Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Beëindiging / opzegging
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
94611
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een door de consument bij de ondernemer gevolgde opleiding (eerste jaar) Spaans waarmee de consument in september 2014 is gestart.
De consument heeft haar klacht (voor de eerste keer) op 7 oktober 2014 voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik ben bij de ondernemer toegelaten op basis van een MBO vooropleiding die ik acht jaar geleden heb afgerond. Mijn verzoek om een toelatingstoets is ondanks mijn aandringen door de ondernemer geweigerd. Mijn niveau zou voldoende zijn, aldus de ondernemer. Die informatie blijkt echter incorrect. Ik kon niet meekomen en de cursus sloot niet aan bij mijn vooropleiding. Ik heb vrijwel direct om hulp bij de docent gevraagd, maar dat verzoek is afgewezen omdat het een maandelijkse opleiding betreft en de docent ook maar voor één keer per maand betaald krijgt. Ondanks het volgen van extra bijlessen buiten de school om kon ik niet meekomen. De eerste tentamens waren erg moeilijk en niet conform de vermelding in de studiegids. Toen ik melding maakte van mijn klacht bij de directrice werd ik direct uitgeschreven. De ondernemer heeft mij geen oplossing aangeboden, maar definitief uitgeschreven. De relatie is ook dermate verstoord dat ik de lessen niet meer kan volgen. De ondernemer heeft mij niet de kans geboden om een goede afweging en keuze te maken voor aanvang van de studie. Ik heb een collegegeld moeten betalen van € 2.950,–.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik wenste vooraf een toelatingstentamen te doen zodat ik een goede keuze zou kunnen maken voorafgaand aan de studie. Die mogelijkheid is mij niet geboden en geweigerd. Het niveau was hoger dan vooraf was gecommuniceerd. In de studiegids en ook mondeling voorafgaand aan de studie werd melding gemaakt van niveau A2, maar volgens mij was het niveau hoger. Ik heb van de ondernemer niets meer teruggekregen en ook geen voorstellen meer gehad. Ik vind dat de ondernemer mij niet eerlijk en open heeft geïnformeerd. Als de ondernemer mij destijds had aangeboden om nog kosteloos het eerste jaar over te doen had ik dat toen gelijk gedaan. Daar is het nu te laat voor.
De consument verlangt terugbetaling van het door haar betaalde collegegeld van € 2.950,–.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Uit de omschrijving van de klacht blijkt dat de consument ontevreden is over het feit dat de ondernemer haar inschrijving per 1 september 2015 geannuleerd heeft. De consument stelt echter zelf in haar aansprakelijkheidsbrief van 4 februari 2015 dat zij zich direct officieel zal uitschrijven als zij van ons schriftelijk vernomen heeft dat wij akkoord gaan met haar claim. Die claim is door de ondernemer niet ingewilligd. Wij blijven bij het standpunt dat het onwenselijk is om het niveau van een geaccrediteerde vierjarige bacheloropleiding aan te passen aan het niveau van de laagst gekwalificeerde student. Het is bij wet geregeld dat studenten in het bezit van een MBO 4, HAVO of VWO diploma toegang hebben tot het eerste jaar van een relevante HBO-opleiding. In al die gevallen is een plaatsingstoets niet aan de orde, studenten in het bezit van voornoemde diploma’s kan de toegang tot de opleiding niet geweigerd worden. Elke student draagt een eigen verantwoordelijkheid voor het maken van de juiste afwegingen, te weten of een pittige studie te combineren is met een fulltime baan en/of andere verplichtingen. Het is niet aan ons om daar uitspraken over te doen, het verschilt immers per student. Het commentaar van de docent verbaast de ondernemer ten zeerste. De docent geeft al vele jaren les en is op de hoogte van de situatie. Dat sprake zou zijn van bezuinigingen bij de ondernemer waardoor er niet meer betaald zou worden voor bepaalde werkzaamheden is onjuist. De docent weet als geen ander dat de ondernemer er alles aan gedaan heeft om de weekopleiding Spaans in de lucht te houden, maar dat studenten geen interesse voor de weekvariant meer hadden en er massaal voor de maandopleiding gekozen werd. De docent is op die zaken ook aangesproken.
