
Commissie: Energie
Categorie: (On)bevoegdheid / Warmte
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bevoegdverklaring
Uitkomst: bevoegd
Referentiecode:
254826/257618
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
In het onderliggende geschil gaat het om een vergoeding voor onderbreking van de levering van warmte.
De commissie dient echter eerst haar bevoegdheid te beoordelen.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te
behandelen.
De Geschillencommissie Energie (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de
overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 mei 2024 te Den Haag.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
In deze zaak gaat het eerst om de vraag of deze commissie het geschil kan behandelen, nu in de
overeenkomst tussen partijen alleen de (burgerlijke) rechter bevoegd is verklaard.
Artikel 3b lid 1 van de Warmtewet luidt als volgt:
Verbruikers kunnen geschillen die voortvloeien uit een overeenkomst tot levering van warmte,
onverminderd de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, voorleggen aan een onafhankelijke
geschillencommissie.
Voornoemd artikellid impliceert dat deze commissie naast de burgerlijke rechter bevoegd is indien de
Warmtewet van toepassing is.
Voor de vraag of de Warmtewet van toepassing is, is van belang dat de consument met de ondernemer
een overeenkomst heeft gesloten betreffende de EOI (energieopwekkingsinstallatie). Van belang is verder
dat het, voor zover in dit geschil relevant, gaat om de verhuur van een individuele waterpomp en de
exploitatie van een collectieve bron voor de levering van warmte met een lage temperatuur.
Voor het totaal betaalt de consument aan de ondernemer een vast bedrag per maand. Hij betaalt dus niet
een aan de levering van de hoeveelheid warmte gerelateerd bedrag.
Cruciaal voor de beoordeling is dat de ondernemer vanuit de door de ondernemer geëxploiteerde bron
warmte aan de consument levert. Niet van belang is dat de consument niet afzonderlijk voor de geleverde
hoeveelheid warmte betaalt. Daarmee is de ondernemer warmteleverancier en valt de rechtsverhouding
tussen partijen onder de Warmtewet. In die situatie is het hiervoor genoemde artikel 3b lid 1 van de
Warmtewet van toepassing. De consument kan zich dan, ongeacht wat de tussen partijen gesloten
overeenkomst bepaalt, naar keuze wenden tot de burgerlijke rechter of in casu deze geschillencommissie.
Nu hij zich tot deze commissie heeft gewend is de commissie bevoegd.
Voor de volledigheid wijst de commissie erop dat zij tot taak heeft (artikel 3 reglement):
“geschillen tussen consument en ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de
totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot de aansluiting en/of de levering
van gas, warmte of elektrische energie en daarmee samenhangende leveringen en diensten.”
Nu er sprake is van een overeenkomst met betrekking tot de aansluiting en/of de levering van warmte, valt
onderhavig geschil onder haar taak en is zij dus bevoegd het geschil te beoordelen.
Overigens verwijst de commissie naar haar beslissing in een vergelijkbare zaak onder nummer
158610/164710 d.d. 9 augustus 2022.
Op grond van het voorgaande acht de commissie zich bevoegd het geschil te behandelen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich bevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit de heer mr. R.J. Paris, voorzitter, de
heer R.A. Timmer, de heer mr. P. P. van der Neut, leden, op 13 mei 2024.