
Commissie: Recreatie
Categorie: Algemene voorwaarden
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REC08-0133
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft permanente bewoning en beperking van de openstelling van de camping gedurende de wintermaanden. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Op 19 november 2003 kocht de consument een recreatiewoning op het park van de ondernemer. Alvorens het huisje te kopen en de standplaats te huren, heeft de consument uitgebreid zijn woon- en familiesituatie besproken met de ondernemer. De consument wilde het huisje gebruiken om zijn kinderen te ontvangen en om daar te verblijven in de periode dat hij college geeft aan de universiteit van [plaatsnaam]. Dit verblijf zou voor een groot deel in de winter zijn. De ondernemer verzekerde de consument dat hij gedurende het gehele jaar gebruik kon maken van zijn standplaats. Voorwaarde was dat het hoofdverblijf van de consument elders zou zijn en hij daar zou zijn ingeschreven bij de gemeente. Hieraan voldeed en voldoet de consument. Op grond van hetgeen de ondernemer toezegde heeft de consument de recreatiewoning gekocht en ingrijpend gerenoveerd. In totaal heeft de consument een bedrag van € 83.000,– in het huisje geïnvesteerd. Sindsdien verblijft de consument een groot deel van de winter op de camping. Op 21 juni 2008 ontving de consument een brief van de ondernemer waarin hem wordt meegedeeld dat is geconstateerd dat hij van begin november 2007 tot eind maart 2008 zijn zomerhuisje frequent buiten het seizoen in gebruik had, hoewel permanente bewoning niet is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Volgens de ondernemer is dit ook in strijd met de Recron voorwaarden die expliciet aangeven dat hij zijn standplaats huurt voor recreatieve doeleinden en dus niet voor permanente bewoning. De ondernemer verwijt hem strijd met de standplaatsovereenkomst, de Recron voorwaarden en het bestemmingsplan en overtreding van de wet op de Economische Delicten. De consument ontkent ten stelligste dat er sprake zou zijn van permanente bewoning. In het bestemmingsplan wordt recreatieve bewoning als volgt beschreven: “de bewoning die plaatsvindt in het kader van weekeind en/of verblijfsrecreatie, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben en derhalve bedoeld is voor niet-permanente bewoning”. De consument is ingeschreven in de gemeente [plaatsnaam] en woont het grootste deel van het jaar aldaar. Hij verblijft in hoofdzaak voor recreatieve doeleinden in zijn huisje, regelmatig samen met zijn kinderen. Zijn werk aan de Universiteit in [plaatsnaam] is beperkt tot het geven van 2,5 dag per week college gedurende (op dit moment) de maanden september en oktober. Naar aanleiding van de brief van 21 juni 2008 werd uitvoerige correspondentie gewisseld met de ondernemer. Toen bleek dat de ondernemer voornemens was verblijf voor al zijn recreanten in het winterseizoen nog slechts incidenteel toe te staan. De ondernemer beweert dat zijn camping altijd een seizoenbedrijf is geweest. De consument wijst er op dat zo lang hij een standplaats op de camping huurt verblijf gedurende het winterseizoen was toegestaan. Dit wordt bevestigd door diverse door de consument overgelegde verklaringen van recreanten die ook in de winter van de camping gebruik maken. Op 25 juni 2007 schrijft de ondernemer aan de consument: “Artikel 2 lid 1 sluit nog steeds permanente bewoning uit. Dit betekent dat ook al is het park ’s winters niet afgesloten, permanente bewoning niet is toegestaan”. De consument is dan ook van mening dat de ondernemer kennelijk een beleidswijziging ten aanzien van de openstelling van de camping in het winterseizoen beoogt. In voorgaande jaren was verblijf gedurende de wintermaanden toegestaan of op zijn minst gedoogd. Een dergelijke beleidswijziging dient te voldoen aan maatstaven van redelijkheid en billijkheid waarbij rekening wordt gehouden met de gerechtvaardige belangen van de consument. Het is duidelijk dat de consument zwaar wordt gedupeerd indien hij niet of slechts zeer incidenteel gebruik mag maken van zijn huisje in de wintermaanden. Hij kocht het huisje in verband met zijn persoonlijke omstandigheden juist met het oog op gebruik in de winter met medeweten en instemming van de ondernemer. De consument meent dan ook dat sluiting of vergaande beperking van het gebruik van de camping in de wintermaanden onaanvaardbaar is. De consument verlangt de mogelijkheid van gebruik van zijn huisje door het hele jaar heen gedurende de periode dat hij eigenaar is van dit huisje. