
Commissie: Auteursrechten zakelijk
Categorie: auteursrecht
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Uitspraak
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
232136/254103
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?Het onderwerp van geschil betreft de hoogte van de door de CBO in rekening gebrachte auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023 bij de betalingsplichtige. In de kern komt het standpunt van de betalingsplichtige erop neer dat de door de CBO bij de betalingsplichtige in rekening gebrachte auteursrechtelijke vergoedingen voor de jaren 2022 en 2023 onbillijk zijn. CBO betoogt het tegenovergestelde. De ideale wijze van berekenen van de auteursrechtelijke vergoeding zou zijn op basis van het feitelijke gebruik van een betalingsplichtige. In de onderhavige situatie is het echter feitelijk ondoenlijk om elk gebruik te registreren en af te rekenen, gelet op het feit dat er alleen al in het uitzendgebied van de betalingsplichtige 145 radiozenders zijn. De CBO heeft ter zitting erkend dat er sprake is van een verminderd technisch bereik van DAB+ en dat zij daarom een correctiefactor van 25% heeft toegepast op haar berekeningen van de auteursrechtelijke vergoeding van de jaren 2022 en 2023. De commissie zal bepalen dat de CBO de auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023 opnieuw dient te berekenen met een correctiefactor van 40% in plaats van de hiervoor gehanteerde 25%. Daarnaast zal zij bepalen dat de CBO de door de betalingsplichtige te veel betaalde auteursrechtelijke vergoeding dient terug te betalen. |
||||||||||||||||||||||||||
volledige uitspraak
|
||||||||||||||||||||||||||
Behandeling van het geschil
Het verloop van de procedure blijkt uit: – de melding van de klacht van de betalingsplichtige op 21 september 2023, met bijlagen, – het verweerschrift van de CBO, met bijlagen, – de reactie op het verweerschrift van de betalingsplichtige, – de uitspraak van 18 juni 2024 van de commissie, waarin de betalingsplichtige ontvankelijk is verklaard in haar klacht, – het nagezonden bezwaar van de betalingsplichtige op de factuur van 24 juli 2024 van de CBO, met bijlage, – de nadere toelichting op het verweerschrift van de CBO, met bijlagen, – de mondelinge behandeling van 8 oktober 2024, – de spreekaantekeningen van de betalingsplichtige. Op de mondelinge behandeling van 8 oktober 2024 te Den Haag hebben partijen hun standpunt toegelicht. Ter zitting zijn verschenen: – dhr. R.M. Biever, vertegenwoordiger van de betalingsplichtige, – mw. mr. K. Bozorg Zadeh-Garcia Benitez, gemachtigde van de CBO, – mw. mr. S. Janssen, namens de CBO, – dhr. mr. C. de Steenwinkel, namens de CBO. |
||||||||||||||||||||||||||
Onderwerp van het geschil
Het onderwerp van geschil betreft de hoogte van de door de CBO in rekening gebrachte auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023 bij de betalingsplichtige. De feiten Partijen De CBO heeft als enige in Nederland een vergunning tot bedrijfsmatige bemiddeling inzake muziekauteursrecht, als bedoeld in artikel 30a van de Auteurswet. De betalingsplichtige is een commerciële media-instelling die een niet-landelijk radioprogramma aanbiedt via DAB+ en het internet. De licentieovereenkomst Op 6 augustus 2023 heeft de betalingsplichtige een licentieovereenkomst gesloten met de CBO voor de openbaarmaking van het auteursrechtelijk beschermde muziekrepertoire van de CBO. De licentieovereenkomst is met terugwerkende kracht op 1 mei 2022 in werking is getreden. In deze licentieovereenkomst is, voor zover relevant, het volgende bepaald. “Artikel 14 – vergoeding 1. Uit hoofde van deze Overeenkomst zal de [betalingsplichtige] aan [de