Cliënt verstrekt niet de gevraagde bewijsstukken; advocaat voldoet aan zorgplicht

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 82679

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de totstandkoming en/of uitvoering van de door de cliënt aan de advocaat verstrekte opdracht en de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat, alsmede de schade die de cliënt ten gevolge van het handelen en/of nalaten van de advocaat stelt te hebben geleden.

Standpunt van de cliënt

De cliënt heeft zijn standpunt in het door hem de dato 20 december 2013 ingevulde klachtenformulier en de bijbehorende bijlagen vermeld, waarvan de kern – zakelijk – als volgt wordt weergegeven:

De advocaat van cliënt heeft zich twee werkdagen voor de zitting teruggetrokken waardoor de cliënt schade heeft geleden ten bedrage van € 10.000,–.

De cliënt heeft zich tot de advocaat gewend met het verzoek hem bij te staan in hoger beroep tegen een kort gedingvonnis inzake een arbeidsgeschil met zijn (ex-)werkgever. De advocaat heeft de cliënt tijdens het eerste gesprek aangegeven dat hij bewijsstukken nodig had teneinde het standpunt van de (ex-)werkgever van de cliënt te kunnen weerleggen.
Enkele dagen voor de geplande rolzitting heeft de advocaat de cliënt ineens via de mail laten weten dat hij het dossier nog eens had doorgenomen en zich terugtrok als advocaat. Volgens de advocaat had de cliënt, indien hij de procedure wenste voort te zetten, nog twee weken de tijd om een nieuwe advocaat te vinden. Deze zou de toevoeging kunnen overnemen en na studie van het dossier een memorie van grieven kunnen indienen bij het Gerechtshof. De advocaat heeft desgevraagd pas op
27 juni 2013 aan de cliënt te kennen gegeven dat hij vanaf het begin niet overtuigd was van de slagingskansen van de zaak en alleen de appeldagvaardingen heeft willen herstellen.
De cliënt heeft vervolgens zijn dossier bij de advocaat opgehaald. In de opvolgende twee weken heeft de cliënt tevergeefs geprobeerd een andere advocaat te vinden. Daardoor is er uiteindelijk geen memorie van grieven ingediend, heeft het Gerechtshof de instantie vervallen verklaard en de cliënt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

De cliënt is van mening dat de advocaat door zich twee dagen voor de zitting bij het Gerechtshof terug te trekken als advocaat in strijd heeft gehandeld met de in artikel 46 van de Advocatenwet genoemde zorgplicht van een advocaat jegens zijn cliënt.

De cliënt verzoekt de commissie hem een vergoeding toe te kennen van € 10.000,– voor de door hem ten gevolge van het handelen of nalaten van de advocaat geleden schade.

Standpunt van de advocaat

De advocaat heeft zijn standpunt bij brief d.d. 27 februari 2014 en de bijbehorende bijlagen vermeld, waarvan de kern – zakelijk – als volgt wordt weergegeven:

De cliënt kon zich niet verenigen met een voor hem negatieve uitspraak van de rechtbank inzake een arbeidsgeschil met zijn (ex-)werkgever. De cliënt heeft over de mogelijkheden van hoger beroep advies ingewonnen van twee advocatenkantoren.
Beide kantoren kwamen afzonderlijk tot voor de cliënt negatieve conclusies.
Eén van de kantoren heeft nog wel appeldagvaardingen uitgebracht, maar deze niet ter rolle bij het Gerechtshof ingediend.
Om voor de cliënt de beroepstermijn veilig te stellen, heeft de advocaat op 12 december 2011 herstelexploten samengesteld, uitgebracht en bij het Gerechtshof op 14 februari 2012 ter rolle ingediend.
Daarvoor heeft de advocaat de cliënt per mail van 24 november 2011 geïnformeerd over een aantal negatieve en te overwinnen aspecten en daarbij met name aangegeven dat de cliënt bewijs moet leveren. Daarbij is ook verwezen naar de gelijkluidende opinie van de twee advocatenkantoren die in deze de cliënt negatief hadden geadviseerd.
Ondanks herhaalde verzoeken van de advocaat en toezeggingen van de cliënt, is er door de cliënt geen begin van tegenbewijs aan de advocaat verstrekt. Ook informatie over het verloop van de strafzaak – hetgeen van belang kan zijn voor de onderhavige procedure van de cliënt – wordt, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, niet door de cliënt aan de advocaat verstrekt.
De door de cliënt ingebrachte verklaringen voldeden niet als tegenbewijs.
De zaak is via rolzittingen een aantal malen aangehouden, hetgeen niet ongebruikelijk is. Toen de advocaat uiteindelijk geen verder uitstel meer kreeg voor het indienen van de memorie van grieven heeft hij het dossier opnieuw bestudeerd. Omdat de cliënt geen bruikbaar bewijs had aangeleverd, zag de advocaat geen mogelijkheid om met succes het hoger beroep voor de cliënt af te ronden en heeft dat de cliënt per mail van 13 juni 2013 geschreven en hem te kennen gegeven dat de cliënt nog twee weken de tijd zou hebben om een andere advocaat in te schakelen. Deze advocaat behoefde zich alleen digitaal te stellen en zou daarna gelegenheid hebben om de memorie van grieven in te dienen. Nu de advocaat de toevoeging nog niet bij de Raad voor de Rechtsbijstand had gedeclareerd, zouden er met de nieuwe advocaat afspraken kunnen worden gemaakt over de verdeling van de toevoegingsgelden.
De cliënt heeft de advocaat daarop bij mail van 14 juni 2013 laten weten het standpunt en de beslissing van de advocaat te begrijpen. De zaak is uiteindelijk verwezen naar de rolzitting van
2 juli 2013. De advocaat heeft de cliënt daarover geïnformeerd bij mail van 24 juni 2013 en bij mail van 26 juni 2013 de cliënt er op gewezen dat op 2 juli 2013 een nieuwe procesvertegenwoordiger zich op de rol dient te stellen en de cliënt daarbij verwezen naar het Juridisch Loket en naar advocaten die de cliënt bijstaan in het geval hij moeite heeft een advocaat te vinden. Bij mail van 27 juni 2013 schrijft de cliënt aan de advocaat ondermeer : ‘Helaas scheiden onze wegen overeenkomstig. Zoals u eindigde in uw mail levert dit inderdaad ook geen problemen voor mij. Ik wens u sterkte toe!’.
Bij mail van 2 juli 2013 te 04:52 uur schrijft de cliënt aan de advocaat dat het onmogelijk is geweest een advocaat te vinden die de zaak voor hem zou willen oppakken, maakt de advocaat verwijten in deze en verzoekt de advocaat het hoger beroep in te trekken.
Nu de cliënt de mail naar een andere vestiging had verstuurd, ontving de advocaat de mail op een moment dat de rolzitting die dag al had plaatsgevonden.
De advocaat heeft direct na lezing van deze mail op dit bericht van de cliënt gereageerd.