De ondernemer betreurt het dat de consument de moed al vrij snel heeft opgegeven en niet eerst de resultaten van de door haar gemaakte tentamens in januari 2015 heeft afgewacht.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Anders dan de ondernemer stelt is de commissie van oordeel dat de ondernemer wel een verwijt kan worden gemaakt ter zake de gang van zaken. Allereerst heeft te gelden dat de consument erop aangedrongen heeft om voorafgaand aan de studie een toelatings-/plaatsingstoets af te leggen teneinde te bezien of haar vooropleiding en kennis zou kunnen aansluiten bij de studie. De consument is zelfs bereid geweest om daarvoor afzonderlijk te betalen. In zo een situatie acht de commissie het niet goed te begrijpen dat de ondernemer de consument die mogelijkheid niet heeft geboden. Daarmee had de consument voor zichzelf een betere afweging kunnen maken, de omstandigheid dat klaarblijkelijk bij wet is geregeld dat de consument met haar vooropleiding zonder meer zou moeten worden toegelaten doet daar niet aan af. Verder is de commissie van oordeel dat de ondernemer de consument wel heel snel heeft uitgeschreven na haar eerste (aansprakelijkheidsstellings)brief zonder haar verder nog een aanbod te doen en/of in onderhandeling te treden. Dat had wellicht op dat moment nog soelaas kunnen bieden. Ook de opmerkingen die de docent klaarblijkelijk aan de consument heeft gedaan bleken achteraf ook niet juist, ondanks het feit dat de ondernemer die docent daar later klaarblijkelijk op heeft aangesproken. Dat de studie voor de consument te pittig/zwaar was en zij het daardoor niet meer zag zitten komt in principe voor haar eigen rekening en risico. De consument heeft in de optiek van de commissie wel erg snel de handdoek in de ring gegooid door ook eenzijdig met de opleiding te stoppen, terwijl er wellicht nog gelegenheid bestond om in overleg met de ondernemer tot een andere oplossing te komen en de opleiding te vervolgen. Aldus is de commissie van oordeel dat beide partijen een verwijt valt te maken omtrent de gang van zaken. In het licht van de omstandigheden van het geval zal de commissie, die conform haar reglement beslist naar redelijkheid en billijkheid, oordelen dat beide partijen schuld treft en op basis daarvan dat beide partijen voor hetzelfde deel draagplichtig zijn ter zake de door de consument gevorderde schadevergoeding dan wel terugbetaling. De commissie zal bepalen dat de consument de keuze heeft om ofwel voor het reeds door haar betaalde collegegeld het eerste jaar opnieuw bij de ondernemer te doen dan wel aanspraak kan maken op terugbetaling van een bedrag van € 1.475,– van de ondernemer.
Op grond van het voorgaande acht de commissie de klacht van de consument (deels) gegrond zodat de ondernemer gehouden is om de helft van het door de consument betaalde klachtengeld van € 102,50 te vergoeden, derhalve € 51,25.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De consument heeft de keuze om ofwel het eerste jaar kosteloos opnieuw bij de ondernemer te volgen dan wel aanspraak te maken op een terugbetaling van de ondernemer van € 1.475,–.
De consument dient binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies de keuze aan de ondernemer kenbaar te maken.
Indien de consument kiest voor een terugbetaling dan dient de ondernemer binnen één maand nadat de consument die keuze kenbaar heeft gemaakt aan de ondernemer tot terugbetaling van het bedrag van € 1.475,– aan de consument over te gaan.
Indien de betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de verzenddatum van dit bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomst het reglement van de commissie een bedrag van € 51,25 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 325,– verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, op 13 juli 2015.