CBO] per jaar een vergoeding verschuldigd zijn. Deze vergoeding is gebaseerd op een percentage van het Totaal der Netto-inkomsten en het percentage gemiddeld muziekgebruik van de [betalingsplichtige]. In ieder geval zal de [betalingsplichtige] een abonnee gerelateerde vergoeding verschuldigd zijn (…) per abonnee op een omroepnetwerk die het signaal kan ontvangen; (…) 3. Voor de verspreiding via DAB+ geschiedt de berekening van het aantal abonnees als volgt: het aantal inwoners per 1 januari en het aantal inwoners per 1 januari van het volgende jaar, in het verzorgingsgebied van de door de [betalingsplichtige] verworven DAB+ multiplex worden bij elkaar opgeteld en door twee gedeeld. Dit totaal zal vermenigvuldigd worden met de DAB+ Correctiefactor in verband met de beperkte aantal verkopen DAB+ ontvangers. De DAB+ Correctiefactor wordt vastgesteld door het, door GFK, cumulatief aantal vastgestelde verkochte DAB+ ontvangers tot en met het voorgaande jaar, te delen door het gemiddeld aantal huishoudens in Nederland van het voorgaande jaar.” De facturen De CBO heeft in 2022 en 2023 (in ieder geval) de volgende facturen naar de betalingsplichtige gestuurd.
In de e-mail van 11 april 2023 heeft de CBO aan de betalingsplichtige, voor zover relevant, het volgende laten weten. “Bij de berekening van de hoogte van de vergoeding (voor 2022 en 2023) gaat de CBO uit van de door de overheidsinstantie RDI (voorheen AT geheten) verstrekte percentages. Deze percentages blijken in sommige gevallen het maximaal aantal te bereiken huishoudens in een lokaal DAB+ kavel te zijn. Zoals wij nu hebben begrepen is het maximaal aantal huishoudens voor een aantal lokale DAB+ omroepen door technische oorzaken op dit moment niet haalbaar en worden er in de praktijk minder huishoudens bereikt. Na (intern) beraad zijn wij tot de conclusie gekomen dat in deze specifieke situatie een correctie op zijn plaats is. Dit betekent dat voor het jaar 2022 en 2023 een extra correctiefactor wordt gehanteerd van 25% op het maximaal te bereiken aantal inwoners in een verzorgingsgebied. De al door ons gehanteerde DAB+ correctiefactor blijft gewoon bestaan.” De CBO heeft op 24 juli 2024 in de factuur met axapta nummer 2285177 een nadere berekening van de verschuldigde auteursrechtelijke vergoeding voor het jaar 2023 naar de betalingsplichtige gestuurd. In deze factuur staat, voor zover relevant, vermeld: “VERGOEDING
|
||||||||||||||||||||||||||
Standpunt van de betalingsplichtige
Voor het standpunt van de betalingsplichtige verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit erop neer dat de door de CBO bij de betalingsplichtige in rekening gebrachte auteursrechtelijke vergoedingen voor de jaren 2022 en 2023 onbillijk zijn. Hij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan. Aantal huishoudens zendgebied De CBO heeft voor de jaren 2022 en 2023 de verschuldigde auteursrechtelijke vergoeding berekend op basis van het aantal huishoudens in het zendgebied van de betalingsplichtige die theoretisch gezien zouden kunnen luisteren naar een radiozender via DAB+. De betalingsplichtige betaalt door deze wijze van berekenen echter te veel aan de CBO, omdat niet alle huishoudens in haar zendgebied luisteren naar haar radiozender. Er zijn in het zendgebied immers zo’n 145 radiozenders beschikbaar. Kleine radiostations, zoals de betalingsplichtige, worden door het hanteren van deze berekeningswijze gediscrimineerd. De radiozender van de betalingsplichtige is niet te vergelijken met de grotere landelijke omroepen. De verschuldigde auteursrechtelijke vergoedingen van 2022 en 2023 dienen daarom door de CBO te worden herberekend. Aantal luisteraars Wekelijks worden door