Berekening warmteverdeling (35-65% verdeling) tussenadvies

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Energie    Categorie: Warmte    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ENE06-0492 TA

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de registratie van het warmteverbruik in een woning aan de [straatnaam] in [plaatsnaam].

De consument heeft in september 2006 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

In september 2005 kreeg ik een jaarafrekening volgens welke mijn warmteverbruik zeer sterk was gestegen, terwijl in feite in mijn privé-situatie niets was gewijzigd. Volgens mij ligt dat aan de vervanging van de warmtemeters. De ondernemer heeft, zonder overleg met de eigenaar van de woning, de warmtemeters vervangen door EKV’s (elektronische kostenverdelers). Volgens mij zijn die helemaal niet geschikt voor onze 45 jaar oude installatie. Ik heb begrepen dat de EKV’s een bepaalde telsnelheid hebben. Hoe dat precies geregeld is, is mij onduidelijk. Ook is mij niet duidelijk hoe elke meter is ingesteld op een individuele radiator, en of een ondercapaciteit van de radiator (alleen de bovenkant wordt warm, de onderkant niet) van invloed is. Ook de invloed van de ruimtetemperatuur is onduidelijk. Als de EKV’s een vaste telsnelheid hebben, moet er per radiator een omrekenfactor worden vastgesteld.

Verder hadden wij gehoord dat de prijs per eenheid omstreeks € 0,12 zou bedragen. Later blijkt dat, bij omrekening, € 0,32 te zijn. Ook dat illustreert dat er iets niet goed zit.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De EKV’s zitten op de radiatoren. Als bijvoorbeeld in de ene kamer een grote radiator zit die de ruimte snel opwarmt, dan behoeft die radiator maar gedurende korte tijd aan te staan en dan registreert de EKV dus slechts gedurende korte tijd dat de radiator in gebruik is. Als daarentegen in een andere, even grote kamer een kleine radiator zit, dient deze veel langer aan te staan om de ruimte op te warmen. De EKV registreert dan dus ook veel langer, en dus meer. Dat betekent dat de individuele meters aan de individuele radiatoren moeten worden aangepast. Overigens blijf ik van mening, dat deze meters niet geschikt zijn voor dit oude verwarmingssysteem. Met betrekking tot de omslag van de warmteverliezen ben ik van mening dat ik blijkbaar zou moeten betalen voor verbruik door andere bewoners.

De consument verlangt een meting in overeenstemming met het werkelijke verbruik.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Krachtens de algemene voorwaarden zijn wij gerechtigd om zonder instemming van de eigenaar van de installatie andere meters te plaatsen. De nieuwe EKV’s werken anders dan de oude VVM’s. De nieuwe EKV’s werken nauwkeuriger maar daardoor kan het wel voorkomen dat bij sommige bewoners meer verbruik en bij andere minder wordt geregistreerd. Het blijft overigens een kostenverdeelsysteem. Haskoning heeft daarbij na opname van het complex de warmteverliezen begroot op 35%. Dat wordt omgeslagen. Het restant wordt verdeeld naar rato van het aantal per woning geregistreerde eenheden. Er zijn geen aanwijzingen dat de meters niet goed zouden hebben gewerkt. Bij meters van dit type speelt eventueel opvallende zonnewarmte geen rol. Wat de prijs per teleenheid betreft: wij zijn niet verantwoordelijk voor derden die uitlatingen hieromtrent hebben gedaan.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Wij hebben de bewoners aangekondigd dat er een ander type meters zou worden geplaatst.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Wat de omslag betreft, in een flatgebouw waarin sprake is van blokverwarming, zal altijd in meer of mindere mate “verlies” van warmte optreden, doordat aan- en afvoerleidingen door gemeenschappelijke ruimten lopen of van en naar het flatgebouw en doordat aan- en afvoerleidingen door sommige appartementen lopen. Dat is onvermijdelijk. Ongeacht het type warmteverdeelmeters zullen die warmteverliezen altijd door de gezamenlijke bewoners van het flatgebouw moeten worden opgebracht, zoals dat ook het geval is bij de warmteverliezen die in een individuele woning optreden. Dat was in het flatgebouw van de consument de afgelopen 45 jaar ook het geval. In grote lijnen zijn dan twee verdeelmethoden denkbaar: men kan de warmteverliezen in de gemeenschappelijke ruimten omslaan naar rato van het verbruik en men kan de warmteverliezen in gelijke mate omslaan over alle bewoners. Dat laatste is zeer verdedigbaar, omdat ook de bewoners die niet of weinig stoken of vaak afwezig zijn, geacht moeten worden er profijt van te hebben dat er een CV-installatie in hun gebouw bestaat. Het getal van 35% is altijd enigszins arbitrair, doch overigens door de ondernemer voldoende onderbouwd. Overigens dient te worden opgemerkt dat de onderhavige berekeningsmethode eerder in het voordeel dan in het nadeel van de consument is, omdat – waar hij juist een van de bewoners is die vaker thuis zijn en dus meer stoken – bij een evenredige verdeling van die warmteverliezen daarin voor een groter deel zou hebben moeten bijdragen.