De advocaat is van mening dat hem geen verwijt te maken valt. De gevorderde schade wordt door de advocaat betwist.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

De commissie constateert dat de klacht van de cliënt zoals geformuleerd op het klachtenformulier slechts behelst dat de advocaat zich twee werkdagen voor de geplande (rol)zitting aan de zaak heeft onttrokken aan de hoger beroepzaak.

Op grond van hetgeen partijen in deze hebben aangevoerd en ingebracht en het verhandelde ter zitting stelt de commissie vast dat de advocaat bij aanvang van zijn werkzaamheden in aansluiting op het in deze door twee advocatenkantoren gegeven advies heeft aangegeven dat hij in beginsel voor de cliënt zou optreden in hoger beroep, maar dat een succesvol hoger beroep van de zaak afhankelijk was van door de cliënt aan te leveren bewijsstukken, te weten in de procedure bruikbare ontlastende getuigenverklaringen, de cliënt er op heeft gewezen dat de door de cliënt ingebrachte verklaringen daartoe niet bruikbaar waren en bij herhaling om bruikbare bewijsstukken heeft verzocht.
Vast staat voorts dat de advocaat de cliënt bij mail d.d. 3 juni 2013 wederom heeft gevraagd of de betreffende bruikbare verklaringen er al waren, dat de cliënt daarop niet adequaat heeft gereageerd en dat de advocaat daarom heeft gemeend zich als advocaat te moeten onttrekken. De advocaat heeft de cliënt zulks bij mail de dato 13 juni 2013 onder meer bericht en de cliënt er op gewezen dat hij nog twee weken heeft om een nieuwe advocaat te vinden. De advocaat heeft de cliënt bij mail van
24 juni 2013 aangegeven dat de zaak op 2 juli 2013 weer zou dienen en bij mail van 26 juni 2013 de cliënt er uitdrukkelijk op gewezen dat op 2 juli 2013 een nieuwe procesvertegenwoordiger zich op de rolzitting dient te stellen en de cliënt daarbij verwezen naar het Juridisch Loket alsmede naar advocaten die de cliënt kunnen bijstaan in het geval hij moeite heeft een advocaat te vinden.
De commissie stelt voorts vast dat de cliënt bij mail van 14 juni 2013 de advocaat heeft laten weten het standpunt en de beslissing van de advocaat te begrijpen en dat hij bij mail van 27 juni 2013 aan de advocaat ondermeer schrijft : ‘Helaas scheiden onze wegen overeenkomstig. Zoals u eindigde in uw mail levert dit inderdaad ook geen problemen voor mij. Ik wens u sterkte toe!’. 

Anders dan de cliënt stelt, heeft de advocaat zich dan ook niet twee werkdagen voor de dienende rolzitting onttrokken, doch bij mail van 13 juni 2013 aan de cliënt ondermeer aangegeven dat hij zich – op grond van genoemde omstandigheden – genoodzaakt ziet zich te onttrekken en de cliënt twee weken de tijd heeft om een andere advocaat te vinden.
Weliswaar heeft de cliënt daarmee desalniettemin een vrij korte termijn gehad voor het vinden van een andere advocaat, echter gelet op hetgeen hiervoor door de commissie is overwogen en vastgesteld, kan in dit geval niet de conclusie getrokken worden dat de advocaat in zijn zorgplicht, zoals gesteld door de cliënt, is tekortgeschoten en kan ook niet de conclusie worden getrokken dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. De klacht van de cliënt is dan ook ongegrond.
Hetgeen de cliënt in dit verband verder nog naar voren heeft gebracht kan daar niet aan afdoen.

Van schade door toedoen van de advocaat is niet gebleken, noch afgezien van de omstandigheid dat de door de advocaat weersproken schade onvoldoende is onderbouwd.

Nu de klachten van de cliënt ongegrond worden verklaard, is het naar het oordeel van de commissie gerechtvaardigd dat het klachtengeld voor rekening van de cliënt blijft. De cliënt heeft het klachtengeld reeds aan de commissie voldaan, zodat daarover niet meer behoeft te worden beslist.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klachten van de cliënt ongegrond en wijst het door hem verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, op 2 april 2014.