Nationaal Media Onderzoek (hierna: NMO) de luistercijfers gepubliceerd van het aantal luisteraars dat actief de radiozender van de betalingsplichtige volgt. De luistercijfers van NMO geven dus een reëel beeld van het daadwerkelijke bereik van de radiozender van de betalingsplichtige. De CBO dient deze cijfers te gebruiken voor de herberekening van de auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023. Op deze manier betaalt de betalingsplichtige enkel voor de huishoudens die daadwerkelijk naar haar radiozender luisteren. Technisch bereik DAB+ Uit recentelijk onderzoek van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (hierna: de RDI) is daarnaast gebleken dat door technische oorzaken nog geen 40% van de DAB+ ontvangers bereik heeft binnenshuis. De door de RDI opgestelde indoor en outdoor ontvangstkaarten van het zendgebied van de betalingsplichtige laten dit ook duidelijk zien. Deze gegevens zijn ook gedeeld met het Commissariaat voor de Media, hetgeen een zelfstandig bestuursorgaan is. Er hoeft dus geen onderzoek meer te worden gedaan naar deze gegevens. De CBO beschikt ook over deze cijfers. Zij hebben deze opgevraagd bij het RDI. De betalingsplichtige wil dan ook dat de CBO hiermee rekening houdt bij de herberekening van de auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023. Standpunt van de CBO Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit erop neer dat de bij de betalingsplichtige in rekening gebrachte auteursrechtelijke vergoedingen voor de jaren 2022 en 2023 billijk zijn. Zij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan. Het door de CBO gehanteerde tarief is niet eenzijdig door haar vastgesteld, maar het resultaat van uitgebreide onderhandelingen met representatieve organisaties van de desbetreffende categorie van gebruikers en/of betalingsplichtigen. Het tarief is dan ook is na gedegen onderzoek en analyse van de markt tot stand gekomen. De CBO behandelt hierbij gelijke gevallen gelijk, zonder uitzondering. Het tarief is billijk in verhouding tot de economische waarde van het gebruik en in verhouding gelet op de aard en reikwijdte van het gebruik. Aantal luisteraars Het voorstel van de betalingsplichtige dat de CBO zou moeten factureren op basis van werkelijke wekelijkse luistercijfers van NMO is niet mogelijk, gezien de wijze waarop de tarieven tot stand komen in het collectief beheer en het geldende juridisch kader. Het systeem van collectief beheer brengt met zich mee dat dezelfde non-discriminatoire voorwaarden moeten worden toegepast op alle gebruikers in deze markt. Het is dan ook niet mogelijk om voor één individuele muziekgebruiker met terugwerkende kracht de berekening van de auteursrechtelijke vergoeding voor de jaren 2022 en 2023 aan te passen. Dat zou in strijd zijn met de rechtszekerheid voor zowel andere muziekgebruikers in hetzelfde segment als voor de rechthebbenden. Het zou ook een nadelig effect hebben op de repartitie aan rechthebbenden, welke voor de afgerekende jaren reeds heeft plaatsgevonden. De CBO verleent daarnaast jaarlijks honderdduizenden licenties. De omvang van dit collectief beheer brengt mee dat er ten behoeve van de incasso (licentieverlening, tarieven, controle en handhaving) en de repartitie (de wijze waarop de incasso wordt toegerekend aan individuele muziekwerken) een beleidsmatige afweging is gemaakt tussen kosten en baten. Besloten is dat niet voor iedere specifieke DAB+ aanbieder een tarief berekend kan worden op basis van het werkelijk aantal luisteraars, gelet op de onevenredig hoge uitvoeringskosten die dat met zich mee zou brengen. Daarom is er voor gekozen om de auteursrechtelijke vergoeding te berekenen op basis van de