen om haar standpunten en de wijze waarop zij die naar voren bracht te steunen.
In de gehele constellatie van gebeurtenissen is de wrevel die over de opstelling van de consument bij de ondernemer was ontstaan begrijpelijk en voorzienbaar. Diezelfde avond, dus na het gesprek dat op een oplossing was gericht, heeft de vader van de consument twee medewerkers van de BSO op hun privételefoonnummers benaderd, nadat de consument hem die telefoonnummers had verstrekt. Niet alleen was het contact met de twee medewerkers buiten werktijd duidelijk tegen de wens in van de ondernemer, gelet op de afspraken zoals opgenomen in het gesprekverslag van 26 juni 2024, de consument heeft hiermee naar het oordeel van de commissie ook een definitieve grens overschreden. Dat de consument niet zelf heeft gebeld maakt dit niet anders, nu de consument haar vader de telefoonnummers heeft gegeven. Daarbij komt dat de consument kort na het verzoeningsgesprek tegen de wens van de ondernemer in eigenstandig heeft besloten haar kinderen weer binnen bij de BSO op te halen, terwijl de ondernemer haar de toegang had ontzegd. In plaats van de situatie te de-escaleren is de consument na het (verzoenings)gesprek van 26 juni 2024 uitsluitend gericht geweest op verdere escalatie, zo moge ook blijken uit haar weigering om te reageren, hetgeen zij pas in september wilde doen. Gelet op deze gehele gang van zaken is de commissie van oordeel dat er, in elk geval sinds 26 juni 2024, sprake is van een vertrouwensbreuk die aan het gedrag van de consument te wijten is. Dit levert een zwaarwegende reden op in de zin van artikel 10 lid 3 van de algemene voorwaarden.

Gemotiveerde schriftelijke verklaring met inachtneming van een redelijke termijn
Uit artikel 10 lid 4 van de algemene voorwaarden volgt dat de ondernemer de plaatsingsovereenkomsten kan opzeggen door middel van een aan de consument gerichte gemotiveerde schriftelijke verklaring met inachtneming van een redelijke termijn. De commissie is van oordeel dat de e-mail van 24 juli 2024 van de ondernemer aan de consument aan deze eisen voldoet. In de e-mail beëindigt de ondernemer de plaatsingsovereenkomsten voorts met in achtneming van een termijn van meer dan één maand
(per 1 september). Dit is een redelijke termijn.

Conclusie
Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de ondernemer de plaatsingsovereenkomsten op 24 juli 2024 rechtsgeldig per 1 september 2024 heeft beëindigd. De klacht van de consument zal dan ook ongegrond worden verklaard en het verzoek van de consument wordt afgewezen.

Klachtengeld
Nu de klacht van de consument ongegrond wordt verklaard, dient het klachtengeld overeenkomstig het reglement van de commissie voor rekening van de consument te komen. De consument heeft het klachtengeld reeds aan de commissie voldaan, zodat daarover niet meer behoeft te worden beslist.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:
– verklaart de klacht van de consument ongegrond,
– wijst het verzoek van de consument af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer mr. E.A.J. Vergouwen, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van
mevrouw mr. P.G.L. Koolen, secretaris, op 26 augustus 2024.