Boekingskantoor hoeft klager niet op annuleringsverzekering te wijzen.

  • Home >>
  • Reizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Totstandkoming    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI-D01-2053

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 22 maart 2001 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een eigen vervoersreis voor 6 personen naar Disneyland Parijs met verblijf in een bungalow op de [naam verblijf] op basis van logies met ontbijt voor de periode van 1 t/m 5 juli 2001 voor de som van € 1.203,43 in totaal.   Ontvankelijkheidsheidsvraag   Aan de commissie is de vraag voorgelegd of klager ontvankelijk is in haar klacht.   In dit kader heeft de commissie het volgende overwogen.   De onderwerpelijke klacht bestaat in hoofdzaak uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel van de klacht heeft betrekking op de informatieverstrekking tijdens boeking. In het bijzonder wordt geklaagd over het feit dat er niet op is gewezen dat een tweede familienaam op het boekingsformulier mogelijk problemen geeft bij een doorlopende reis- en annuleringsverzekering, op de polis waarvan de namen van de leden van die tweede familie niet staan vermeld. Dit heeft er bij annulering toe geleid dat slechts de helft van het reisgezelschap verzekerd bleek te zijn. Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op de datum van annulering zoals deze door de ANWB is gehanteerd voor de vaststelling van de annuleringskosten.   De reisorganisator vraagt zich in zijn schrijven van 4 maart 2002 af of hij in dit geval aansprakelijk kan worden gesteld, daar het gaat om informatie met betrekking tot een dienst die niet door hem is ge­leverd en waarvoor hij zelfs niet bemiddeld zou hebben, namelijk de reis- en annuleringsverzekering.   Daarnaast is volgens de reisorganisator nooit een klacht ingediend bij hem en zou klager conform artikel 5 van het reglement van de commissie niet-ontvankelijk zijn in haar klacht.   Artikel 5, aanhef en onder a, van het reglement van de commissie bepaalt dat de commissie de consument in zijn klacht ambtshalve niet-ontvankelijk verklaart indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de op de overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden bij de ondernemer heeft ingediend en vervolgens bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. In afwijking van het gestelde onder a kan de commissie besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de consument ter zake van niet-naleving van de voorwaarden naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.   In casu heeft klager bij brief van 5 juli 2001 een klacht ingediend bij het hoofdkantoor van de ANWB te Den Haag, daar zij haar reis had geboekt bij het kantoor van de ANWB te Middelburg. Op het hoofdkantoor van de ANWB is echter niet onderkend dat de klacht doorgestuurd had moeten worden naar de reisorganisator en dat een inhoudelijke behandeling van hun kant achterwege had moeten blijven. Gelet hierop kan naar het oordeel van de commissie niet aan klager worden tegengeworpen dat zij geen klacht heeft ingediend bij de reisorganisator.   Met de reisorganisator is de commissie overigens van oordeel dat niet-ontvankelijkverklaring zou moeten volgen indien de klacht zou gaan over de afgesloten reis- en annuleringsverzekering en de op grond daarvan gedane uitkering door de verzekeringsmaatschappij. Daarvan is echter geen sprake.  Gelet op de hiervoor omschreven klachtonderdelen zal de commissie dan ook bepalen dat het geschil in behandeling wordt genomen.   Derhalve wordt beslist als volgt.   Beslissing   De commissie verklaart klager ontvankelijk in haar klacht, voorzover deze geen betrekking heeft op de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst, en bepaalt dat het geschil in behandeling wordt genomen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, op 10 april 2002.