Commissie: Energie
Categorie: Installatie
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
102443
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Energie (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies van 30 juni 2016 de eindbeslissing aangehouden en bepaald dat de ondernemer 2. in het onderhavige geschil zal worden betrokken. De inhoud van dit tussenadvies is hieronder ingevoegd.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Energie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 30 juni 2016 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De consument is niet ter zitting verschenen, doch werd ter zitting vertegenwoordigd door haar echtgenoot, de heer [naam van de echtgenoot], die daarbij het standpunt van de consument heeft toegelicht.
De ondernemer werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam van de klantadviseur], klantadviseur.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de correctie van de jaarafrekeningen 2013 en 2014 die de consument op 5 februari 2016 heeft verkregen (en waarbij met name sprake was van een aanzienlijke naheffing ter zake het verbruik van gas).
De consument heeft de klacht in februari 2016 aan de ondernemer voorgelegd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In januari 2013 hebben wij onze huidige woning gekocht. Wij zijn pas in juli 2014 verhuisd, derhalve anderhalf jaar later. Tussen juli 2013 en januari 2014 zat er geen CV-ketel in de woning. In april 2015 is een zogenaamde slimme meter bij ons vervangen omdat deze defect was. In 2013 en 2014 is er door de ondernemer geen gas bij ons in rekening gebracht. Begin februari 2016 kregen wij van de ondernemer bericht dat er fouten waren gemaakt met de jaarafrekeningen zodat wij correcties kregen op de jaarafrekeningen voor 2013 en 2014. Volgens die correcties zouden wij in de afgelopen drie jaren gemiddeld 2.600 m3 gas per jaar hebben verbruikt, ook in de periode dat de woning niet bewoond was en er geen CV-ketel was. Wij vertrouwen de cijfers niet en denken dat de slimme meter defect was of dat die destijds bij de wisseling verkeerd is uitgelezen. Wij hebben dat gemeld bij de ondernemer die ons liet weten dat zij niet in het bezit zijn van de oude meter en ook niet van het formulier met betrekking tot de meterstanden. Wij hebben vervolgens contact opgenomen met de netbeheerder, maar die kon ons ook niet helpen aan de gegevens. De ondernemer blijft bij het standpunt dat het in rekening gebrachte verbruik correct is, hetgeen wij betwisten. Wij vinden het zeer onaannemelijk dat wij in de anderhalf jaar tijd dat de woning onbewoond was en deels ook geen CV-ketel had (en überhaupt gasverbruik niet mogelijk was) meer dan 4.000 m3 gas hebben verbruikt. Wij hebben de facturen onder protest betaald, omdat de ondernemer dreigde ons af te sluiten.
Ter zitting is namens de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik was zelf aanwezig bij de meterwisseling in april 2015. Ik heb toen ook een handtekening gezet onder een formulier; ik dacht te tekenen voor verrichte arbeid en ik heb de meterstanden die waarschijnlijk toen genoteerd zijn niet gecontroleerd. De oude meter is er klaarblijkelijk niet meer. Ook het papiertje/formulier dat ik destijds heb ondertekend schijnt er niet meer te zijn. Ik benadruk dat er over de periode juli 2013 tot februari 2014 geen CV-ketel in de woning aanwezig was. Dat de ondernemer ons aanvankelijk over de jaren 2013 en 2014 nul verbruik aan gas heeft gefactureerd kwam ons niet vreemd voor. Er was ook niets in de woning wat gas kon verbruiken. De harde beginstand, te weten de stand toen wij de woning op 15 januari 2013 betrokken, is aanwezig en bedroeg toen 2.608 m3 gas. De eindstand bij de wisseling van de meter van 9.438 m3 gas betwist ik. Vervolgens is de meter ook verdwenen. Ook het briefje/formulier dat ik heb ondertekend is er niet meer. Op dat briefje staat ook mijn handtekening. Als ik dat originele formulier verkrijg met daarop de genoteerde standen en mijn handtekening eronder ben ik het ermee eens. Dan komt het verder voor mijn eigen rekening en risico. Ik vind het vervelend dat de ondernemer en de netbeheerder naar elkaar verwijzen in deze zaak.
