
Commissie: Advocatuur
Categorie: Ontvankelijkheid
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
117127
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat, de hoogte van de declaraties van de advocaat en de schade die de cliënt stelt te hebben geleden ten gevolge van het handelen en/of nalaten van de advocaat.
De cliënt heeft een bedrag van € 534,64 niet aan de advocaat voldaan. Overeenkomstig het Reglement van de commissie heeft de cliënt dit bedrag bij de commissie in depot gestort.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Het standpunt van de cliënt luidt in hoofdzaak als volgt.
De cliënt heeft zich tot de advocaat gewend in verband met zijn op handen zijnde echtscheiding. De advocaat heeft de cliënt desgevraagd te kennen gegeven dat hij ervaring had met het bijstaan van ondernemers.
De cliënt heeft de opdrachtbevestiging van 12 december 2016 op het kantoor van de advocaat voor akkoord getekend. De advocaat heeft de cliënt om gegevens gevraagd en contact gehad met de accountant van de cliënt om pensioeninformatie op te vragen. Hij heeft niets met deze informatie gedaan. Achteraf is gebleken dat de advocaat geen jaarrekening kan lezen. De advocaat heeft geprobeerd de echtscheiding in onderling overleg te regelen, maar de cliënt heeft het convenant van tafel geveegd.
De advocaat heeft het verweerschrift op het verzoek tot echtscheiding onvoldoende onderbouwd en daarin niets opgenomen over het pensioen. Het verweerschrift was heel summier. In een telefonisch contact hierover heeft de advocaat de cliënt te kennen gegeven dat hij bij de zitting uitgebreid op het pensioen zou ingaan.
De zitting was in eerste instantie gepland op 31 juli 2017, maar is uitgesteld tot 4 september 2017. Hoewel de advocaat dus genoeg tijd had voor de voorbereiding, heeft hij weinig aan de zaak van de cliënt gedaan. Hij liet de cliënt opnieuw informatie verzamelen die de cliënt al eerder had aangeleverd. De advocaat heeft verder niets gedaan met het door de wederpartij op 24 augustus 2017 ingediende aanvullende verzoekschrift. De cliënt heeft hierover zijn zorgen geuit bij de advocaat.
Op 1 september 2017 heeft de advocaat uitstel gevraagd voor de zitting. Op de vraag van de cliënt waarom de advocaat dit niet eerder had gedaan, antwoordde de advocaat: “dat hij te druk was met andere werkzaamheden en geen tijd hiervoor had”. De advocaat heeft de cliënt te kennen gegeven dat hij erop kon vertrouwen dat de zitting zou worden uitgesteld. De rechtbank heeft het verzoek om uitstel echter afgewezen.
Tijdens de zitting bleek dat de advocaat onvoldoende voorbereid was, onvoldoende stukken had ingediend en de stellingen van de wederpartij niet kon weerleggen. De zitting is daardoor voor de cliënt helemaal verkeerd uitgepakt en de rechter heeft een voor de cliënt ongunstige beschikking gegeven.
De cliënt is van mening dat de advocaat onnodige werkzaamheden heeft verricht omdat de cliënt een en ander al op papier had voorgekauwd. De cliënt heeft de advocaat bijna € 10.000,– betaald voor werkzaamheden die geen resultaat hebben gehad. Volgens de cliënt heeft de advocaat het allemaal onderschat. De advocaat heeft de belangen van de cliënt onvoldoende behartigd. Door de nalatigheid en slordigheid van de advocaat moet de cliënt nu in hoger beroep middels een andere advocaat. Als de advocaat de zaak goed had aangepakt, was dit niet nodig geweest.
De cliënt verzoekt de commissie te bepalen dat de advocaat de helft van de betaalde declaraties aan hem dient te restitueren, althans in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen voor de door hem ten gevolge van het handelen en/of nalaten van de advocaat geleden schade.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Het standpunt van de advocaat luidt in hoofdzaak als volgt.
De advocaat is primair van mening dat door de wijze van inzending van de klacht door de cliënt aan hem geen helder geschil en/of klacht is voorgelegd “en dat vanwege de vage en onduidelijk geformuleerde klachten" aan de rechtsbeginselen van ‘equality of arms’ en een adequaat ‘hoor en wederhoor’ niet wordt voldaan. De klacht dient daarom buiten behandeling te worden gesteld. Ter zitting heeft de advocaat voorts een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid.