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer heeft bij het “intakegesprek” in november 2003 uitdrukkelijk aangegeven dat de camping een seizoenbedrijf is. De consument had dit kunnen weten toen hij zijn vakantiewoning kocht. Alleen incidenteel verblijf in de periode november –maart wordt toegestaan. Voorwaarde is dat dit incidentele verblijf telkens wordt gemeld bij de ondernemer en beperkt blijft tot onvoorzien, onregelmatig verblijf in het kader van recreatie. Het seizoen wordt ieder jaar aangegeven in de zgn. januaribrief. In het “intakegesprek” is door de consument aangegeven dat hij zijn woonadres in [plaatsnaam] had. In verband met een echtscheiding wilde hij graag zijn kinderen in het weekend in zijn recreatiewoning ontvangen. Op de standplaatsovereenkomst staan de kinderen vermeld. De consument heeft niet aangegeven dat hij zijn recreatiewoning wilde gebruiken om in [plaatsnaam] te kunnen werken. In de daarop volgende winters is het gebruik van het zomerhuisje van incidenteel naar structureel verschoven. Dit blijkt uit het waterverbruik dat met een factor 2 toenam en het ontvangen van post in de winter. De consument kocht een zomerhuisje van meer dan 30 jaar oud. Hij heeft het huisje hoofdzakelijk aan de binnenzijde laten renoveren zonder met de ondernemer te overleggen. Het is voor zijn rekening dat hij een bedrag van € 80.000,– investeert in een houten zomerhuisje op huurgrond. De ondernemer heeft de consument op 21 juni 2008 een waarschuwing doen toekomen. Er is hem verzocht zijn gebruik buiten het seizoen te staken. De consument heeft zijn gebruik tijdens de winter van 2008/2009 voortgezet. Gezien het feit dat de consument een klacht heeft ingediend bij de commissie, heeft de ondernemer dit gedoogd hoewel hij de overeenkomst met de consument zou hebben kunnen opzeggen. De ondernemer benadrukt dat zijn beleid niet is gewijzigd. De camping is al jaren een seizoenbedrijf. Dat stond al vermeld in het kampreglement van 1966. Het seizoen begint op of rond 1 april en eindigt op of rond 1 november. Tevens is verblijf tijdens Kerst en Oud en Nieuw toegestaan. Sinds 1998 is het seizoen ieder jaar aangegeven in de zgn. januaribrief, zo ook op 2 januari 2008. In de huisregels van 2008 wordt dit ook vermeld. In feite handelt ook 85% van de gasten hiernaar. De ondernemer overlegt een verklaring van de bewonersvereniging van 1 december 2008 waarin wordt bevestigd dat de brief van juni 2008 een voortzetting is van bestaand beleid. Slechts een klein aantal recreanten gebruikt het zomerhuisje buiten het seizoen in strijd met de regels. Deze recreanten hebben evenals de consument de waarschuwingsbrief van 21 juni 2008 ontvangen. De ondernemer is nog steeds bereid zijn toezegging gestand te doen voor wat betreft de bezoekregeling voor de kinderen van de consument. De frequentie van de omgangsregeling is overigens in 2003 niet besproken. De ondernemer ontkent dat hij de consument onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven over de openingstijden van de camping. De consument heeft een standaardovereenkomst van de Recron afgesloten waarop de Recron voorwaarden voor vaste plaatsen van toepassing zijn. De ondernemer kan niet toestaan dat de consument het gehele jaar zonder beperkingen gebruik kan maken van zijn standplaats. Dat is niet overeengekomen en is in strijd met het huidige bestemmingsplan waarin wordt bepaald dat de zomerhuisjes bestemd zijn voor recreatief gebruik in de zomerperiode. Sinds 16 januari 2009 heeft de camping een andere eigenaar. Deze beraadt zich nog over zijn toekomstige beleid. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De brief van 21 juni 2008 bevat een waarschuwing dat de consument de staanplaatsovereenkomst, de Recron voorwaarden en het bestemmingsplan overtreedt. Er wordt de consument verweten dat hij zijn zomerhuisje permanent bewoont. De ondernemer geeft expliciet aan dat de consument ook buiten het seizoen zijn zomerhuisje zeer frequent gebruikt. De commissie meent dat los van de openstelling van de camping gedurende het gehele jaar of een deel van het jaar recreatief gebruik in beginsel in alle seizoenen kan plaatsvinden. Het feit dat de consument juist in de winter gebruik maakt van zijn huisje, wil dus niet zeggen dat er sprake is van permanente bewoning. