Bemiddelingsvergoeding dient in redelijke verhouding te staan tot de werkzaamheden die de ondernemer zegt uit te voeren ingeval van wisseling van eigenaar/huurder

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Bemiddelingsvergoeding kampeermiddelen    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REC09-0013

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de door de ondernemer ter zake van de verkoop van het kampeermiddel van de consument gevorderde overdrachtkosten.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument huurt een standplaats bij de ondernemer. In het voorjaar van 2008 wilde zij haar caravan op de standplaats te verkopen. Zij kon diverse malen haar caravan verkopen. De ondernemer was echter alleen bereid een huurovereenkomst met de potentiële koper aan te gaan indien door de consument een bedrag van € 1.800,– zou worden betaald. De consument was het niet eens met dit bedrag. Tengevolge hiervan ging de verkoop niet door.   In augustus 2008 wendde de consument zich tot een raadsman. Deze verzocht de ondernemer op 21 augustus 2008 mee te delen waarop de vergoeding van € 1.800,– is gebaseerd. De ondernemer verwees naar het reglement, maar daarin wordt de vergoeding niet genoemd. Volgens de ondernemer gaat het om de kosten van administratieve afwikkeling welke met het wisselen van eigenaar/huurder gemoeid zijn en heeft de vergoeding ook een provisiekarakter in verband met de investeringen die de ondernemer in het terrein heeft gedaan. De raadsman van de consument deelde de ondernemer mee dat er geen grondslag is tot betaling van provisie en dat een zo hoog bedrag aan administratiekosten niet gerechtvaardigd is. Een andere camping vraagt hiervoor € 35,–.   Na een uitvoerige correspondentie bood de ondernemer per email van 16 januari 2009 aan genoegen te nemen met een bedrag van € 1.250,–. De ondernemer wees er op dat hij ondermeer een kosten- en tijdrovend antecedentenonderzoek instelt naar een potentiële koper. In januari 2009 heeft de consument zelf zonder bemiddeling van de ondernemer haar caravan verkocht. De ondernemer had geen bezwaar tegen de potentiële koper. Toen de consument en de koper zich echter op 17 januari 2009 meldden bij de ondernemer om de overdracht te regelen, vroeg de ondernemer of de consument een bedrag van € 1.250,– contant kon betalen. Toen dit niet het geval bleek te zijn, wilde de ondernemer geen huurovereenkomst met de potentiële koper aangaan.   De consument is van mening dat er geen rechtsgrond is voor het betalen van een bedrag van € 1.250,–. Een dergelijk bedrag is veel te hoog in relatie tot de kosten die de ondernemer in verband met de overdracht moet maken. Namens de consument verzocht de raadsman van de consument de ondernemer mee te werken aan de overdracht onder betaling van een redelijk bedrag aan administratiekosten. Aangezien de ondernemer hierop niet positief reageerde, heeft de consument een klacht bij de commissie ingediend.   De dag voor de zitting bood de ondernemer aan de administratiekosten te verlagen naar een bedrag van € 150,–. De consument gaat akkoord met dit bedrag. De consument verlangt dat de ondernemer een huurovereenkomst aangaat met een potentiële koper van haar caravan tegen betaling van administratiekosten ter hoogte van € 150,–. Teneinde te voorkomen dat de ondernemer weigert zijn medewerking hieraan te verlenen, verzoekt de consument de commissie te bepalen dat de ondernemer moet aangeven waaraan de potentiële koper moet voldoen en dat hij bij afwijzing schriftelijk en gemotiveerd moet aangeven waarom de potentiële koper in kwestie daaraan niet voldoet. De commissie zou die afwijzing moeten toetsen. Een alternatief zou zijn dat de ondernemer de caravan van de consument koopt voor een bedrag van € 4.500,– en zelf een geschikte koper zoekt.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer biedt vlak voor de zitting aan de administratiekosten te verlagen tot € 150,–.   De ondernemer betreurt dat door een aanzienlijke vertraging in de postverwerking op het secretariaat van de commissie, de behandeling van dit geschil ernstig is vertraagd. Bij een normale gang van zaken, zou er vóór het hoogseizoen van 2009 een bindend advies zijn gewezen. De ondernemer meent dat deze vertraging hem niet kan worden aangerekend.