Wat de EKV’s betreft: de bezwaren van de consument lijken niet op voorhand van elke grond ontbloot. De kwestie van het inprogrammeren van de relevante gegevens per radiator is onderwerp geweest van een e-mailwisseling tussen partijen op 14 en 16 november 2005. Waar evenwel het hier gaat om een nieuwe en complexe materie, mag van de ondernemer verwacht worden dat deze, eventueel door inschakeling van [naam organisatie beheer meters], duidelijk maakt dat en hoe inderdaad per radiator de relevante parameters zijn ingesteld. De commissie stelt zich voor dat – zo die gegevens al niet bij de ondernemer en/of [naam organisatie beheer meters] geregistreerd zijn – deze in elk geval bij de bewuste meters moeten kunnen worden uitgelezen. De commissie acht het niet noodzakelijk dat te doen ten aanzien van c.q. bij alle meters, maar wel bij, bijvoorbeeld, vier in overleg met de consument te selecteren meters. Bij gelegenheid van het uit te voeren onderzoek ware tevens aandacht te besteden aan het door de consument gesignaleerde verschijnsel, dat twee even grote radiatoren in dezelfde ruimte een verschillende meting te zien gaven. De commissie realiseert zich dat de meting vooral een aangelegenheid is van [naam organisatie beheer meters]. Waar het evenwel gaat om een uitbestede dienst welke oorspronkelijk en naar zijn aard tot de taak van de ondernemer behoorde/behoort (nu immers het aan de leverancier van enig goed is om de omvang van zijn levering aan te tonen) en waar het voorts aannemelijk is dat de ondernemer méér mogelijkheden dan de consument heeft om [naam organisatie beheer meters] tot enige handeling te bewegen, ligt het op de weg van de ondernemer om het daarheen te leiden dat [naam organisatie beheer meters] het hiervoor bedoelde onderzoek ook gaat uitvoeren

Wat de verwisseling als zodanig betreft: de commissie aanvaardt dat de ondernemer in beginsel het recht heeft de meetmiddelen te vervangen. Indien deze echter kunnen leiden tot een zo grote aanpassing van de rekening als waarvan in casu sprake is (waarmee volstrekt niet gezegd is dat die nieuwe meting dan kennelijk “fout” zou zijn!), dan is het zaak dienaangaande uitgebreide voorlichting te geven opdat de consumenten geprepareerd zijn. Het heeft er vooralsnog de schijn van dat de voorlichting vrij summier is geweest.

De commissie verlangt voorts van de ondernemer dat zij zich erover uitlaat, ten eerste, of zij heeft voorzien dat er sprake zou kunnen zijn van zo grote verschillen als welke thans aan het licht zijn getreden, ten tweede of zij dienaangaande de consumenten heeft voorgelicht en gewaarschuwd, en ten derde, of – en zo neen, waarom niet – zij indien dergelijke grote verschillen werden voorzien als waarvan in casu sprake was, voorzien heeft in een overgangsregeling of hardheidsregeling om al te grote “schokken” op te vangen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie bepaalt dat de ondernemer een onderzoek als hierboven beschreven zal instellen of zal doen instellen, binnen 8 weken na verzending van dit advies. Daarna zal de zaak worden afgehandeld buiten aanwezigheid van partijen, tenzij een van partijen om een hernieuwde behandeling in hun aanwezigheid verzoekt.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 30 mei 2006.