Brand aan boord: overmacht.

De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Aansprakelijkheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI02-1150

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil
 
Het geschil vloeit voort uit een op 12 december 2001 met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een bootreis voor twee personen door Europese wateren met verblijf op een cruiseschip op basis van volpension, voor de periode van 30 maart t/m 4 april 2002 voor de som van € 858,-.

Standpunt van klager
 
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt. 

Op 2 april 2002 werd de reis op de Waal onderbroken door brand in de machinekamer van het schip. Door de reisorganisator werd een alternatief aangeboden, namelijk een busreis naar Maastricht en de Mergelroute, of vanuit Tiel per bus naar Rotterdam. Omdat wij beiden, mijn vrouw en ik, met onze gezondheid te kampen hebben, besloten wij wel naar Veldhoven mee te reizen en vandaaruit, de andere dag, naar huis te gaan. Mijn vrouw kan geen lange ritten in bus of auto meer maken in verband met een herseninfarct dat zij drie jaar geleden heeft gehad en waarvan zij nog niet helemaal is hersteld.
 
De reischeque ten bedrage van € 100,-, die wij op 8 april 2002 kregen toegezonden en die tot 31 december 2002 geldig is, kan door ons niet worden besteed omdat wij dit jaar in verband met een verhuizing niet meer met vakantie kunnen. Tevens vinden wij € 50,- per persoon geen redelijke vergoeding.
 
Ik heb de reisorganisator telefonisch verzocht zijn zienswijze ten aanzien van de vergoeding aan te passen. Ik kreeg daarop het antwoord dat de reisorganisator in het geheel niet verplicht was om een alternatief aan te bieden omdat het om een calamiteit ging. Ook de reischeque moest dit jaar worden besteed. Ik vind dit geen goede afhandeling van zaken.
 
Wij hebben ten behoeve van de terugreis van Veldhoven naar Katwijk € 50,- reiskosten moeten maken.
 
Klager verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen.
 
Standpunt van de reisorganisator
 
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.

Klagers klachten houden concreet in dat hij ontevreden is over de hoogte van de geboden reischeque en de geldigheidsduur daarvan. Daarbij stelt klager dat hij geen gebruik heeft gemaakt van het alternatief. De uitvoering van de reis, tot zover deze conform de overeenkomst kon worden uitgevoerd, was naar klagers volle tevredenheid.
 
Op 2 april, de vierde dag van de cruise, brak er brand uit in de machinekamer van het schip. Omdat er onder normale omstandigheden pas na het ontbijt van 4 april uitgescheept zou worden, heeft onze organisatie, ondanks dat we van mening waren dat er overeenkomstig artikel 12 van de ANVR Reisvoorwaarden met succes een beroep op overmacht kan worden gedaan – het schip werd immers goed onderhouden en een brand is onder deze omstandigheden niet te voorzien – en wij zodoende aan het navolgende niet gehouden zijn, aan alle cliënten aan boord twee alternatieven aangeboden, waarvan men er één kon kiezen. Het eerste alternatief betrof twee overnachtingen op basis van halfpension in het Golden Tulip Hotel Koningshof te Veldhoven met op 3 april een excursie door Limburg. En als tweede alternatief boden wij een terugreis aan naar de inscheepplaats Rotterdam met daaraan gekoppeld een evenredige restitutie van de gemiste dagen. Daarnaast heeft iedere reiziger een reischeque ten bedrage van € 50,- aangeboden gekregen en heeft onze organisatie de openstaande barrekening, met een totaalbedrag van € 3.403,35 (gemiddeld € 21,- per persoon), voldaan en deze nimmer in rekening gebracht bij onze cliënten.
 
Wij zijn van mening dat klager door mee te gaan naar Veldhoven en daar te overnachten wel gebruik heeft gemaakt van het Golden Tulip-alternatief en het alternatief betreffende de gedeeltelijke restitutie van de reissom heeft verworpen. Dat klager deze keuze heeft gemaakt omdat hij en zijn vrouw geen lange bus- of autoritten meer kunnen maken achten wij discutabel. De busrit Tiel-Veldhoven bedroeg 80,9 kilometer. De afstand Tiel-Rotterdam bedraagt 75,5 kilometer. Klager moest dan weliswaar nog van Rotterdam naar Katwijk (45,3 kilometer), maar dat klager een afstand van 120,9 kilometer te veel acht om op één dag af te leggen bestrijden wij met het feit dat klager op 3 april vanuit Veldhoven is afgereisd naar zijn woonplaats Katwijk, een afstand van 160,8 kilometer. Dat klager de laatste nacht niet van zijn kamer in het Golden Tulip Hotel gebruik heeft gemaakt doet niets af aan het feit dat onze organisatie de volledige kosten voor hem heeft moeten maken om ervoor te zorgen dat, ondanks de brand, hij voor de restduur toch nog een goede vakantie kon genieten. Klagers gedrag, het én gebruik maken van het eerste alternatief én het opeisen van de restitutie van het tweede alternatief, getuigt ons inziens dan ook niet van enige mate van redelijkheid en billijkheid.
 
Omdat klager aangeeft dit jaar niet meer in de gelegenheid te zijn een reis te maken, willen wij hem een laatste geste doen en de reischeque verlengen tot 30 april 2003.
 
Ter zitting heeft de reisorganisator tevens aangeboden de geldigheid van de reischeque nog iets op te rekken of zelfs in contanten uit te betalen.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
De cruise werd afgebroken omdat brand uitbrak op het schip. De commissie onderschrijft het standpunt van de reisorganisator dat hier sprake is van overmacht als bedoeld in artikel 12 lid 3 sub d van de ANVR Reisvoorwaarden. Een dergelijke onvoorziene omstandigheid valt onder overmacht, tenzij er sprake is van onzorgvuldigheid of onvoldoende onderhoud aan het schip door de reisorganisator of diens hulppersoon, doch daarvan is niet gebleken.
 
Naar het oordeel van de commissie is de reisorganisator evenmin tekortgeschoten in zijn plicht om naar gelang de omstandigheden de reizigers hulp en bijstand te verlenen. De commissie is van oordeel dat de reisorganisator zeer correct heeft gehandeld door de gedupeerde reizigers een keuze te bieden uit twee zeer redelijke alternatieven (en tevens de barrekening niet door te belasten). Klager heeft zelf een keuze gemaakt uit beide alternatieven.
 
De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is.
 
Betreffende de aangeboden reischeque merkt de commissie, ten overvloede, op dat zij een dergelijk aanbod in het geval van een gegronde klacht niet juist acht, omdat een gegronde klacht vertaald moet worden in een geldelijke vergoeding en op deze manier op een onjuiste wijze aan klantenbinding wordt gedaan. In het onderhavige geval is de commissie echter van oordeel dat de klacht ongegrond is omdat de reisorganisator niets valt te verwijten. Het aanbod dient in dit geval te worden gezien als een aanbod van verdere coulance van de zijde van de reisorganisator, niet iets waar men recht op kan doen gelden. Het is aan de ontvangende partij om al dan niet van dit aanbod gebruik te maken.
De commissie doet in dit kader een beroep op de coulance van de reisorganisator om ook het aanbod om de reischeque contant uit te betalen, zoals dat ter zitting werd gedaan, gestand te doen, indien klager daarom verzoekt. 
 
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
 
Het door klager verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 7 oktober 2002.