De consument verlangt dat (door een onafhankelijke partij) wordt uitgezocht of er een fout is gemaakt met het uitlezen dan wel het registreren van de oude in april 2015 vervangen slimme meter met betrekking tot het gasverbruik.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Het geschil betreft het gasverbruik op de oude meter over de periode vanaf 28 januari 2013 tot 23 april 2015. Het verbruik op de oude gasmeter wijkt erg af van het verbruik op de huidige gasmeter. Wij brengen het verbruik in rekening dat een meter daadwerkelijk registreert, dat verbruik staat vast gezien de opgenomen meterstanden. De netbeheerder, [naam van de netbeheerder], factureert dit verbruik ook aan ons. Wij willen het verbruik wel corrigeren, maar dan zal een verbruikscorrectie moeten insturen. Wij hebben [naam van de netbeheerder] verzocht om mee te werken aan een correctie, maar [naam van de netbeheerder] heeft dat verzoek afgewezen. Er zijn twijfels over het functioneren van de oude meter. De consument heeft niet meer de mogelijkheid om de meter te laten ijken, omdat [naam van de netbeheerder] de meter inmiddels heeft vernietigd. Een goed voorstel zou zijn om het niet te verklaren gasverbruik te corrigeren op basis van het gasverbruik op de huidige meter. Wij voeren een dergelijke correctie echter alleen uit als een netbeheerder het verbruik naar ons toe corrigeert. De netbeheerder heeft namelijk ook een verantwoordelijkheid in deze, omdat zij, doordat zij de meter hebben verschroot, de consument de kans hebben ontnomen om de meter te laten ijken, terwijl er volgens de consument een duidelijke reden is om aan het geregistreerde verbruik te twijfelen. De ondernemer verzoekt dan ook om de netbeheerder [naam van de netbeheerder] in het geschil te betrekken. Op 23 april 2015 heeft [naam van de netbeheerder] de gasmeter op het adres van de consument vervangen. Vermoedelijk heeft [naam van de netbeheerder] geconstateerd dat er een storing was bij het uitlezen van de gasmeter en hebben zij om die reden de gasmeter vervangen. Wij hebben [naam van de netbeheerder] verzocht om ons de meterbon toe te sturen. [naam van de netbeheerder] heeft ons een digitale meterbon toegestuurd. Een fysieke meterbon of een foto hebben zij niet meer in hun bezit. [naam van de netbeheerder] geeft aan dat de monteur de eindstand van 9.438 m3 gas heeft uitgelezen. Wij weten niet of die eindstand van de oude meter correct is, de consument twijfelt daaraan. Aanvankelijk hebben wij op de jaarafrekeningen 2013 en 2014 een nul verbruik in rekening gebracht. Op 5 februari 2016 hebben wij een correctie op de jaarafrekeningen aan de consument toegestuurd. [naam van de netbeheerder] heeft aangegeven dat de oude meter slechts een storing had bij het uitlezen, maar niet een teveel verbruik heeft geregistreerd. De meterstand van de nieuwe meter was op 4 mei 2016 2.693 m3 gas. Dat betekent dat het gemiddelde jaarverbruik op de nieuwe meter uitkomt op ruim 2.693 m3. Het gasverbruik op de oude meter ligt in de lijn met het gasverbruik op de nieuwe meter. Echter, als wij er vanuit gaan dat – zoals de consument stelt – eind januari 2014 de gasmeterstand 2.608 m3 was, dan zou dat betekenen dat de consument vanaf eind januari 2014 tot 23 april 2015 6.830 m3 gas verbruikt zou hebben (9.438 minus 2.608). Op 7 mei 2016 heeft de ondernemer [naam van de netbeheerder] verzocht om een verbruikscorrectie uit te voeren, op basis van de documenten (waaruit de verbouwingen die gepleegd zijn blijken) en dat zij tot eind januari 2014 geen gas heeft verbruikt. [naam van de netbeheerder] heeft dat verzoek echter afgewezen. [naam van de netbeheerder] kan niet door middel van een fysieke meterbon aantonen dat de eindstand van de oude gasmeter correct is. [naam van de netbeheerder] ontneemt de consument de mogelijkheid om te bewijzen dat de oude gasmeter defect was of dat de eindstand niet correct is. De ondernemer verwijst ook naar andere bindende adviezen van de commissie waarin de commissie aangeeft dat er wel degelijk een verantwoordelijkheid op de netbeheerder rust met betrekking tot de juiste registratie van de meters en het bewaren van de meters voor nader onderzoek in het geval van een afwijkend verbruik.