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Vaststaat dat de consument haar kampeermiddel op de standplaats wenst te verkopen en dat de ondernemer daarmee in beginsel instemt. De ondernemer stelde als voorwaarde voor het aangaan van een huurovereenkomst met de potentiële koper van de caravan van de consument, dat zij een bedrag van € 1.800,–, later verlaagd tot € 1.250,– aan de ondernemer zou betalen. Vaststaat dat er geen schriftelijke bemiddelingsovereenkomst tussen partijen is gesloten. De ondernemer motiveerde de vordering van deze bedragen als vergoeding voor de administratiekosten die hij moet maken bij wisseling van eigenaar/huurder. Hij wees ondermeer op het antecedentenonderzoek dat hij pleegt in te stellen naar een potentiële koper. Ook deelde hij mee dat de vergoeding een “provisie”-karakter heeft in verband met de aanzienlijke investeringen die hij in de loop der jaren in het park heeft gedaan waardoor de aantrekkelijkheid van het park wordt verhoogd. Dit heeft een positieve invloed op de verkoopprijs van een kampeermiddel.   Indien tengevolge van de aantrekkelijkheid van de camping de verkoopprijzen van kampeermiddelen de waarde van het kampeermiddel zelf aanzienlijk overstijgen, zou de ondernemer kunnen optreden tegen de te hoge prijzen, zoals niet ongebruikelijk is in de recreatiebranche. De commissie is echter van oordeel dat er geen rechtsgrond is voor het vorderen van provisie in verband met een mogelijke verhoging van de verkoopprijs als gevolg van de investeringen in het terrein. Het vorderen van een vergoeding voor verrichte werkzaamheden is wel gerechtvaardigd.   Artikel 9 lid 4 van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen bepaalt ten aanzien van bemiddeling bij verkoop van het kampeermiddel dat de bemiddelingsvergoeding in een redelijke verhouding dient te staan tot de geleverde prestatie. De commissie is van oordeel dat deze bepaling ruim moet worden geïnterpreteerd en van toepassing is op elke vergoeding voor diensten van de ondernemer die verband houden met de verkoop van het kampeermiddel. Dat betekent dat ook de vergoeding voor administratiekosten e.d. in een redelijke verhouding dient te staan tot de geleverde prestatie.   De commissie is van oordeel dat de door de ondernemer aanvankelijk gevorderde bedragen van respectievelijk € 1.800,– en € 1.250,– niet in een redelijke verhouding staan tot de werkzaamheden die de ondernemer zegt uit te voeren ingeval van wisseling van eigenaar/huurder. Het is derhalve onrechtmatig indien de ondernemer de betaling van dergelijke bedragen als voorwaarde stelt voor het aangaan van een huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats met de potentiële koper van het daarop geplaatste kampeermiddel.   Inmiddels heeft de ondernemer aangeboden zijn vergoeding te beperken tot een bedrag van € 150,–. De consument gaat hiermee akkoord. De ondernemer is daarom gehouden een overeenkomst aan te gaan met een op objectieve gronden acceptabele recreant die het kampeermiddel van de consument wil kopen. De consument zal de ondernemer in dat geval een bedrag van € 150,– betalen.   De commissie is van oordeel dat de consument aannemelijk heeft gemaakt dat zij in januari 2009 en vermoedelijk ook al in 2008 haar kampeermiddel op de standplaats had kunnen verkopen indien zij aan de ondernemer de door hem gevorderde vergoeding had betaald. Aangezien de door de ondernemer gevorderde vergoeding onrechtmatig is, kent de commissie de consument op grond van redelijkheid en billijkheid een vergoeding toe ter hoogte van 50% van het staangeld voor 2009, te weten een bedrag van (afgerond) € 1.200,–. De consument zal bovendien geen staangeld verschuldigd zijn voor het jaar 2010. De commissie gaat er daarbij van uit dat de consument in staat zal zijn haar caravan in 2010 te verkopen en zij in 2010 geen gebruik meer maakt van haar caravan om daarin te recreëren. Voor het verplichten van de ondernemer de caravan van de consument te kopen, bestaat geen rechtsgrond.   De klacht van de consument is derhalve gegrond.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 1.200,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   De ondernemer zal zijn medewerking verlenen aan de verkoop van het kampeermiddel van de consument op de standplaats. Hij zal met een objectief acceptabele potentiële koper een huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats aangaan en zal daarvoor een bedrag van € 150,– aan administratiekosten in rekening brengen. De consument zal alsdan dit bedrag betalen.   De consument is in 2010 geen staangeld verschuldigd mits zij haar kampeermiddel niet gebruikt om daarin te recreëren.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 90,–.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 16 september 2009.