Commissie: Notariaat
Categorie: Kwaliteit dienstverlening
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
96005
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de uitbetaling van de bij de notaris in depot gestorte verkoopopbrengst van de voormalige echtelijke woning aan de cliënte en haar ex-echtgenoot.
De cliënte heeft op 18 juni 2014 de klacht voorgelegd aan de notaris.
Standpunt van de cliënte
De cliënte heeft haar klachten vermeld in het door haar op 26 juni 2015 ingevulde klachtenformulier en de daarbij behorende bijlagen, waarvan de kern – kort en zakelijk – als volgt wordt weergegeven:
De notaris is ingeschakeld bij de verkoop van de voormalige echtelijke woning van de cliënte en haar ex-echtgenoot. De cliënte wilde de depotakte niet ondertekenen omdat haar ex-echtgenoot nog een aanzienlijk bedrag aan de cliënte verschuldigd was.
Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft beslist dat de woning moest worden verkocht en dat de cliënte en haar ex-echtgenoot beiden gerechtigd waren tot de helft van de verkoopopbrengst van de woning. De ex-echtgenoot heeft derdenbeslag gelegd op het depot bij de notaris. De notaris heeft de beslissing van het hof niet juist uitgevoerd, waardoor de cliënte een bedrag van ongeveer € 1.900,– te weinig heeft ontvangen.
Ter zitting heeft de cliënte verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De cliënte snapt niet waarom de verkoopopbrengst in depot moest worden gestort, het had ook meteen aan partijen kunnen worden uitgekeerd. Er is sprake van een vechtscheiding. Dit geschil is maar een schakeltje in het geheel. De ex-echtgenoot heeft inmiddels voor € 90.000,– beslag gelegd bij de cliënte. De eerste mail van de advocaat van de cliënte aan de notaris is van 17 april 2015.
De notaris had een bedrag van € 2.000,– in depot moeten houden omdat zij en haar ex-echtgenoot geen overeenstemming hadden bereikt over de wijze van toedeling van de verkoopopbrengst. Dan had de cliënte geen procedure bij de rechtbank hoeven starten.
De cliënte voelt zich niet goed behandeld en heeft er een naar gevoel aan overgehouden.
De cliënte verlangt betaling van een bedrag van € 1.900,– alsmede van een bedrag van € 300,– aan advocaatkosten.
Standpunt van de notaris
Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar het verweer van de notaris van
2 september 2015. In de kern komt het verweer van de notaris op de klacht van de cliënte op het volgende neer.
Het saldo van de opbrengst (€ 50.465,–) maakte deel uit van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen de cliënte en haar ex-echtgenoot. Omdat partijen geen overeenstemming konden bereiken over de wijze van verdeling van de verkoopopbrengst wilde de ex-echtgenoot de verkoopopbrengst in depot houden. Bij het tekenen van de leveringsakte stemde de cliënte in met het depot maar weigerde zij om onduidelijke redenen de overeenkomst te tekenen. Het Notarieel Bureau was het met de notaris eens dat omdat de cliënte instemde met het depot zij ook (mondeling) akkoord ging met de voorwaarden waaronder de notaris het depot onder zich houdt.
Op 8 maart 2015 heeft de ex-echtgenoot onder de notaris executoriaal derdenbeslag laten leggen op het aandeel van de cliënte in het depot, zulks ter tenuitvoerlegging van de beschikking van het hof, voor een bedrag van € 19.328,45.
Uit de beschikking volgt dat de verkoopopbrengst bij helfte dient te worden verdeeld. Na overleg met het Notarieel Bureau is de notaris tot de slotsom gekomen dat op grond van de beschikking van het hof en de depotovereenkomst, de cliënte en haar ex-echtgenoot ieder voor de helft gerechtigd zijn tot het depot, te verminderen met de notariskosten en te vermeerderen met de rente.
Op 1 april 2015 heeft de cliënte onder de notaris executoriaal derdenbeslag laten leggen op het aandeel van haar ex-echtgenoot in het depot, zulks ter tenuitvoerlegging van de beschikking van het hof, voor een bedrag van € 33.291,14.
De notaris heeft voor wat betreft het aandeel van de cliënte een bedrag van € 19.328,45 naar de beslag leggende deurwaarder uitgekeerd en de rest naar het rekeningnummer van de cliënte. Voor wat betreft het aandeel van de ex-echtgenoot heeft de notaris het gehele bedrag naar de beslag leggende deurwaarder overgemaakt. Aan de deurwaarder van de cliënte kon de notaris niet het gehele bedrag overmaken, het beslag treft immers alleen doel op wat de notaris ten behoeve van de ex-echtgenoot onder zich heeft.
