Calorische waarde – 2

De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Tariefbepalingen    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ENE08-0090

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft de (on)juistheid van de jaarnota 2007 in verband met de verhoging van het feitelijk gemeten gasverbruik van 1.185 m3 met 25 m3 in verband met de correctie van de calorische waarde.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   In de jaarnota van 2007 brengt de ondernemer mij 25 m3 gas in rekening die niet aan mij zijn geleverd. De nota is derhalve feitelijk onjuist. Dit is in strijd met de algemene voorwaarden, op grond waarvan in rekening mag worden gebracht wat volgens de meter is verbruikt. Verder factureert de ondernemer ook transportkosten en energiebelasting voor die 25 m3 die niet zijn geleverd. Door de bijtelling van niet geleverd gas ter grootte van 25 m3 is het leveringstarief per m3 voor mij hoger dan het gepubliceerde tarief. Het verhaal van de ondernemer over calorische waardes, correctiefactor, [plaatsnaam]gas et cetera heeft een toeslagkarakter. Een toeslag kan niet in volume gemeten worden. Een toeslag zou gemeten kunnen worden in een tariefsverhoging. Zoals de ondernemer dat nu toepast is willekeur.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Terzake de toegepaste calorische waarde heeft uw commissie reeds meermalen uitspraak gedaan waarin de toepassing van de calorische waarde akkoord wordt bevonden. Het betreft hier vaste jurisprudentie. Een en ander staat ook uitgelegd op de website van [loket van de overheid voor consumenten] en [vermelding van een maatschappij]. Wij hebben de consument hieromtrent reeds eerder correct geïnformeerd. Het bevreemdt ons dat de consument op de jaarnota’s 2005 en 2006 niet gereageerd heeft op de toepassing van de calorische waarde. Wij wijzen er verder op dat de consument in de klachtbrief van 17 december 2007 aan ons over de calorische waarde niet gerept heeft over het leveringstarief en in die zin is deze klacht bij de commissie dan ook niet ontvankelijk.   Resumerend stellen wij dat wij geheel rechtmatig de calorische waarde en het juiste tarief hebben toegepast.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De wijze waarop een calorische toeslag in m3 wordt toegepast op het feitelijk verbruik afhankelijk van de verbrandingswaarde van het geleverde gas ten opzichte van de norm van 35,17 MJ/m3, welke norm is afgeleid van de energiewaarde van het zogenaamde “[plaatsnaam]gas” uit het [plaatsnaam]veld, is door de commissie in een lang reeks van uitspraken geaccepteerd. Er is mitsdien inderdaad sprake van vaste jurisprudentie op dit punt. De commissie wijst er nog op dat ook in publiekrechtelijke regelingen betreffende tariefstructuren en voorwaarden voor gas ook uitgegaan wordt van een standaardkubiekemeter 35,17 MJ/m3. De commissie verwijst naar bijgevoegde passage uit de Regeling van de Minister van Economische Zaken van 9 januari 2005, nr. [nummervermelding], houdende regels inzake tariefstructuren en voorwaarden voor gas (Regeling tariefstructuren en voorwaarden gas), te vinden op [websitevermelding]:   “Anderzijds zijn er tariefelementen die afhankelijk zijn van de totale hoeveelheid gas die wordt getransporteerd (energievolume) en de hoeveelheid gas per tijdseenheid (capaciteit ofwel de benodigde ‘leidingdikte’). Deze elementen worden voor iedere afnemer bepaald aan de hand van zijn vraag naar energie (gasvolume) en vermogen (gascapaciteit). Energie en vermogen zijn hiermee de tariefdragers (eerste lid, onderdeel b). Deze worden natuurkundig gesproken gemeten in energie-eenheden (zoals Joule of kilo-Wattuur) en vermogenseenheden (zoals paardenkrachten of kiloWatt). In de praktijk wordt gewerkt met een standaardkubieke meter aardgas (35,17 MJ/m3) en een tarief dat geldt voor één jaar, zodat gasvolume in m3en capaciteit in m3/uur/jaar wordt berekend. De grootste kostenpost per gebruiker is vrijwel altijd de gevraagde capaciteit (vermogen). Omdat kleinverbruikers normaal gesproken een gasmeter hebben die wel volume maar geen capaciteit meet, is voor hen een berekening noodzakelijk om de gevraagde capaciteit de bepalen”. Ook uit de Meetvoorwaarden-Gas-RNB, eveneens te vinden op genoemde website, blijkt dat bepalend is de hoeveelheid energie uit het aantal normaal kubieke meters en de calorische bovenwaarde van het gas.   Conform die Meetvoorwaarden-Gas-RNB moet een meetinrichting de totale op het overdrachtspunt uitgewisselde hoeveelheid gas, uitgedrukt in kubieke meters en/of in normaal kubieke meters meten (3.4.1). De data bedoeld in 3.4.1 alsmede de daaruit afgeleide verbruiken worden jaarlijks vastgesteld door de erkende meetverantwoordelijke (4.2.1.1). De vaststelling vindt in de regel plaats door de uit- of aflezing van de meetinrichting. De erkende meetverantwoordelijke kan van de aangeslotene verlangen dat de aangeslotene zelf de tellerstanden opneemt (4.2.1.2 t/m 4.2.1.4). De regionale netbeheerder bepaalt vervolgens de hoeveelheid energie uit het aantal normaal kubieke meters (m3(n)) volume) dat hij van de desbetreffende erkende meetverantwoordelijken ontvangt en de calorische bovenwaarde van het gas die: a.         door de beheerder van het landelijk gastransportnet aan de regionale netbeheerder wordt aangeleverd of; b.         door de regionale netbeheerder conform het gestelde in hoofdstuk 3 van de Meetvoorwaarden Gas-LNB zelf wordt bepaald (5.1.4.) De regionale netbeheerder geeft vervolgens voor een aansluiting bedoeld voor een kleinverbruiker ten minste eenmaal per jaar aan de leverancier de laatste tellerstand(en) alsmede het in de tussenliggende periode op de aansluiting uitgewisselde hoeveelheid gas, uitgedrukt in kubieke meter Groningen gas (m3(n;35,17) door. …. (5.2.1). Op basis van de gegevens van de regionale netbeheerder factureert de leverancier.

  
 De commissie ziet in hetgeen de consument naar voren heeft gebracht geen aanleiding om af te wijken van de vaste jurisprudentie van de commissie. Voorts is de commissie van mening dat de ondernemer in casu adequate uitleg en informatie heeft verstrekt over de methode van de herleiding naar calorische waarde.
  Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

    Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op  28 maart 2008.