potentiële hoeveelheid huishoudens die worden bereikt door een betalingsplichtige, aangezien het daadwerkelijke aantal niet is vast te stellen. De CBO heeft daarbij ter zitting benadrukt dat de luistercijfers van NMO geen objectief verifieerbare gegevens zijn. Technisch bereik DAB+ Er heeft reeds in april 2023 een herberekening plaatsgevonden wegens verminderd technisch bereik van DAB+. De CBO verwijst de commissie naar de door haar overlegde bijlages 5 en 9. Uit openbaar verifieerbare cijfers verkregen van overheidsinstantie RDI bleek dat in sommige gevallen het maximaal aantal huishoudens door technische oorzaken niet haalbaar was, waardoor er in de praktijk minder huishoudens werden bereikt. Wanneer de omroep via verschillende technieken meerdere verspreidingsgebieden bedient, wordt gekeken naar het verspreidingsgebied waarbij de abonnee gerelateerde vergoeding tot de hoogste uitkomst leidt. Voor onderhavige situatie heeft dit geresulteerd in een aanpassing van de vergoeding voor de jaren 2022 en 2023 vanwege de toepassing van een correctiefactor van 25% op het maximaal te bereiken aantal inwoners in een verzorgingsgebied. Deze aanpassing geldt voor alle aanbieders met een DAB+ signaal in Nederland en is daarmee ook toegepast op de facturering aan de betalingsplichtige. De CBO verzoekt de commissie daarom de klacht ongegrond te verklaren. |
||||||||||||||||||||||||||
Beoordeling van het geschil
1. Bevoegdheid De commissie is op grond van artikel 4 lid 1 juncto artikel 3 lid 1 sub b van het reglement bevoegd om onderhavig geschil in behandeling te nemen. In deze artikelen is bepaald dat de commissie tot taak heeft om geschillen te beslechten in de zin van artikel 23 lid 2 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (hierna: WTCBO) tussen CBO’s die bij de stichting zijn aangesloten en betalingsplichtigen over de billijkheid van de hoogte en de toepassing van de door of namens de CBO’s op grond van de Auteurswet of de Wet op de naburige rechten in rekening gebrachte vergoedingen. 2. Niet-ontvankelijkheid In de uitspraak van 18 juni 2024 heeft de commissie de betalingsplichtige ontvankelijk verklaard in haar klacht op grond van artikel 6 lid 3 van het reglement. De CBO heeft hier tegen bezwaar gemaakt en heeft hiertoe aangevoerd dat de klacht niet binnen de in artikel 6 lid 2 van het reglement vastgestelde termijn van drie maanden na het ontstaan van het geschil is ingediend. De commissie ziet ondanks voornoemd bezwaar geen aanleiding om op haar beslissing terug te komen, nu niet gebleken is dat haar beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag (r.o. 3.6.2. ECLI:NL:HR:2015:1224). De commissie heeft immers geoordeeld dat de betalingsplichtige geen verwijt treft voor de niet naleving van voornoemde termijn (ex artikel 6 lid 3 van het reglement). 3. Beoordeling hoogte auteursrechtelijke vergoeding In geschil tussen partijen is of de door de CBO bij de betalingsplichtige in rekening gebrachte auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023 billijk zijn. Ingevolge artikel 25 WTCBO toetst de commissie bij de beoordeling of de hoogte en de toepassing van een in rekening gebrachte vergoeding billijk zijn in ieder geval aan de criteria van artikel 2l, tweede lid. De commissie zal het geschil dan ook behandelen aan de hand van het volgende juridisch kader. Juridisch kader In artikel 2l lid 2 WTCBO is, voor zover relevant, het volgende bepaald: “Licentievoorwaarden zijn gebaseerd op objectieve en niet-discriminerende criteria. (…) Rechthebbenden ontvangen een passende vergoeding voor het gebruik van de rechten. Tarieven voor exclusieve rechten en rechten op vergoeding zijn billijk in verhouding