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De beginstand in januari 2013 is duidelijk, die bedraagt 2.608 m3 gas. Tussentijds is het toen niet gelukt om de gasmeter op te nemen zodat aanvankelijk over 2013 en 2014 een nul verbruik in rekening is gebracht. Bij de meterwissel is door de netbeheerder een meterstand van 9.438 m3 gas geconstateerd. Het verbruik is door ons verdeeld over de jaarrekeningen 2013 t/m 2015. Wij hebben het bewijs van de eindstand/meterwissel bij de netbeheerder opgevraagd en toen het digitale formulier toegestuurd gekregen. Een verschrijving of een verkeerde notering van de eindmeterstand zou tot de mogelijkheden kunnen behoren. Als wij kijken naar het huidige verbruik (na de meterwissel) gaat het om ongeveer 3.000 m3 gas waarmee een bedrag van ongeveer € 2.200,– is gemoeid. Desgevraagd geef ik nog aan dat de communicatie voor wat betreft verantwoordelijkheden tussen de ondernemer en de netbeheerder te wensen over laat, hetgeen wordt betreurd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De klacht van de consument betreft dat zij de registratie/werking van haar oude elektriciteitsmeter die door de netbeheerder [naam van de netbeheerder] op 23 april 2015 is verwisseld/vervangen ter discussie stelt. Op basis van de thans (nog steeds) geldende wet- en regelgeving is de netbeheerder [naam van de netbeheerder] jegens de consument verantwoordelijk en ook aanspreekpunt voor de aanwezigheid van een correct functionerende meterinstallatie. Hoewel op basis van het op 1 augustus 2013 ingevoerde wettelijke leveranciersmodel de ondernemer als energieleverancier kort gezegd verantwoordelijk en eerste aanspreekpunt voor consumenten is met betrekking tot facturering, meterstanden en verbruik (one stop shop) en dat de consument in dat verband bevrijdend aan de ondernemer als energieleverancier betaalt, betekent dat echter niet dat de verantwoordelijkheid van de netbeheerder [naam van de netbeheerder] jegens de consument op basis van hun contractuele relatie is uitgespeeld omdat zoals gezegd de netbeheerder [naam van de netbeheerder] verantwoordelijk blijft voor onder andere de aanwezigheid van een correct functionerende meterinstallatie. In deze zaak heeft de ondernemer (als eerste aanspreekpunt) ter zake de klacht van de consument geïnformeerd bij de netbeheerder en van de netbeheerder de digitale meterbon verkregen, maar dat is in deze zaak zonder verdere toelichting en uitleg omtrent de meterwisseling door de netbeheerder [naam van de netbeheerder] ontoereikend. Dat betekent dat de commissie zal bepalen dat tevens de netbeheerder [naam van de netbeheerder] in het onderhavige geschil zal moeten worden betrokken. Ter (verdere) voorkoming van de ongewenste situatie dat de ondernemers (energieleverancier en netbeheerder) naar elkaar (blijven) wijzen ter zake de door de consument ingediende klacht zal de commissie tevens bepalen dat de behandeling van dit geschil vooralsnog zal worden voorgezet tegen zowel de ondernemer als tegen de nog in het geschil te betrekken netbeheerder [naam van de netbeheerder].
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie bepaalt dat netbeheerder [naam van de netbeheerder] in het onderhavige geschil zal worden betrokken.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 30 juni 2016.
De commissie heeft vervolgens kennisgenomen van het verweerschrift van de ondernemer 2. (van 8 september 2016).
Het geschil is ter zitting van 24 oktober 2016 te Den Haag verder behandeld.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De consument heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting haar standpunt nader toe te lichten.