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van permanente bewoning is niet alleen het feit dat een recreant elders is ingeschreven beslissend, maar is ook van belang of sprake is van gebruik voor recreatieve doeleinden. Vaststaat dat de consument is ingeschreven bij de gemeente [plaatsnaam] en dat hij daar vaker verblijft dan op de camping. De consument gebruikt ten dele zijn zomerhuisje op de camping van de ondernemer om van daaruit te kunnen werken in [plaatsnaam]. Aangezien dit slechts gaat om twee maanden per jaar gedurende twee en een halve dag per week, meent de commissie dat het recreatieve gebruik van het huisje duidelijk overheerst. Naar het oordeel van de commissie is dan ook geen sprake van permanente bewoning. De ondernemer heeft aangekondigd dat hij voortaan het gebruik van de huisjes op de camping tussen de periode van circa 1 november tot circa 1 april wil beperken tot incidenteel gebruik dat bij de ondernemer moet worden gemeld. De ondernemer heeft wel toegezegd dat hij het bezoek van de kinderen van de consument op basis van de omgangsregeling ook in de wintermaanden zal respecteren, zoals hij met de consument was overeengekomen bij het aangaan van de eerste overeenkomst in 2003. Over wat toen verder is overeengekomen verschillen de meningen. Bij gebreke van een schriftelijke vastlegging kan de consument niet aantonen dat is overeengekomen dat hij (blijvend) het gehele jaar zijn huisje mag gebruiken. De vraag is nu of de drastische beperking van het gebruik in de winter gezien moet worden als een beleidswijziging. De ondernemer geeft aan dat hij sinds vele jaren vermeldt wanneer het seizoen is in de zgn. januaribrieven. Noch in de staanplaatsovereenkomst, noch in de Huisregels wordt echter bepaald dat de camping buiten dit seizoen geheel of gedeeltelijk gesloten is. De ondernemer heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat het bestemmingsplan voor zijn terrein vereist dat de camping van 1 november tot 1 maart gesloten is. De commissie acht het aannemelijk dat de ondernemer sinds 2003 heeft gedoogd dat een aantal recreanten gedurende de wintermaanden zonder beperkingen op de camping verbleef voor zover geen sprake was van permanente bewoning. De vergaande beperking in het gebruik van de camping in de wintermaanden moet dan ook beoordeeld worden als een beleidswijziging. In beginsel heeft een ondernemer het recht de openingstijden van zijn camping te beperken met aanpassing van het staangeld. Ingrijpende wijzigingen dienen op grond van artikel 5 lid 2 zes maanden voor afloop van het contractjaar te worden aangekondigd. De commissie beschouwt de brief van 21 juni 2008 niet als een aankondiging van de nieuwe regeling omdat hierin niet wordt vermeld wat het nieuwe beleid inhoudt. Pas in de persoonlijke correspondentie tussen de consument en de ondernemer schrijft de ondernemer op 10 juli 2008 over de beperking van het gebruik in de wintermaanden. De beperking in de openstelling van de camping in de wintermaanden is dan ook niet tijdig voor het nieuwe contractjaar dat aanving op 1 januari 2008 aan de consument aangekondigd. De ondernemer kon dus niet eisen dat de consument in de winter van 2008/2009 slechts incidenteel van zijn huisje gebruik mag maken. Aangezien de ondernemer feitelijk het verblijf van de consument in zijn huisje in de afgelopen winter heeft gedoogd, is er geen reden de consument schadevergoeding toe te kennen. De commissie kan niet voldoen aan de wens van de consument de ondernemer te verplichten de camping in de winter onbeperkt open te stellen voor de consument zolang deze eigenaar is van zijn huisje. Een ondernemer komt beleidsvrijheid toe het gebruik van zijn camping in te richten zoals hij wenst. Inmiddels heeft de camping een nieuwe eigenaar die zich beraadt over de toekomst van de camping. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is. Beslissing De beperking van de openstelling van de camping gedurende de wintermaanden dient beschouwd te worden als een ingrijpende wijziging in de zin van artikel 5 lid 1 van de Recron voorwaarden voor vaste plaatsen. De wijziging is aan de consument niet tijdig aangekondigd en kon derhalve niet in de winter van 2008/2009 worden ingevoerd. De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– te vergoeden aan de consument. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 90,–. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 18 maart 2008.