Subsidiair heeft de advocaat het volgende aangevoerd.
Voorafgaand aan de onderhavige procedure heeft de advocaat bij herhaling geprobeerd om tot
de-escalatie en een minnelijke regeling te komen, maar de cliënt heeft de voorstellen van de advocaat van tafel geveegd.
De tussen partijen gesloten overeenkomst omvat een verbintenis tot rechtsbijstandsverlening in de vorm van een inspanningsverplichting van de advocaat. De overeenkomst is voorafgaand aan de rechtsbijstand gesloten en is helder geformuleerd. In de overeenkomst zijn de (financiële) consequenties van de dienstverlening vastgelegd.
De advocaat heeft de cliënt declaraties gestuurd inclusief de bijbehorende urenspecificaties. De cliënt heeft hiertegen niet geprotesteerd en de declaraties – met uitzondering van de laatste declaratie – steeds voldaan. De cliënt heeft ook geen klacht geformuleerd over de gedeclareerde tijd noch over het toegepaste tarief, en evenmin over de kosten die in rekening zijn gebracht. De advocaat heeft de indruk dat de teleurstelling over de uitkomst van de procedure voor de cliënt de belangrijkste prikkel vormt om de rechtsbijstand achteraf te bekritiseren en aldus een financiële claim te rechtvaardigen.
De advocaat heeft de cliënt de benodigde informatie van feitelijke aard gevraagd. De advocaat betwist dat hij onnodig werk heeft verricht of de cliënt onnodig heeft belast.
De advocaat heeft voorts, op verzoek van de cliënt en om een standpunt en/of verweer te kunnen voeren naar aanleiding van de claim van de wederpartij met betrekking tot de oudedagsvoorziening, concrete en relevante vragen voorgelegd aan de accountant. Hij heeft de antwoorden teruggekoppeld aan de cliënt, voorzien van commentaar en voorzien van een verwijzing naar hetgeen de accountant onbeantwoord liet. Hierop heeft de cliënt niet meer gereageerd. De cliënt heeft de advocaat niet eerder het verwijt gemaakt dat hij geen jaarrekeningen zou kunnen lezen.
De wederpartij heeft de cliënt op 14 juni 2016, ruim zes maanden voordat de advocaat bij de zaak werd betrokken, een brief gestuurd. Dit was geen verzoekschrift maar veeleer een oproep en uitnodiging om tot overleg en afspraken te komen. Minnelijk overleg was precies wat de cliënt wilde en daarop zijn de inspanningen van de advocaat dan ook gericht geweest. De advocaat heeft teksten geschreven om tot een convenant te komen en op uitdrukkelijke wens van de cliënt de rechtsbijstand uitvoerig ingezet op onderhandelingen en niet op de procedure. De advocaat heeft wel tijdig verweer gevoerd, zij het bewust summier.
Vanwege een zitting in een andere zaak heeft de advocaat, ook in overleg met de wederpartij, een nieuwe datum gevraagd voor de op 31 juli 2017 geplande zitting. De zitting is vanzelfsprekend voorbereid. Echter, omdat de wederpartij in de week vóór de nieuwe zittingsdatum een nieuw verzoek heeft ingediend waarmee de cliënt het niet eens was, heeft de advocaat op 1 september 2017 uitstel gevraagd om adequaat verweer te kunnen voeren. In de week vóór de zitting werd door partijen nog druk overlegd om toch tot een vergelijk te komen. De advocaat kan dus niet worden verweten dat hij niet heeft gewerkt aan een oplossing van de zaak en daaraan geen aandacht heeft gegeven.
De advocaat heeft het aanvullende verzoek van de wederpartij d.d. 24 augustus 2017 direct naar de cliënt doorgestuurd en hem om een reactie gevraagd. Hij heeft de cliënt ook gevraagd om een aantal met name genoemde stukken om een zelfstandig verzoek te kunnen onderbouwen. De advocaat heeft dat verzoek ook gedaan, zoveel mogelijk gedocumenteerd. Dat de rechtbank het verzoek van de cliënt niet heeft ingewilligd, maakt het verzoek op zichzelf nog niet onjuist of ongegrond of ontijdig.