De ondernemer 1. werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam van de klantadviseur], klantadviseur.
De ondernemer 2. werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam van de bedrijfsjurist], bedrijfsjurist.
Verweer van de ondernemer 2. (naam van de netbeheerder)
Het standpunt van de ondernemer 2. luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument beschikt sedert 15 januari 2013 over een aansluiting op het net van de ondernemer 2. hetgeen de consument op die grond tot afnemer en contractant van de ondernemer 2. maakt. Vanaf 1 april 2013 is het de wettelijke taak van de ondernemer 1. als leverancier om meetverantwoordelijkheid te dragen of die in opdracht te laten uitvoeren. De ondernemer 2. is als netbeheerder niet bevoegd om meetdata met betrekking tot het verbruik na de hiervoor genoemde datum aan te passen. De ondernemer 2. kan als netbeheerder slechts vaststellen dat de meetinrichting niet correct heeft gefunctioneerd. Op 23 april 2015 is de ondernemer 2. overgegaan tot het vervangen van de gasmeter bij de consument. Dat vond plaats omdat de ontvangst van nulstanden (die suggereren: geen verbruik) in het centraal toegankelijk meetregister het vermoeden deed rijzen dat de gasmeter niet goed communiceerde ten behoeve van het op afstand kunnen uitlezen. Bij een dergelijke vaststelling wordt een nieuwe meter geplaatst. Tevens is bij de meterwisseling de meterstand van de vervangen meter opgenomen en conform de voorschriften aan de ondernemer 1. als leverancier doorgegeven (een gasmeterstand van 9.438 m3). Daarmee staat vast dat het verbruik in de periode van 15 januari 2013 tot 23 april 2015 (9.438 minus 2.608) in totaal 6.830 m3 is geweest in een periode van 2,5 winterperiode. De op 23 april 2015 verwijderde gasmeter is niet meer beschikbaar voor nader onderzoek, de consument heeft ook niet verzocht om die meter te bewaren ten behoeve van nader onderzoek. Dat is de ondernemer 2. niet te verwijten. Voor de opslag van alle vervangen/verwijderde meters bestaat geen noodzaak, indien er geen grond is voor een vermoeden van onjuist registreren van het verbruik. Er zijn geen redenen om te veronderstellen en te verklaren (door de ondernemer 2.) dat de gasmeter niet comptabel zou hebben geregistreerd. Noch in dit geval (bij een gemiddeld verbruik dat past in de langjarige lijn) noch in het geval dat wel zou moeten worden vastgesteld dat de meter correct zou hebben geregistreerd zou de ondernemer 2. als netbeheerder nieuwe verbruiken moeten vaststellen. Het is uitsluitend de bevoegdheid van de leverancier/meetverantwoordelijke de ondernemer 1. om door middel van een gemotiveerde schatting in een dergelijke situatie vervangende verbruiken vast te stellen. De ondernemer 2. is dan ook ten onrechte op initiatief van de ondernemer 1. in deze klachtprocedure betrokken. De ondernemer 2. verzoekt de commissie dan ook te bepalen dat de ondernemer 2. geen behandelingskosten voor deze procedure zal worden berekend of dat de ondernemer 1. die kosten dient te dragen.
Ter zitting heeft de ondernemer 2. verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het was de ondernemer 2. op basis van het tussenadvies niet duidelijk dat deze zaak gaat om de concrete vaststelling (het bewijs) van de meterstand van de door de ondernemer 2. op 23 april 2015 vervangen gasmeter. Desgevraagd zal de ondernemer 2. alsnog onderzoeken of er bewijs voorhanden is van de geregistreerde meterstand van de vervangen gasmeter op 23 april 2015. De ondernemer 2. zal dat intern nagaan en over uiterlijk twee weken na de datum van de zitting uitsluitsel geven.
