Commissie: Voertuigen
Categorie: Zorgvuldigheid ondernemer
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
83695
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de nakoming van de beslissing die de commissie heeft neergelegd in haar bindend advies van 7 maart 2014.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Ter nakoming van het bindend advies is de auto ingeleverd. Daarbij is geconstateerd dat de auto forse schades had. Die waren bij verkoop en aflevering van de auto nog niet aanwezig. De ondernemer heeft op 25 april 2014 met behulp van het audatex-systeem een schadecalculatie laten maken en die sluit op een bedrag van € 854,76 exclusief BTW. De ondernemer legt aan de commissie de vraag voor hoe hij die schade kan verhalen.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Het rapport van de deskundige, opgemaakt in het kader van het geschil, vermeldt niets ten aanzien van lakschades. Ten tijde van dat onderzoek verkeerde de auto in dezelfde staat als waarin deze was afgeleverd. Ook de [onderzoekbureau] heeft bij haar onderzoek de genoemde lakschades niet geconstateerd
De auto is op 15 april 2014 opgehaald. Op 22 april 2014 dateert de ondernemer zijn brief, waarbij hij een expertiserapport voegt van 25 april 2014. Op 29 april 2014 heeft de consument deze brief ontvangen. Wat er tussen 15 april 2014 en 22 april 2014 met de auto is gebeurd, daar heeft de consument geen zicht op gehad.
De consument merkt voorts op dat zij eigenschappen waarneemt op de door de ondernemer opgestuurde foto’s die haar doen vermoeden dat de foto’s zijn geretoucheerd.
De ondernemer verlangt, zo begrijpt de commissie, vaststelling van het feit dat de consument aansprakelijk is voor de herstelkosten ad € 854,76 exclusief BTW en vergoeding van die schade door de consument. De commissie gaat daarbij uit van een schadebedrag exclusief BTW, omdat de ondernemer voor het herstel bij hem in rekening te brengen BTW kan verrekenen, zodat die post voor hem geen schade oplevert.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op 15 april 2014 is de auto door de ondernemer bij de consument opgehaald. Op 17 april 2014 is d auto gevrijwaard. Niet gesteld of gebleken is dat de ondernemer bij het ophalen van de auto de auto op uitwendige schades heeft geïnspecteerd. Evenmin is gesteld of gebleken dat de ondernemer direct bij het ophalen van de auto schades heeft geclaimd. Anders dan te doen gebruikelijk bij het inleveren van huur- en leaseauto’s is bij het ophalen van de auto geen overdrachtsrapport of inspectierapport opgemaakt. Op geen enkele wijze valt daarom voorshands vast te stellen dat de auto bij inlevering, op 15 april 2014, de schades heeft vertoond waarvoor de ondernemer nu een vergoeding verlangd.
De ondernemer heeft de auto opgehaald en de consument gevrijwaard. Dat hij daarbij de consument direct heeft gewezen op de schades en hem daarvoor aansprakelijk heeft gesteld is niet gebleken. De eerste melding van de schades aan de consument is, voor zover nu valt te beoordelen, pas gedaan bij brief van 22 april 2014 die, kennelijk in afwachting van de audatex-expertise, even moet zijn blijven liggen. De commissie heeft de brief pas op 29 april 2014 ontvangen.
In het onderhavige geval betreft de teruggave van de auto de nakoming van een verbintenis tot ongedaanmaking, een verbintenis die voortvloeit uit de wettelijke bepaling van artikel 6:271 BW. Strikt genomen is geen sprake van een koopovereenkomst, waarop de regels van titel 1 van boek 7 BW van toepassing zijn. Hoewel de regels betreffende de koopovereenkomst niet direct van toepassing zijn, is de commissie van oordeel dat, nu het hier gaat om het ongedaan maken van een koopovereenkomst, deze regels wel analoog toegepast kunnen worden. De eerste regel die dan in het oog springt is de regel dat een zaak vanaf het moment van aflevering voor risico komt van degene aan wie de zaak is afgeleverd (artikel 7:10, lid 1 BW). Is de zaak afgeleverd, dan komen de gevolgen van het tenietgaan of het achteruitgaan van een zaak voor risico van de koper c.q. degene aan wie de zaak is afgeleverd. Het is dus van belang dat bij aflevering de staat van een zaak wordt vastgesteld. Deze regel is gebaseerd op een algemeen beginsel dat voortvloeit uit de omstandigheid dat iemand niet meer in kan staan voor de kwaliteit van een zaak, wanneer hij daar geen feitelijk gezag meer over heeft. De op dat algemeen beginsel gebaseerde regel van artikel 7:10, lid 1 BW ziet naar het oordeel ook op verbintenissen tot ongedaanmaking na ontbinding van een koopovereenkomst.
De aangehaalde regel betekent dat schades aan een auto die bij aflevering aanwezig zijn voor rekening komen van de consument en schades die na aflevering ontstaan voor rekening van de ondernemer. Vandaar dat het van groot belang is om de toestand van de auto bij aflevering (in dit geval bij het ophalen ervan) vast te leggen, zeker wanneer het gaat om eenvoudig vast te stellen grote lakschades als de onderhavige.
De commissie stelt vast dat de ondernemer niet heeft aangetoond dat de schade, waar hij naar verwijst, bij aflevering al op de auto aanwezig was. De consument betwist dat en in dat geval is het aan de ondernemer om dat aan te tonen. Tussen het ophalen van de auto en het opnemen van de schade op 25 april 2014 zijn tien dagen verlopen en onbekend is wat er in die tijd met de auto is gebeurd. Niet valt uit te sluiten dat de schade is ontstaan tijdens transport of in het bedrijf van de ondernemer, in welk geval de consument daar niet voor aansprakelijk kan worden gehouden. Wanneer de ondernemer dan niet onomstotelijk aantoont dat de schade bij het ophalen al aanwezig was, kan de commissie niet oordelen dat gronden bestaan om de herstelkosten met betrekking tot de lakschade voor rekening van de consument te laten komen.
Het voorgaande voert dan tot na te melden beslissing.
Beslissing
Het door de ondernemer verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, op 21 augustus 2014.