
Commissie: Advocatuur
Categorie: Kosten / Ontvankelijkheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
22082/36578
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt is het oneens met de hoogte van de declaratie van de advocaat. De cliënt vindt dat het aantal uren dat is besteed aan het opstellen/wijzigen van een brief (6 uren) en aan jurisprudentie-onderzoek (4 uren) disproportioneel. Volgens de cliënt was nader jurisprudentie-onderzoek niet nodig. De cliënt vindt € 500,– voor de werkzaamheden een redelijk bedrag. De advocaat geeft aan dat er meerdere aspecten in de zaak onduidelijk waren, waardoor de conceptbrief meerdere keren is aangepast. Aan het opstellen en aanpassen is 3,25 uur in rekening gebracht. Ten aanzien van het onderzoek in literatuur en jurisprudentie-onderzoek is 3,10 uur in rekening gebracht. De commissie oordeelt dat de hoogte van de declaratie, ten aanzien van de werkzaamheden, haar niet bovenmatig of buitenproportioneel voorkomt. De advocaat heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de hoogte van de declaratie van de advocaat.
De cliënt heeft een bedrag van € 2.285,28 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is het niet eens met de hoogte van de declaratie van de advocaat. Zij heeft een factuur ontvangen van € 2.285,28 voor werkzaamheden die zijn verricht tussen 20 september 2019 en 31 oktober 2019 inzake een geschil dat zij had met haar hovenier. De cliënt is van mening dat het aantal uren dat is besteed aan het opstellen/wijzigen van één brief (6 uren) en aan jurisprudentie-onderzoek (4 uren) disproportioneel is. Volgens de cliënt mag verondersteld worden dat de advocaat algemene kennis heeft over de betreffende juridische materie. Nader jurisprudentie-onderzoek was daarom niet nodig, althans dit onderzoek had in ieder geval niet doorbelast mogen worden aan de cliënt. De uren van het jurisprudentieonderzoek (4 uren) dienen gecrediteerd te worden en de uren voor het opstellen van de brief (6 uren) dienen bijgesteld te worden naar 2 uren. Een totaalbedrag van € 500,- lijkt haar redelijk en dit bedrag heeft zij inmiddels aan de advocaat voldaan. Dit bedrag heeft zij gebaseerd op de inschatting en het oordeel van twee andere advocaten.
De cliënt verzoekt de commissie om te bepalen dat een bedrag van € 500,–, exclusief kantoorkosten en exclusief btw, redelijk is en verzoekt de commissie om de advocaat te veroordelen in de kosten van de procedure.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Primair stelt de advocaat zich op het standpunt dat de cliënt niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht omdat zij op geen enkele wijze het bedrag van € 500,– heeft onderbouwd.
Secundair stelt de advocaat zich op het standpunt dat de klacht van de cliënt moet worden afgewezen. Aangezien er meerdere aspecten in de zaak onduidelijk waren heeft de advocaat de cliënt meermaals om opheldering moeten vragen en diende de conceptbrief ook meermaals te worden aangepast. Aan het opstellen en aanpassen van de brief is 6,25 uur besteed en 3,25 uur in rekening gebracht. Ten aanzien van het onderzoek in literatuur en jurisprudentie-onderzoek is 4,90 uur besteed en 3,10 uur in rekening gebracht. Het door de cliënt voorgestelde bedrag van € 500,– staat niet in verhouding tot de verrichte werkzaamheden.
De advocaat verzoekt het in het depot gestorte bedrag van € 2.285,28, onder aftrek van € 500,–, uit te betalen aan de advocaat en de cliënt te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ontvankelijkheid
De advocaat heeft betoogd dat de cliënt niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de cliënt het door haar gestelde redelijke bedrag van € 500,– niet heeft onderbouwd. De commissie is van oordeel dat dit beroep faalt. In artikel 7, eerste lid van het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna: het regelement) is bepaald in welke gevallen een cliënt niet-ontvankelijk is in een klacht:
“De Commissie verklaart op verzoek van de advocaat – mits gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk
a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de kantoorklachtenregeling bij de advocaat heeft ingediend binnen drie maanden na het moment waarop de cliënt kennis nam of redelijkerwijs had kunnen nemen van het handelen of nalaten dat tot de klacht aan- leiding heeft gegeven;
b. indien na indiening van de klacht als bedoeld onder a nog geen vier weken zijn verstreken of indien voor de klacht binnen deze termijn tussen de advocaat en de cliënt een regeling is overeengekomen die door de advocaat aan de cliënt schriftelijk is bevestigd;
c. indien na schriftelijke afhandeling van de klacht als bedoeld onder a meer dan twaalf maanden zijn verstreken.”
Nu de advocaat niet heeft aangegeven dat een van deze gevallen zich voordoet en de commissie daar overigens ook niet van is gebleken, faalt het beroep op niet-ontvankelijkheid voorzover de advocaat heeft bedoeld dit hierop te baseren.
Inhoudelijk
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat
De commissie stelt allereerst vast dat de cliënt heeft aangegeven dat haar klacht enkel ziet op de declaraties ten behoeve van het opstellen/aanpassen van de brief en ten behoeve van het verrichte jurisprudentie- en literatuuronderzoek. Uit de urenspecificatie blijkt dat voor het opstellen en het meermaals aanpassen van de brief 3,25 uur in rekening is gebracht en voor het verrichten van literatuur- en jurisprudentieonderzoek 3,10 uur. Na bestudering van het dossier is de commissie van oordeel dat de zaak niet zo eenduidig was als de cliënt doet voorkomen waardoor de in rekening gebrachte uren de commissie niet onjuist voorkomen. Zo was lange tijd niet duidelijk wat de cliënt precies met haar wederpartij was overeengekomen, hetgeen invloed had op het meermaals moeten wijzigen van de brief. Bovendien acht de commissie het besteden van 3,10 uur aan literatuur- en jurisprudentieonderzoek niet bovenmatig veel voor een kwestie als onderhavige. De hoogte van de declaratie, ten aanzien van de voornoemde werkzaamheden, is dan ook niet bovenmatig of buitenproportioneel. Gelet op het hiervoor overwogene heeft de advocaat gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Nu de klacht ongegrond is zal de cliënt de openstaande factuur dienen te voldoen. Aangezien de cliënt reeds een bedrag van € 500,– aan de advocaat heeft overgemaakt zal dit bedrag worden afgetrokken van het depotbedrag. Mitsdien zal uit het depotbedrag van € 2.285,28 een bedrag van € 500,– aan de cliënt worden gerestitueerd en een bedrag van € 1.785,25 aan de advocaat worden uitgekeerd. De door de advocaat verzochte kosten van de procedure komt niet voor toewijzing in aanmerking. Op grond van artikel 22, tweede lid van het reglement kunnen dergelijke kosten niet op de cliënt worden verhaald.
Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd en ingebracht behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond en wijst het door de cliënt verlangde af.
Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend:
Een bedrag van € 500,– wordt aan de cliënt gerestitueerd en een bedrag van € 1.785,25 wordt aan de advocaat overgemaakt.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. J. van der Groen, voorzitter, mevrouw mr. A.M. Hilhorst, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 10 februari 2021.