Bij brief van 26 oktober 2016 heeft de ondernemer 2. nader gereageerd en een aanvullend document overgelegd. De ondernemer 2. legt over een foto die een medewerker van de ondernemer 2. ter plaatse heeft gemaakt van het door de consument ondertekende formulier op 23 april 2015. Uit die foto van het formulier blijkt dat op 23 april 2015 een meterstand is genoteerd van 9.438 m3 en dat die is ondertekend door of namens de consument met een stempel van de naam van een medewerker van de ondernemer 2. De ondernemer 2. is dan ook van oordeel dat de commissie samen met de ondernemer 2. en de ondernemer 1. zal moeten vaststellen dat de ondernemer 2. met de consument op 23 april 2015 een meterstand op de gasmeter heeft vastgesteld van 9.438 m3. Die meterstand dient dus het uitgangspunt te zijn voor de verdere validatie en verwerking van de meterstanden door de ondernemer 1. bij het in rekening brengen van de tarieven van de ondernemer 1. alsmede in de communicatie met de consument. Er lijken dus ook geen gronden te zijn voor het betrekken van de ondernemer 2. als netbeheerder in een procedure die in de kern betrekking heeft op de validatie van de meterstanden. Dat is op grond van de wet- en regelgeving een taak voor de leverancier/meetverantwoordelijke, te weten de ondernemer 1. De ondernemer 2. heeft zich van zijn taak gekweten – ten behoeve van de leverancier/meetverantwoordelijke – om de meterstanden bij de meterwisseling vast te stellen en door te geven aan de leverancier/meetverantwoordelijke de ondernemer 1. De ondernemer 1. heeft dus haar wettelijke taken tot het valideren van de door haar gebruikte meterstanden niet voldoende uitgevoerd. De ondernemer 2. herhaalt dan ook zijn stelling dat de commissie moet vaststellen dat de behandelingskosten die de ondernemer 2. voor zijn rekening krijgt voor risico van de ondernemer 1. behoren te komen.
Nadere reactie van de ondernemer 1. [naam van de leverancier]
Ter zitting heeft de ondernemer 1. verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het gaat in deze zaak om het bewijs dat de consument wil verkrijgen omtrent de meterstand bij de meterwisseling door de ondernemer 2. Dat bewijs is er nog steeds niet. Uitsluitend een digitale bon is beschikbaar gesteld. De uitbouwstand wordt door de consument uitdrukkelijk betwist. Wij hebben daar destijds bij de ondernemer 2. om gevraagd, maar daarop hebben wij niets verkregen/vernomen. Daarom is de ondernemer 1. van oordeel dat de ondernemer 2. terecht in dit geschil is betrokken.
Bij brief van 4 november 2016 heeft de ondernemer 1. nog gereageerd op de brief van de ondernemer 2. van 26 oktober 2016. De ondernemer 2. is op verzoek van de ondernemer 1. in dit geschil betrokken omdat hij (tot 26 oktober 2016) niet in staat was een bewijs van de uitbouwstand per 23 april 2015 aan te leveren, hoewel de ondernemer 1. daar wel uitdrukkelijk om verzocht had. Indien de ondernemer 2. dat bewijs eerder op verzoek van de ondernemer 1. had aangeleverd was het niet nodig geweest om de ondernemer 2. in dit geschil te betrekken. Met dat (verzochte) bewijsstuk kan de ondernemer 1. ook voldoen aan zijn taak als leverancier en aanspreekpunt van de consument.
Geen nadere reactie van de consument
Van de zijde van de consument is desgevraagd geen reactie meer verkregen op de brief van de ondernemer 2. van 26 oktober 2016.
Verdere beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De kern in dit geschil draait om de vraag of er nog concreet bewijs was/is omtrent de door de ondernemer 2. genoteerde/geregistreerde meterstand ten tijde van de meterwisseling op 23 april 2015. Bij brief van 26 oktober 2016, meer in het bijzonder de foto van het door de consument ondertekende formulier met daarop ook de genoteerde meterstand van 9.438 m3 gas, acht de commissie dat bewijs geleverd. De commissie gaat dan ook uit van die vastgestelde meterstand, die zowel door de ondernemer 2. als ook ten behoeve van de facturering door de ondernemer 1. jegens de consument is gehanteerd. Het uitgangspunt is (op basis van de toepasselijke algemene voorwaarden) dat de met de meetinrichting verkregen verbruiksgegevens voor partijen bindend zijn, tenzij blijkt dat de meter niet correct zou hebben gefunctioneerd. Dat dat het geval zou zijn geweest is geenszins gebleken zodat het geregistreerde en vastgestelde verbruik voor rekening en risico komt van de consument en noch de ondernemers noch de commissie behoeven daarvoor verder een verklaring te geven. Dat het verder onmogelijk zou zijn geweest dat de consument het verbruik daadwerkelijk zou hebben genoten, is evenmin gebleken; het verbruik van de consument past zonder meer in haar historisch jarenlange verbruik. Dat betekent dat de klacht van de consument ongegrond zal worden bevonden, zowel jegens de ondernemer 1. als jegens de ondernemer 2.