tot onder meer de economische waarde van het gebruik van de rechten in het handelsverkeer, gelet op de aard en reikwijdte van het gebruik van op grond van de Auteurswet en de Wet op de naburige rechten beschermd materiaal, en in verhouding tot de economische waarde van de door de collectieve beheersorganisatie verstrekte dienst.” De Memorie van Toelichting bij de wijziging (Kamerstukken II, 2014/15, 34 243 nr. 3) vermeldt daarbij: “Artikel 25 bepaalt welke criteria de geschillencommissie in ieder geval hanteert bij het beoordelen of sprake is van een billijke vergoeding. Artikel 25 is aangepast zodat de geschillencommissie bij de toetsing van de billijkheid van de hoogte en de toepassing van de in rekening gebrachte tarieven in 112494 Pagina 6 van 8 ieder geval toetst aan de criteria die zijn vastgelegd in artikel 2l, tweede lid. Dit artikellid implementeert artikel 16, tweede lid, richtlijn. Daarin is opgenomen dat rechthebbenden een passende vergoeding moeten ontvangen voor het gebruik van rechten en dat tarieven voor exclusieve rechten op vergoeding billijk moeten zijn in verhouding tot onder meer de economische waarde van het gebruik van rechten in het handelsverkeer, gelet op de aard en reikwijdte van het gebruik van rechten en andere materie, en in verhouding tot de economische waarde van de door de collectieve beheersorganisatie verstrekte dienst. De opsomming van de toetsingscriteria blijft niet-limitatief. Dit geeft de geschillencommissie de ruimte om andere criteria te betrekken bij de vraag of een vergoeding billijk is (overweging 31).” De commissie stelt vast dat de CBO de bij de betalingsplichtige in rekening gebrachte auteursrechtelijke vergoedingen heeft berekend op basis van het aantal huishoudens dat de radiozender van de betalingsplichtige in een verzorgingsgebied potentieel kan bereiken, zie artikel 14 lid 3 van de licentie-overeenkomst. Er is dus rekening gehouden met het feit dat maar een deel van de huishoudens de beschikking heeft over DAB+. Aantal luisteraars De betalingsplichtige stelt dat de bij haar in rekening gebrachte auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023 op basis van de wekelijkse luistercijfers van NMO moet worden herberekend, zodat de betalingsplichtige enkel betaalt voor de huishoudens die daadwerkelijk naar haar radiozender luisteren. De commissie oordeelt als volgt. De ideale wijze van berekenen van de auteursrechtelijke vergoeding zou zijn op basis van het feitelijke gebruik van een betalingsplichtige. In de onderhavige situatie is het echter feitelijk ondoenlijk om elk gebruik te registreren en af te rekenen, gelet op het feit dat er alleen al in het uitzendgebied van de betalingsplichtige 145 radiozenders zijn. De administratieve lasten zouden hierdoor onevenredig hoog worden voor zowel betalingsplichtigen als voor rechthebbenden. Dat de CBO daarom voor een andere berekeningswijze heeft gekozen acht de commissie op zichzelf dan ook niet onbillijk. Technisch bereik DAB+ Verder heeft de betalingsplichtige aangevoerd dat de CBO bij de berekening van de auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023 onvoldoende rekening heeft gehouden met het werkelijke technische bereik van DAB+. In de klachtmelding heeft de betalingsplichtige aangevoerd dat nog geen 40% van de DAB+ bezitters in huis ook daadwerkelijk bereik heeft, en dat circa 60% dus geen bereik heeft. Op de zitting is van de kant van de betalingsplichtige echter een e-mail voorgelezen over een recent onderzoek van de RDI waaruit is vermeld dat maar 60% bereikbaarheid kan worden gegarandeerd, en dat dus voor 40% van de DAB+-ontvangers bereikbaarheid binnenshuis een probleem is, en niet voor 