Commissie: Recreatie
Categorie: Kosten
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
88764
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de afrekening elektra.
Feiten
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken
-voor zover thans van belang- het volgende vast:
a. Op 27 januari 2014 heeft de consument voor een bedrag van € 680,00 (incl. BTW) een voorseizoenplaats bij de ondernemer geboekt voor de periode van vrijdag 21 maart 2014 tot zaterdag 21 juni 2014. Op het aan de consument door de ondernemer toegezonden boekingsoverzicht staat onder meer vermeld: “Incl. 100 kWh elektra (beginstand 1083)”.
b. Op 18 juli 2014 heeft de ondernemer aan de consument een factuur toegezonden van € 77,40 betreffende het elektraverbruik van de voorseizoenplaats. Op deze factuur staat onder meer het volgende vermeld:
“ Elektrastand
Beginstand 21 maart 2014 1086
Eindstand 22 juni 2014 1441
Vrij verbruik 100
Totaalstand verbruik minus bovenstaand 258 x 0,30 € 77,40”
c. De consument heeft deze factuur onbetaald gelaten.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft zijn caravan op 29 maart 2014 op de camping geplaatst. In verband met ziekte zijn de consument en zijn vrouw in de periode van 29 maart 2014 tot 20 juni 2014 hooguit in totaal
3 weken op de camping geweest. Los van de gemaakte rekeningfouten in de factuur -de beginstand was 1083 en 1441 minus 1086 minus 100 is niet 258 maar 255- twijfelt de consument ernstig aan de juistheid van het in rekening gebrachte verbruik. De buren van de consument op de camping, die volgens de consument de gehele voorseizoenplaats dag en nacht aanwezig waren (met uitzondering van enkele dagen waarop zij voor een begrafenis naar huis moesten), moeten minder elektra betalen dan hij. Het is zelfs zo dat de consument het hoogste elektraverbruik van alle voorseizoenplaatsen had. De elektrakasten zijn open en iedere willekeurige gast op de camping kan van het aansluitpunt van de consument gebruik maken. Ook wordt volgens de consument snoei- en maaiapparatuur van de ondernemer op deze palen aangesloten. Een aantal keer heeft de consument de aansluiting ook weer op de correcte wijze in de paal moeten doen. De factuur van de ondernemer is voor de consument door dit alles niet controleerbaar. Het gaat de consument niet om de hoogte van het bedrag, maar hij wil pas betalen als de ondernemer aantoont hoe deze tot het bedrag van € 77,40 is gekomen. De consument wil alleen de werkelijke kosten betalen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
In zijn verweerschrift van 13 oktober 2014 heeft de ondernemer allereerst naar voren gebracht dat hij op 3 oktober 2014 het geschil uit kostenoverwegingen heeft proberen te schikken voor de helft van het in rekening gebrachte bedrag, zijnde € 38,70, maar dat de consument daar helaas niet mee akkoord wilde gaan. Inhoudelijk is de ondernemer van mening dat de door hem opgenomen beginstand (1083) en eindstand (1441) juist zijn. De consument heeft aangegeven dat hij een elektrische kachel wilde gebruiken. Een dergelijke kachel verbruikt erg veel stroom. Verder gebruiken een koelkast en een boiler ook de nodige stroom. Navraag bij [firmanaam installateur] wees uit dat deze apparaten 3 á 4 kWh per dag gebruiken. Verder is de elektra-aansluiting van de consument een alleenstaande paal, omdat dit het uiterste hoekje van de camping is. Als andere kampeergasten deze paal wilden gebruiken, moet er een verlengsnoer worden uitgerold en moeten zij de stekker van de caravan van de consument eruit trekken. Volgens de ondernemer is zoiets nog nooit op de camping voorgekomen. Ten slotte heeft de ondernemer betwist dat zijn personeel de paal van de consument heeft gebruikt om daar de maaiapparatuur op aan te sluiten.
Beoordeling van het geschil
Uit het door de ondernemer bij zijn e-mail van 22 augustus 2014 aan de consument gevoegde overzicht blijkt dat de consument over de betreffende voorseizoenperiode het hoogste elektraverbruik van alle plaatsen had. Als niet door de ondernemer weersproken staat echter tevens vast dat de consument in deze periode hooguit in totaal 3 weken op de camping is geweest. Waar de ondernemer de consument onder het tonen van de betreffende meter bij het begin noch bij het einde voor de juistheid van de meterstand heeft laten tekenen, leiden beide gemelde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien de commissie tot de conclusie dat er voor de consument met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid iets mis moet zijn gegaan rondom zijn elektraverbruik.
Concreet zou het daarbij kunnen zijn gegaan om:
1. de opname van een onjuiste beginstand; en/of
2. de opname van een onjuiste eindstand; en/of
3. de meter is defect; en/of
4. de standen zijn wel goed opgemeten, maar een ander dan de consument heeft in zijn afwezigheid gebruik gemaakt van het aansluitpunt van de consument.
Genoemde vier punten komen allemaal voor rekening en risico van de ondernemer, óók punt 4 bij gebreke aan een eigen, gesloten elektrakast voor de consument.
Bij deze twijfel over de juistheid van het door de ondernemer aan de consument in rekening gebrachte elektraverbruik, zal de commissie het verbruik schattenderwijs vaststellen op een redelijke vergoeding. Daartoe zal de commissie het door de ondernemer op 3 oktober 2014 gedane schikkingsvoorstel volgen en het door de consument te betalen bedrag aan elektra vaststellen op
€ 38,70.
De klacht zal in zoverre gegrond worden verklaard.
Verder dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
De ondernemer heeft de consument het schikkingsvoorstel immers pas gedaan nadat de consument zijn klacht bij de commissie reeds had ingediend.
Waar de consument een bedrag van € 77,– in depot heeft gestort, dient een bedrag van € 38,30 aan hem te worden terugbetaald.
Ten slotte ziet de commissie aanleiding te bepalen dat de ondernemer in dit geval geen bijdrage in de behandelingskosten van het geschil aan de commissie verschuldigd is.
De uitkomst van het geschil voor de ondernemer is thans immers gelijk aan het door hem vóór de zitting gedane schikkingsvoorstel, zodat geoordeeld kan worden dat de behandeling van het geschil ter zitting vanuit het oogpunt van de ondernemer overbodig c.q. niet noodzakelijk is geweest.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument gegrond.
Van het door de consument in depot gestorte bedrag van € 77,– zal een bedrag van € 38,30 aan hem worden terugbetaald het overige bedrag zal aan de ondernemer worden overgemaakt.
De ondernemer dient een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
De ondernemer is verder geen bijdrage in de behandelingskosten van het geschil aan de commissie verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, op 19 november 2014.