De commissie merkt verder nog op dat het haar vrijstaat (en stond) om de ondernemer 2. in het geschil te betrekken indien en voor zover haar dat dienstig voorkomt om het geschil te kunnen beslissen dan wel in het geval dat door 1 of meerdere betrokken partijen (in deze zaak in ieder geval de ondernemer 1.) op redelijke gronden is verzocht. De commissie betreurt het dat in deze zaak in feite de ongewenste situatie is ontstaan dat de ondernemers (respectievelijk energieleverancier en netbeheerder) naar elkaar (blijven) wijzen ter zake een door de consument ingediende klacht. In dat verband wenst de ondernemer 2. dat de commissie zal oordelen dat de door haar verschuldigde behandelingskosten voor rekening zullen dienen te komen van de ondernemer 1. De commissie zal daartoe niet overgaan, nog daargelaten dat de commissie geen taak heeft om te beslissen in geschilpunten tussen de ondernemers (omdat de commissie uitsluitend de bevoegdheid heeft om te oordelen over klachten van consumenten jegens ondernemers). Vanzelfsprekend is het zo dat sedert de invoering van het verplichte leveranciersmodel per 1 augustus 2013 de leverancier (de ondernemer 1.) in principe het aanspreekpunt is voor de consument voor wat betreft de facturering; de leverancier collecteert, valideert en stelt het verbruik vast. In deze zaak ging het evenwel om de door de consument betwiste uitbouwstand van de gasmeter die door de ondernemer 2. is vervangen. De beantwoording en verantwoordelijkheid voor de afwikkeling van de klacht van de consument berust in eerste instantie dan ook bij de ondernemer 1. als energieleverancier. Nu het evenwel ging om een betwiste uitbouwstand onder verantwoordelijkheid en uitvoering van de ondernemer 2. is het logisch dat de ondernemer 1. te rade is gegaan bij de ondernemer 2. om daarover opheldering te verkrijgen. In eerste instantie heeft de ondernemer 2. die opheldering onvoldoende gegeven, door uitsluitend een digitale bon ter beschikking te stellen. Pas nadat de ondernemer 2. in dit geschil is betrokken en eerst bij brief van 26 oktober 2016 heeft de ondernemer 2. het (essentiële) bewijsstuk geproduceerd. De ondernemer 2. had zich een gang naar de commissie kunnen besparen indien en voor zover hij dat bewijsstuk al eerder in de klachtprocedure ter beschikking had gesteld aan de ondernemer 1. die dat dan zonder meer had kunnen gebruiken en kunnen indienen. Aldus heeft de ondernemer 2. het onheil grotendeels over zichzelf afgeroepen door na te laten het concrete bewijsstuk desgevraagd aan de ondernemer 1. (eerder) te verschaffen. Aldus acht de commissie het niet onredelijk dat de ondernemer 1. daartoe in zijn (aanvankelijke) verweer heeft verwezen naar de ondernemer 2. De commissie geeft de ondernemers in overweging om in het vervolg beter en vollediger met elkaar te communiceren om dit soort geschillen waarbij zij naar elkaar (ver)wijzen en de commissie zich genoodzaakt ziet een tweede partij in de procedure te betrekken zoveel mogelijk te voorkomen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klacht van de consument jegens de ondernemer 1. en de ondernemer 2. is ongegrond.
De commissie wijst het door de consument verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 8 november 2016.