60%, zoals de betalingsplichtige eerder stelde. De commissie begrijpt dat de betalingsplichtige inmiddels uitgaat van een onbereikbaarheidspercentage van 40. De commissie oordeelt als volgt. De CBO heeft ter zitting erkend dat er sprake is van een verminderd technisch bereik van DAB+ en dat zij daarom een correctiefactor van 25% heeft toegepast op haar berekeningen van de auteursrechtelijke vergoeding van de jaren 2022 en 2023. De CBO heeft uitgelegd dat zij in onderhavig geval heeft gekozen voor een correctiefactor van 25%, omdat zij heeft gekeken naar het verspreidingsgebied van een omroep die via verschillende technieken meerdere verspreidingsgebieden bedient waarbij de abonnee gerelateerde vergoeding tot de hoogste uitkomst leidt. Zij heeft echter niet gemotiveerd waarom dit tot een billijke hoogte van de auteursrechtelijke vergoeding in de zin van artikel 2l lid 2 WTCBO zou leiden. Verder heeft zij onvoldoende ingebracht tegen de onderbouwde stelling van de betalingsplichtige dat door technische oorzaken 40% van de DAB+ ontvangers niet binnenshuis kan worden bereikt. Het lag op haar weg om aan de hand van stukken dit percentage te weerleggen, nu zij naar eigen zeggen heeft besloten een 25% correctiefactor in te voeren “na gedegen analyse en onderzoeken (…) vanwege aangepaste cijfers uit openbare bronnen”. Over die ‘gedegen analyse en onderzoeken’ heeft de CBO echter verder niets medegedeeld. Bovendien heeft zij op de zitting beweerd dat het ondoenlijk is dat een CBO in dit soort kleine zaken veel geld en tijd uittrekt voor uitgebreid onderzoek en analyse. Dit is niet goed te rijmen met het beroep dat zij heeft gedaan op ‘gedegen analyse en onderzoeken’. Al met al mist dat beroep van de CBO een toereikende onderbouwing. Als onvoldoende gemotiveerd betwist is dan ook komen vast te staan dat 40% van de DAB+ ontvangers niet binnenshuis kan worden bereikt. Gelet hierop acht de commissie de door de CBO gehanteerde 25% correctiefactor in haar berekeningen van de auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023 onbillijk, gezien de reikwijdte van het gebruik van de betalingsplichtige (ex artikel 2l lid 2 WTCBO). Slotsom De klacht zal derhalve gegrond worden verklaard. De commissie zal bepalen dat de CBO de auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023 opnieuw dient te berekenen met een correctiefactor van 40% in plaats van de hiervoor gehanteerde 25%. Daarnaast zal zij bepalen dat de CBO de door de betalingsplichtige te veel betaalde auteursrechtelijke vergoeding dient terug te betalen. 4. Klachtengeld De commissie is van oordeel dat het door de betalingsplichtige betaalde klachtengeld voor rekening van de CBO dient te komen, nu de klacht van de betalingsplichtige gegrond wordt verklaard. |
||||||||||||||||||||||||||
Derhalve wordt als volgt beslist. | ||||||||||||||||||||||||||
Beslissing
De commissie: – verklaart de klacht gegrond; – bepaalt de CBO de bij de betalingsplichtige in rekening gebrachte auteursrechtelijke vergoedingen van de jaren 2022 en 2023 opnieuw dient berekenen met een correctiefactor van 40% in plaats van 25%, – bepaalt dat de CBO de door de betalingsplichtige te veel betaalde auteursrechtelijke vergoeding dient terug te betalen, – bepaalt dat de CBO aan de betalingsplichtige het door de betalingsplichtige betaalde klachtengeld van € 60,50 vergoedt, – wijst het meer of anders verzochte af. |
||||||||||||||||||||||||||
Aldus beslist door de Geschillencommissie Auteursrechten zakelijk, bestaande uit de heer mr. M.Y. Bonneur, voorzitter, de heer mr. A.J. Heskes, de heer mr. O. van Haperen, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 8 oktober 2024.
de heer mr. M.Y. Bonneur |