Client heeft omvangrijke stukken aan advocaat overhandigd. Hoewel opdrachtbevestiging ontbreekt, mocht cliënt er niet van uitgaan dat alle werkzaamheden gratis waren.

  • Home >>
  • Advocatuur >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Advocatuur    Categorie: Opdracht    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV10-0116

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de onbetaalde declaratie die de advocaat voor zijn werkzaamheden bij de cliënt in rekening heeft gebracht.   De cliënt heeft het door de advocaat gevorderde bedrag van € 3.709,78 niet aan de advocaat voldaan. Dit bedrag is overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort.   Standpunt van de advocaat   De advocaat wenst de declaratie, die de cliënt ondanks herhaalde betalingsherinneringen niet heeft voldaan, ter incasso aan de commissie voor te leggen. De advocaat heeft aan de cliënt rechtsbijstand verleend. Voor zijn werkzaamheden heeft de advocaat een declaratie verzonden die onbetaald is gebleven. Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de advocaat op het volgende neer.   De advocaat stelt dat de cliënt er niet zonder meer van uit mocht gaan dat de werkzaamheden die hij op verzoek van de cliënt heeft verricht, kosteloos zouden zijn. De cliënt heeft wel diensten afgenomen maar wenst hiervoor niet te betalen. Er heeft een inhoudelijke beoordeling plaatsgevonden en meerdere telefonische gesprekken. Juist vanwege het ontbreken van een opdrachtbevestiging heeft de cliënt gemeend onder de betaling uit te kunnen komen en heeft daarom ook optimaal geprofiteerd van de door de advocaat geleverde diensten. Vanwege het tijdsverloop en de gebrekkige communicatie rondom de betalingen heeft de advocaat de declaratie reeds gematigd. Teneinde een minnelijke oplossing te bereiken is voorgesteld om de declaratie verder te matigen doch de cliënt was daartoe niet bereid nu hij geen kosten wenste te maken. Bovendien zijn de kosten van de cassatieadvocaat niet bij de cliënt in rekening gebracht.   Op grond van het voorgaande verzoekt de advocaat de commissie te bepalen dat de cliënt de openstaande declaratie ter grootte van € 3.709,78 dient te voldoen.   Standpunt van de cliënt   Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de cliënt op het volgende neer.   Er heeft in het geheel geen overleg plaatsgevonden aangaande het in rekening te brengen uurtarief, de maximaal aan de zaak te besteden uren en andere kostencomponenten (o.a. overleg kantoorgenoten en overige kantoorkosten). Eerst met het versturen van de declaratie heeft de cliënt inzicht gekregen in de daadwerkelijk bestede uren. Onder verwijzing naar de Gedragsregels voor Advocaten stelt de cliënt dat een advocaat na de aanvaarding van de opdracht de financiële consequenties daarvan met de cliënt dient te bespreken en inzicht dient te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee gedeclareerd zal worden. Aangezien de cliënt geen invloed heeft kunnen uitoefenen op de in rekening gebrachte kosten, betwist hij de openstaande declaratie.   Op grond van het vorenstaande verzoekt de cliënt de commissie – althans zo verstaat de commissie het verzoek van de cliënt – te bepalen dat hij aan de advocaat niets is verschuldigd.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.    Vaststaat dat de cliënt in november 2008 zich tot de advocaat heeft gewend inzake een ambtenarenrechtelijk geschil en heeft daarbij – onder tijdsdruk – advies gevraagd aan de advocaat. Vervolgens is de zaak grotendeels in behandeling genomen door [een kantoorgenoot van de advocaat]. Voorts staat vast dat de interne klachtenfunctionaris van het kantoor heeft erkend dat verzuimd is aan de cliënt een opdrachtbevestiging te sturen met vermelding van de door het kantoor gehanteerde tarieven. Ter zitting heeft de advocaat weliswaar gesteld dat er telefonisch is gesproken over een honorarium, doch nu niet is gebleken van een opdrachtbevestiging c.q. intakeformulier waarin de financiële afspraken zijn vastgelegd – mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de cliënt – is niet komen vast te staan dat er gesproken is over het honorarium van de advocaat c.q. [de kantoorgenoot]. De financiële consequenties zijn niet met de cliënt besproken, althans daarvan is de commissie niet gebleken. De commissie is dan ook van oordeel dat de cliënt op goede gronden heeft aangevoerd dat de advocaat in strijd met de gedragsregels voor advocaten heeft gehandeld. Aan de andere kant is ter zitting komen vast te staan dat de cliënt aan de advocaat c.q.[de kantoorgenoot] twee ordners heeft meegegeven met het verzoek om op basis daarvan een inschatting te geven van de kans van slagen van een eventuele procedure. Bovendien heeft er een uitvoerige inhoudelijke correspondentie – te weten de door de advocaat ter zitting getoonde en voorgedragen emailberichten – tussen de cliënt en de advocaat c.q. [de kantoorgenoot] plaatsgevonden. De commissie vermag niet inzien dat de cliënt in redelijkheid heeft kunnen veronderstellen dat hij de advocaat c.q. [de kantoorgenoot] vrijblijvend uitgebreide stukken ter beschikking kan stellen die bestudeerd moeten worden, zonder dat hij de daarmee gepaard gaande werkzaamheden behoeft te betalen. Dit klemt temeer nu aan deze werkzaamheden een gevolg is gegeven door een adviesgesprek tussen de cliënt en [de kantoorgenoot], de cliënt zich eerder voor een juridische (notariële) kwestie tot het kantoor heeft gewend en de cliënt eveneens jurist is. Bovendien heeft de cliënt ter zitting aangegeven dat hij wel begreep dat aan het inschakelen van de advocaat kosten waren verbonden.   Alles overziende komt de commissie tot het oordeel dat de klacht van de cliënt deels gegrond is. Om die reden is de commissie van oordeel dat de advocaat, gemeten naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, geen recht kan doen gelden op integrale betaling van de openstaande declaratie. Gelet op het vorenoverwogene, de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, zal de commissie de declaratie matigen tot een bedrag van € 1.500,–, hetgeen de commissie redelijk en juist acht. Daarbij heeft de commissie meer gewicht toegekend aan haar oordeel dat de advocaat geen inzicht heeft gegeven in zijn declaratiebeleid.   Nu de klacht van de cliënt ten dele gegrond wordt verklaard ziet de commissie daarin aanleiding de cliënt te veroordelen tot vergoeding van de helft van het klachtengeld derhalve een bedrag van € 25,–. Daarentegen dient de advocaat – overeenkomstig het reglement van de commissie – een bijdrage van € 57,50 in de behandelingskosten aan de commissie te voldoen.   Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – naar het oordeel van de commissie – geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.   Derhalve dient als volgt te worden beslist.   Beslissing   De commissie verklaart de klacht deels gegrond.   De commissie bepaalt dat de cliënt aan de advocaat nog een bedrag is verschuldigd van € 1.500,–. Met inachtneming van het vorenstaande wordt het depotbedrag van € 3.709,78 als volgt verrekend. Aan de advocaat wordt een bedrag van € 1.500,– overgemaakt. Aan de cliënt wordt een bedrag van € 2.209,78 gerestitueerd.   Overeenkomstig het reglement van de commissie wordt het klachtengeld over partijen verdeeld, zodat de cliënt aan de advocaat, die deze kosten heeft voldaan, een bedrag van € 25,– dient te vergoeden.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 57,50 (zijnde de helft van het vastgestelde bedrag aan behandelingskosten) verschuldigd.   De commissie wijst het meer of anders verzochte af.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 15 december 2010.