
Commissie: Taxivervoer
Categorie: Ontvankelijkheid
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
TAX06-0039
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een gehandicapten vervoersrit van Renesse naar Eindhoven op 13 september 2006, uitgevoerd door bovenregionaal vervoer voor reizigers met een mobiliteitsbeperking.
De consument heeft op 20 november 2006 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Bij het inladen van mijn scootmobiel, waarop ik mij bij het inladen bevond, is deze achteruit geschoven nadat de lift boven gekomen was. Ik kon er nog net op tijd vanaf springen waarbij ik hard met mijn verkeerde been (posttraumatische dystrofie) op de grond terecht kwam. Mijn post-traumatische dystrofie klachten zijn hierdoor verergerd in die zin dat ik meer pijnklachten heb en ik beperkter ben in mijn mobiliteit.
De scootmobiel bleek achteraf geen schade te hebben.
De consument verlangt een vergoeding bestaande uit terugbetaling van de reiskosten en smartengeld voor de geleden immateriële schade.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Er is geen causaal verband tussen het voorval enerzijds en de door de consument gestelde schade anderzijds. Iedere onderbouwing met medische gegevens ontbreekt. Verwezen wordt naar de verklaring van de chauffeur, die verklaart dat er geen sprake is geweest van persoonlijke ongelukken en er dus geen letselschade is geweest.
Niet uitgesloten is dat de consument zelf de scootmobiel in beweging heeft gezet, waardor hij van de scootmobiel is gevallen.
De gestelde immateriële schade is niet geconcretiseerd en onderbouwd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Blijkens artikel 5 sub a van het reglement van de commissie verklaart de commissie de consument in zijn verzoek niet-ontvankelijk, indien het geschil betrekking heeft op ziekte. Dat is hier het geval. De consument klaagt immers over het feit dat zijn posttraumatische dystrofieklachten zijn verhevigd en hij daardoor meer pijn heeft en minder mobiel is, op grond van welke feiten hij de materiële en immateriële vergoeding verlangt. Dit betekent dat de commissie een medisch oordeel zou moeten geven.
Klager had van het reglement – en dus van bovengenoemd artikel ervan – kennis kunnen nemen toen hij de klacht bij de commissie aanmeldde. In de aan klager toegezonden brochure staat vermeld dat het reglement op aanvraag kosteloos wordt toegestuurd. (Op internet is het reglement ook te raadplegen).
Op grond van het voorgaande is de consument niet ontvankelijk in de klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Klager wordt in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Taxivervoer, op 28 juni 2007.