De notaris meent dat hij zorgvuldig is omgegaan met de belangen van beide partijen, met respect voor de beschikking van het hof en de wet. De notaris is dan ook van mening dat de cliënte geen schade door het handelen van de notaris heeft ondervonden.
Ter zitting heeft de notaris verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Nadat de ex-echtgenoot van de cliënte beslag had laten leggen op de verkoopopbrengst op de derdengeldrekening bij de notaris, heeft de notaris een periode van vier weken afgewacht waarbinnen partijen een executiegeschil bij de rechtbank konden starten. In die periode heeft de notaris geen bericht ontvangen dat de executie is geschorst. De notaris heeft daarop het bedrag waarvoor beslag was gelegd overgemaakt aan de deurwaarder van de ex-echtgenoot van de cliënte. De notaris was daartoe verplicht. Het is niet aan de notaris om op de stoel van de rechter te gaan zitten en te bepalen wie recht heeft op welk bedrag.
Het eerste beslag is gelegd op 9 maart 2015. Het tweede beslag volgde op 2 april 2015. De advocaat van de cliënte had een executiegeschil moeten starten in plaats van een mail versturen naar de notaris. Dat is onvoldoende.
De notaris heeft de naam van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering niet aan de advocaat van de cliënte gegeven omdat hij meent dat hij geen schade heeft veroorzaakt.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het
volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de notaris hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.
De notaris stelt zich op het standpunt dat de cliënte op basis van de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden recht heeft op de helft van de verkoopopbrengst van de woning. Ook de cliënte gaat daar van uit. De verkoopopbrengst bedroeg € 50.465,–, zodat de cliënte een bedrag van
€ 25.232,50 (onder aftrek van een gering bedrag aan makelaarskosten dat volgens afspraak tussen partijen voor haar rekening zou komen) toekomt.
Tussen partijen is niet in geschil dat door de ex-echtgenoot van de cliënte beslag gelegd is op het aandeel van de cliënte in het depot voor een bedrag van € 19.328,45. Ingevolge artikel 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) dient de notaris zodra vier weken zijn verstreken na het leggen van het beslag een derdenverklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen.
De vier weken zijn in de eerste plaats bestemd om de geëxecuteerde (de cliënte) de gelegenheid te geven tegen het beslag op te komen, opheffing daarvan te vragen of het te laten schorsen. De cliënte dient daartoe een dagvaarding aan de notaris te betekenen waarbij de cliënte in kort geding schorsing van de executie of opheffing van het beslag vordert, binnen veertien dagen nadat het beslag aan de cliënte is betekend, zo blijkt uit artikel 476 lid 2 Wetboek van Rechtsvordering (Rv.).
De cliënte heeft aangevoerd dat haar advocaat contact heeft opgenomen met de notaris om de uitbetaling volgens het door de ex-echtgenoot van de cliënte gelegde beslag te voorkomen. Uit de hiervoor genoemde wettelijke bepalingen volgt dat het via email contact opnemen met de derdebeslagene – de notaris – onvoldoende is. De cliënte had een kort geding moeten starten om opheffing of schorsing van het beslag voor de rechter te vorderen. Tussen partijen staat vast dat de cliënte – of haar advocaat – hiertoe niet zijn overgegaan. Aldus heeft de notaris voldaan aan zijn wettelijke plicht als derde beslagene door na het verstrijken van de vier weken termijn tot betaling van het gelegde beslag over te gaan.
Naar het oordeel van de commissie kon niet van de notaris worden verwacht dat hij € 2.000,– in depot zou houden in afwachting van de uitkomst van het geschil dat tussen de cliënte en haar ex-echtgenote over de uitbetaling van de verkoopopbrengst was ontstaan. De notaris is, hoe praktisch dat ook moge zijn, in een geval als dit, niet gehouden tot het aanhouden van het depot.
Er bestaan geen wettelijke of andere regelingen op grond waarvan de notaris verplicht is de naam van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar mee te delen aan de cliënte of haar advocaat. Ook al zou cliënte schade hebben geleden, hetgeen hier niet het geval is, dient een vordering tot schadevergoeding immers bij de notaris te worden ingediend en niet bij diens beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
De klachten van de cliënte zijn dan ook ongegrond. Niet is gebleken dat de notaris niet heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk handelende en redelijk bekwame notaris. Voorts is niet gebleken dat de cliënte door toedoen van de notaris schade heeft geleden zodat de vorderingen worden afgewezen.
Derhalve dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten van de cliënte ongegrond en wijst haar vorderingen af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat op 21 oktober 2015.