Betwisting telefoongesprekken door de consument ongeloofwaardig

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Telecommunicatiediensten    Categorie: Bewijs    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: TEL09-0584

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft een mobiele telefoonaansluiting.   De consument heeft een bedrag niet aan de ondernemer betaald. Een bedrag van € 81,36 heeft de consument bij de commissie gedeponeerd.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument stelt dat de ondernemer haar vraag waarom de gesprekskosten omhoog zijn gegaan, niet afdoende heeft beantwoord. Zo heeft de ondernemer haar vraag of er iemand anders met haar gestolen mobiele telefoon belt niet beantwoord. De consument voelt zich niet serieus genomen en is wanhopig. De consument betwist een deel van de in rekening gebrachte gesprekskosten.   De consument verlangt uitleg en dat zij slechts de door haar zelf gegenereerde verbruikskosten hoeft te betalen.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   In het verleden moest consument wel vaker tot betaling van de facturen worden aangemaand. De consument heeft nooit klachten geuit over de facturen. De consument heeft ook nooit gevraagd om een blokkade van de simkaart. Het belpatroon van de consument is niet gewijzigd. Onder het nieuwe abonnement gelden andere voorwaarden. Er is sprake van ‘minute rounding’ waarbij niet alleen de eerste, maar iedere laatste minuut wordt afgerond. De aansluiting is vanwege de betalingsachterstand terecht afgesloten. De klacht is ongegrond.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Indien de consument de in rekening gebrachte gesprekskosten op een niet ongeloofwaardige wijze betwist, dient de ondernemer aannemelijk te maken dat de gesprekskosten door de simkaart van de consument zijn veroorzaakt. In zijn algemeenheid geldt dat de ondernemer dit bewijs kan leveren door overlegging van de factuurspecificaties en de hieraan ten grondslag liggende Call Detail Records (CDR’s), waarop de uitgaande gesprekken worden gegeven met vermelding van het unieke nummer van de simkaart, het unieke IMEI-nummer en de mastlocaties via welke het gesprek is verzonden. De commissie heeft al in eerdere bindende adviezen geoordeeld dat het niet aannemelijk is, immers statistisch nagenoeg uitgesloten, dat deze gegevens (inclusief de unieke nummers) volledig correct zouden worden weergegeven in het geval de gesprekken niet met de simkaart van de consument zouden zijn gevoerd. De commissie heeft vastgesteld dat de door de ondernemer overgelegde CDR’s niet voldoen aan de hiervoor geformuleerde eisen. Zo ontbreken het unieke nummer van de simkaart, het unieke IMEI-nummer en de mastlocaties.   De commissie is echter van oordeel dat de betwisting van de gesprekken door de consument in dit geval ongeloofwaardig is. De commissie acht wel aannemelijk dat de consument haar mobiele telefoon op 19 december 2009 is kwijtgeraakt. De commissie baseert zich hierbij op de uitlatingen van partijen tijdens de zitting en de omstandigheid dat op 20 december 2009 (een dag na het verlies van de mobiele telefoon) een zogeheten swap naar een nieuwe simkaart heeft plaatsgevonden. Dit laatste is door de ondernemer tijdens de zitting naar voren gebracht en wordt bevestigd door een door de ondernemer tijdens de zitting overgelegd overzicht waaruit dit blijkt. De consument heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij na het verlies van haar mobiele telefoon een prepaid simkaart van een andere provider heeft aangeschaft. De commissie acht niet geloofwaardig dat de consument dit onmiddellijk na het verlies van de mobiele telefoon heeft gedaan. Immers, dit strookt niet met de hiervoor al genoemde swap van de simkaart. Bovendien valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ook niet te begrijpen waarom de consument opeens van provider zou veranderen. De consument verwijt de ondernemer immers niet het verlies van haar mobiele telefoon. Bovendien is het belpatroon van de consument na het verlies van haar mobiele telefoon niet gewijzigd. Er worden na het verlies van de mobiele telefoon (soms lange) telefoongesprekken gevoerd met dezelfde personen als met wie de consument voor het verlies van haar mobiele telefoon (soms lange) telefoongesprekken voerde. Tijdens de zitting heeft de consument verklaard dat zij van niemand van deze personen heeft gehoord dat zij door een vreemde zijn gebeld. In dat geval zouden de gesprekken ook niet zo lang hebben geduurd. De commissie gaat er dan ook vanuit dat de consument nog enige tijd met de nieuwe simkaart van de ondernemer heeft gebeld.   Dit sluit niet uit dat de consument op een latere datum is overgestapt naar een andere provider, maar het is volgens de commissie dus niet geloofwaardig dat de consument dit onmiddellijk na het verlies van haar mobiele telefoon heeft gedaan. Zo dit toch het geval is geweest, had het op de weg van de consument gelegen om dit aan te tonen, hetgeen zij niet heeft gedaan.   Nu de betwisting van de telefoongesprekken door de consument ongeloofwaardig is, is niet meer van belang dat de CDR’s niet voldoen aan de hieraan te stellen eisen. Die vraag is, zoals uiteengezet, immers pas aan de orde, indien de betwisting van de telefoongesprekken “op niet ongeloofwaardige wijze” gebeurt.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het depotbedrag ad € 81,36 wordt doorbetaald aan de ondernemer en strekt in mindering op de door de consument verschuldigde hoofdsom.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatie op 6 november 2009.