De advocaat betwist de stelling van de cliënt dat hij de zitting niet goed heeft voorbereid en bijna niets kon weerleggen. Dat de rechter voor de cliënt ongunstige beslissingen heeft genomen en dat dit het gevolg zou zijn van een gebrekkige voorbereiding, wordt niet toegelicht en volgt ook niet zonder meer uit de beslissing. De cliënt heeft niet aangetoond dat sprake is van causaal verband tussen een tekortkoming van de advocaat en de beslissing. De advocaat betwist dat de cliënt door zijn toedoen schade heeft geleden.
De advocaat is van mening dat de verwijten aan zijn adres vaag en onvoldoende gemotiveerd zijn. Voor zover zij als klacht zijn aan te merken, is deze klacht volgens de advocaat ongegrond. Het door de cliënt verzochte is onvoldoende onderbouwd en moet daarom worden afgewezen.
Beoordeling van het geschil
De commissie merkt vooraf op dat de cliënt ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij het verweer van de advocaat niet heeft ontvangen en dat hij daardoor geen kennis heeft kunnen nemen van dit verweer. Ter zitting is vastgesteld dat het secretariaat van de commissie de juiste (e-mail)gegevens heeft gehanteerd. De cliënt is tijdens een schorsing van de zitting in de gelegenheid gesteld het verweer van de advocaat te bestuderen.
Hoewel de cliënt dus het (digitale) verweer niet vooraf had gelezen, heeft hij desgevraagd ingestemd met voortgang van de inhoudelijke behandeling van het geschil ter zitting en de commissie in deze uitspraak zal doen.
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie dient allereerst het beroep van de advocaat op niet-ontvankelijkheid te toetsen, aan de hand van artikel 7 van haar Reglement. Dit artikel luidt – voor zover van belang – als volgt:
1. De Commissie verklaart op verzoek van de advocaat – mits gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk
a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de kantoorklachtenregeling bij de advocaat heeft ingediend binnen drie maanden na het moment waarop de cliënt kennis nam of redelijkerwijs had kunnen nemen van het handelen of nalaten dat tot de klacht aanleiding heeft gegeven;
(…)
Anders dan de advocaat ter zitting heeft gesteld, toetst de commissie niet ambtshalve of de cliënt al dan niet ontvankelijk is in de klacht. Ingevolge artikel 7 van het Reglement dient reeds bij eerste gelegenheid op de klacht uitdrukkelijk een beroep te worden gedaan op niet-ontvankelijkheid. Nu de advocaat na zijn schriftelijk verweer zich pas tijdens de mondelinge behandeling op niet-ontvankelijkheid heeft beroepen, wordt dit beroep reeds daarom verworpen.
De commissie ziet in het betoog van de advocaat onvoldoende aanleiding om de klacht buiten behandeling te stellen vanwege de beweerde schending van de rechtsbeginselen van ‘equality of arms’ en een ‘adequaat hoor en wederhoor’. Ieder der partijen heeft in deze alle gelegenheid gekregen schriftelijk dan wel mondeling naar voren te brengen hetgeen men goeddunkt.
Gelet op het voorgaande passeert de commissie het beroep van de advocaat op niet-ontvankelijkheid en verklaart zij de cliënt ontvankelijk in zijn klacht. De commissie zal het geschil derhalve inhoudelijk behandelen.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De meest verstrekkende klacht van de cliënt is dat de advocaat de zitting van 4 september 2017 onvoldoende (tijdig) heeft voorbereid. De cliënt verwijt de advocaat onder meer dat hij pas op
1 september 2017 uitstel heeft gevraagd voor deze zitting. De advocaat voert daartegenover aan dat zijn inspanningen op uitdrukkelijke wens van de cliënt met name gericht zijn geweest op minnelijk overleg en dat de rechtsbijstand van de advocaat werd ingezet op onderhandelingen en niet op de procedure.
De commissie overweegt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding dient te nemen en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen hoe de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend.
