
Commissie: Energie
Categorie: Schade
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPN-990113
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Dit heeft betrekking op de aansprakelijkheid voor schade door leidingbreuk, veroorzaakt door graafwerkzaamheden in de tuin van de consument.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument A luidt in hoofdzaak.
Ik woon aan het adres ### te ### met mijn gezin. Ook mijn grootmoeder, consument B, woont daar nog. Zij heeft daar vanaf 1930 of daaromtrent gewoond en de elektriciteitsaansluiting staat op haar naam. Ik heb deze klacht ingediend met instemming van mijn grootmoeder.
Ik heb op 30 januari 1999 een loonwerker opdracht gegeven om met een graafmachine de tuin te spitten en daarbij niet dieper te gaan dan 30 cm. Hij heeft vervolgens, vlak voor de voordeur, een kabel naar boven en kapot getrokken. Deze bleek op 28 cm diep te hebben gelegen. Aan de hoogte van deuren en dorpels is te zien dat de hoogte van het maaiveld daar wezenlijk niet is gewijzigd.
Ik heb geen KLIC-melding gedaan en meen dat dit ook niet nodig was. Op deze diepte hoeft men geen kabels te verwachten. Volgens de ondernemer zou ik wel mogen schoffelen. Op mijn vraag tot welke diepte ik dan zou mogen spitten kreeg ik geen duidelijk antwoord.
Ik ben volgens mij voor deze schade niet aansprakelijk.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak.
Bij mechanische graafwerkzaamheden dient altijd een KLIC-melding te worden gedaan.
Destijds, omstreeks 1930, was gebruikelijk dat kabels op 60 cm diep werden gelegd. Dat is ook de diepte waarop wij deze in de praktijk tegenkomen. Niet is uitgesloten dat de kabel iets stijgt als deze de woning moet worden ingevoerd. De vergelijking met handmatig schoffelen gaat niet op.
De beoordeling
De tenaamstelling van de ondernemer doet vermoeden dat zij enkel netwerkeigenaar is en geen elektriciteitsproductiemaatschappij; indien en voor zover er contractuele relaties met consumenten bestaan plegen deze echter te bestaan tussen de productiemaatschappijen en de consumenten en niet met de netwerkeigenaren. Voor de hand ligt dat hier inderdaad de netwerkeigenaar beoogt de nader te noemen schade te claimen.
Uit de correspondentie blijkt echter, dat de ondernemer Groep kennelijk in een reorganisatieproces heeft gezeten: er zijn brieven van de ondernemer Holding, van de ondernemer Groep, van de ondernemer Netwerk i.o. en van de ondernemer Netwerk. Kennelijk is de ondernemer Netwerk de rechtsopvolgster van een vroeger geïntegreerd bedrijf, dat wel als contractspartner van de consumenten kon worden aangemerkt.
Deze omstandigheid staat er dus niet aan in de weg dat de commissie kennis neemt van deze zaak.
Donsument A heeft, aanvankelijk op eigen naam, de klacht ingediend. De factuur van 4 maart 1999 was ook aan hem verzonden. Hij was echter niet de contractspartij van de ondernemer. Overigens is niet onbegrijpelijk dat de ondernemer juist hem de factuur zond, aangezien hij de opdracht tot de werkzaamheden had gegeven.
De aanspraken welke de ondernemer echter rechtstreeks op consument A zou kunnen doen gelden, zijn aanspraken uit hoofde van onrechtmatige daad en niet uit hoofde van overeenkomst.
Hierop zijn de algemene voorwaarden niet van toepassing en de commissie is uit dien hoofde dan ook niet bevoegd.
Voor zover consument A geacht moet worden de klacht namens zijn grootmoeder te hebben ingediend geldt het volgende.
Daargelaten wie, in goederenrechtelijk opzicht, als eigenaar van de elektriciteitskabel heeft te gelden (namelijk de energiemaatschappij die de kabel heeft gelegd, of de grondeigenaar, door natrekking), geldt in de contractuele relatie tussen het energiebedrijf en de afnemer dat de kabel beschouwd moet worden als ware deze "eigendom" van het energiebedrijf, die deze ook waar nodig onderhoudt. De kabel is echter mede in gebruik gegeven aan de afnemer. Deze dient, ook al staat dat niet uitdrukkelijk in de voorwaarden vermeld, het aan hem ter beschikking gestelde zorgvuldig te behandelen. Daarvoor bestaan richtlijnen, waaronder de richtlijn dat bij het verrichten van graafwerkzaamheden met behulp van machinaal aangedreven toestellen, een KLIC-melding wordt gedaan. Overigens acht de commissie het ook zonder zodanige richtlijn vanzelfsprekend dat altijd bij dergelijke werkzaamheden een onderzoek naar de ligging van kabels wordt gedaan. De vergelijking met schoffelen (en zelfs met handmatig spitten) gaat niet op.
Dat de kabels destijds, omstreeks 1930, op onvoldoende diepte zouden zijn gelegd is niet aannemelijk geworden.
Derhalve staat voldoende vast dat de consument B niet aan haar zorgplicht heeft voldaan, door toe te laten dat haar kleinzoon zonder voldoende maatregelen te nemen met mechanische middelen heeft laten graven, waardoor de kabel is beschadigd. Dat de ondernemer de facturen niet aan haar, maar aan consument A heeft gezonden, leidt er niet toe dat de klacht gegrond zou zijn.
Mitsdien is de klacht ongegrond.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen, voor zover de klacht is ingediend voor en namens de consument A zelf, en verklaart de klacht ongegrond, voorzover de klacht is ingediend door consument A namens consument B.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven, op 2 maart 2000.