Betaling voorschot impliceert dat nadere werkzaamheden en kosten volgen.

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Declaratie    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV04-0242

De uitspraak:

1. Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage   1.1 De bevoegdheid van arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de door beide partijen ondertekende opdrachtbevestiging van 21 september 2004, waarbij partijen zich voor de beslechting van een geschil als het onderhavige, ontstaan naar aanleiding van de openstaande declaraties, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Partijen zijn hiermee tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).   1.2 De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.   1.3 Als plaats van arbitrage is Eindhoven vastgesteld.   2. Verloop van de procedure   Bij brief van 9 november 2004 (met bijlagen) heeft [naam advocaat] van [naam advocatenkantoor] het geschil aanhangig gemaakt bij de commissie. Namens de commissie is [naam cliënte] verzocht zijn standpunt kenbaar te maken. [naam cliënte] heeft daarvan gebruik gemaakt bij een op 21 december 2004 bij de commissie binnengekomen brief. Hierop heeft [naam advocaat] nog gereageerd bij brief van 18 februari 2005. 
  2.1 Standpunt eiseres   [naam cliënte] (hierna: de cliënt) heeft zich tot [naam advocaat] (hierna: de advocaat) gewend met het verzoek zijn voormalig verhuurder, [naam verhuurder], ervan te overtuigen dat laatstgenoemde een bedrag van (aanvankelijk) € 71.820,– uit hoofde van schadevergoeding aan de cliënt diende te betalen. Dienaangaande heeft de advocaat op 24 september 2004 een bespreking gehad met (onder andere) [naam verhuurder]. Deze bleek niet bereid het volledige bedrag te voldoen, hetgeen betekende dat er geprocedeerd zou moeten gaan worden. Dit heeft de advocaat telefonisch met de cliënt besproken, in welk gesprek ook betaling van een tweede voorschot
– de cliënt had reeds € 250,– betaald – aan de orde is gekomen. Kort nadien heeft de zoon van de cliënt de advocaat laten weten dat hij de cliënt niet langer hoefde bij te staan omdat deze geen geld had. Naar aanleiding daarvan heeft de advocaat zijn werkzaamheden beëindigd en de declaratie aan de cliënt gezonden. 
  Uit de urenspecificatie blijkt dat de advocaat reëel heeft gedeclareerd. De cliënt is dan ook gehouden de openstaande declaratie van € 493,45 te voldoen.
  2.2 Standpunt verweerder
  [naam verhuurder] gaf aan dat de cliënt een advocaat moest nemen en dat hij aan die advocaat het geld zou overhandigen. Daarom heeft de cliënt zich tot de advocaat gewend. Dat was alles. De cliënt heeft vervolgens hooguit tien minuten met de advocaat gesproken. Deze vroeg een voorschot van € 250,– dat door de cliënt is betaald. Omdat de advocaat niets deed, heeft de cliënt de zaak zelf in de hand genomen, hetgeen binnen twee dagen tot een resultaat heeft geleid. De cliënt heeft de advocaat daarvan op de hoogte gesteld en gezegd dat hij niets meer hoefde te doen. De advocaat heeft geen schade geleden, omdat hij al een voorschot had ontvangen. Verder kan de cliënt het niet betalen en kloppen de in rekening gebrachte uren niet. 
  2.3 Behandeling   Op 13 juli 2005 heeft te Eindhoven de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van arbiters, bijgestaan door [naam secretaris], fungerend als secretaris.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De advocaat is niet verschenen.
De cliënt, vergezeld door een vriend, [naam vriend cliënte], is ter zitting verschenen en heeft zijn standpunt nader toegelicht.   3. Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
  De cliënt heeft ter zitting zijn standpunt herhaald dat hij niets meer betaalt, omdat de advocaat reeds € 250,– heeft ontvangen, hij nagenoeg niets heeft gedaan en de cliënt de zaak uiteindelijk zelf heeft moeten oplossen. De commissie is van oordeel dat de cliënt dit tegen
de – in het licht van de navolgende omstandigheden – voldoende onderbouwde vordering gerichte verweer niet, althans onvoldoende, heeft gemotiveerd.
In de opdrachtbevestiging van 21 september 2004 is vastgelegd dat de cliënt de advocaat heeft verzocht de door de verhuurder toegezegde schadevergoeding vanwege de huurbeëindiging af te wikkelen, diens betaling te incasseren en het geïnde bedrag aan de cliënt over te maken. De cliënt heeft de opdrachtbevestiging voor akkoord getekend. Mede gelet op de overige in het geding gebrachte stukken, waaronder de gespreksaantekeningen, is voldoende aannemelijk dat de advocaat overeenkomstig zijn opdracht werkzaamheden heeft verricht, dat de vermeldingen op de urenspecificatie daarmee in overeenstemming zijn en dat die werkzaamheden zijn verricht alvorens de cliënt de zaak zelf is gaan regelen. Voorts merkt de commissie op dat de betaling van het voorschot van € 250,– impliceerde dat nadere werkzaamheden en kosten zouden volgen, hetgeen ook voor de cliënt duidelijk had kunnen en moeten zijn. 
  Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van de advocaat zal worden toegewezen. Wat betreft de arbitragekosten overweegt de commissie dat de cliënt als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld tot betaling van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 89,25. Gelet op de beslissing wordt de advocaat geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de cliënt te hebben voldaan. De commissie bepaalt dat het bedrag dat de advocaat terzake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt de cliënt tot betaling van deze kosten.
  Tot slot merkt de commissie nog het volgende op. De advocaat die als eisende partij een incassogeschil aanhangig maakt heeft een zelfstandig belang bij hoor en wederhoor ter zitting. De commissie betreurt het daarom dat de advocaat niet ter zitting is verschenen. Daarbij komt dat het de commissie door de afwezigheid van de advocaat onmogelijk wordt gemaakt om een schikkingspoging te doen.   4. Beslissing   De commissie:
  veroordeelt [naam cliënte] binnen één maand na verzenddatum van dit vonnis aan [naam advocatenkantoor] te betalen een bedrag van € 493,45;   veroordeelt [naam cliënte] in de kosten van deze arbitrage, aan de zijde van [naam advocatenkantoor] vastgesteld op € 89,25 aan honorarium en verschotten van de arbiters;
  wijst af het meer of anders gevorderde.   Deze uitspraak is aldus gewezen te Eindhoven op 30 augustus 2005.