Naar het oordeel van de commissie heeft de advocaat in de onderhavige zaak onvoldoende regie gehouden om, indien de onderhandelingen tussen partijen niet zouden slagen, tijdig vóór de zitting van 4 september 2017 een nader verweerschrift en zelfstandig verzoekschrift te kunnen indienen. Van de advocaat had mogen verwacht dat hij, ondanks het overleg tussen partijen, de lopende termijnen zou bewaken. De commissie stelt vast dat de advocaat de cliënt pas bij brief van 23 augustus 2017 om gegevens heeft gevraagd om het nadere verweerschrift en een zelfstandig verzoek in te kunnen indienen. De commissie is van oordeel dat de advocaat de cliënt meer had moeten sturen om tijdig de benodigde gegevens in te dienen, en dat hij zeker niet tot vrijdag 1 september 2017 had moeten wachten met het vragen van uitstel van de zitting van maandag 4 september 2017. Dit laatste klemt te meer, nu het aanvullend verzoekschrift van de wederpartij dateert van 24 augustus 2017.
De commissie is van oordeel dat de advocaat in dit opzicht niet heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat en acht de klacht van de cliënt in zoverre gegrond.
Voor de overige door de cliënt geformuleerde en door de advocaat gemotiveerd weersproken verwijten ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening treft de commissie in de overgelegde stukken geen gronden of aanwijzingen aan. Ook op de zitting van de commissie is daarvan niet gebleken. In weerwil van het door de cliënt gestelde kan op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting naar het oordeel van de commissie niet de conclusie worden getrokken dat de uitvoering van de opdracht en kwaliteit van de dienstverlening in het algemeen onvoldoende zijn geweest. De cliënt heeft zijn stellingen dat de advocaat onnodig informatie bij hem en bij de accountant heeft opgevraagd en geen jaarrekeningen kan lezen en dat de advocaat onnodige werkzaamheden heeft verricht, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de advocaat, onvoldoende onderbouwd. De enkele omstandigheid dat de door de advocaat genomen stappen niet hebben geleid tot het door de cliënt gewenste resultaat, maakt nog niet dat de advocaat tekort is geschoten in de uitvoering van de opdracht. Bij de uitvoering van de opdracht door de advocaat is immers sprake van een inspanningsverbintenis en niet van een resultaatsverbintenis. De prestatie bestond niet uit het behalen van een bepaald resultaat, maar bestond daaruit dat de advocaat zich daarvoor diende in te spannen. Niet gebleken is dat de advocaat zijn inspanningsverplichtingen – behoudens ten aanzien van het houden van regie – niet correct is nagekomen. In de beschikking van de rechtbank vindt de commissie hiervoor geen aanknopingspunten. Dat in de hoger beroepsprocedure wellicht alsnog het door de cliënt gewenste resultaat zal worden bereikt, maakt dit niet anders.
Het geheel overziende is de commissie van oordeel dat de advocaat in de onderhavige zaak – zoals hiervoor overwogen – op het punt van de regie niet heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat en dat de klacht derhalve op dit punt gegrond is. De commissie ziet hierin aanleiding om te bepalen dat de cliënt het nog openstaande en in depot gestorte bedrag te weten € 534,64 niet aan de advocaat hoeft te betalen. Daarmee acht de commissie de cliënt voldoende gecompenseerd. De door de cliënt verzochte schadevergoeding zal daarom worden afgewezen, nog afgezien dat van schade door toedoen van de advocaat niet is gebleken en de cliënt zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd.
Nu de klacht van de cliënt gegrond is, zal de commissie bepalen dat de advocaat het klachtengeld aan de cliënt dient te vergoeden. Overeenkomstig het Reglement van de commissie is de advocaat voorts behandelingskosten aan de commissie verschuldigd.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de cliënt niets meer aan de advocaat is verschuldigd. Met inachtneming daarvan zal het depot, te weten een bedrag van € 534,64 aan de cliënt worden gerestitueerd;
– bepaalt dat de advocaat aan de cliënt het klachtengeld van € 77,50 dient te vergoeden;
– bepaalt dat de advocaat overeenkomstig het Reglement van de commissie behandelingskosten aan de commissie is verschuldigd;
– wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 4 oktober 2018.