Commissie: Advocatuur
Categorie: Aansprakelijkheid
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
1183/10808
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt klaagt dat zijn advocaat zijn belangen niet goed heeft behartigd bij een letselschadezaak. Door het handelen van de advocaat heeft de zaak volgens de cliënt ernstige vertraging opgelopen. Daarnaast is de cliënt teleurgesteld dat het ziekenhuis alleen een waardebon van € 150,– aangeboden heeft. De advocaat stelt dat het niet zijn schuld is dat de procedure zo lang heeft geduurd, aangezien er meerdere keren op medische rapporten gewacht moest worden. Daarnaast heeft de advocaat de cliënt geadviseerd om de schikking voor een bedrag van € 2.500,– aan het ziekenhuis voor te stellen, maar dit wilde de cliënt niet omdat hij een hoger bedrag wilde. Het is de commissie niet gebleken dat door de advocaat de procedure zo lang heeft geduurd. Letselschadeprocedures nemen gemiddeld veel tijd in beslag. Door het niet akkoord gaan met de door de advocaat geadviseerde schikking, heeft de cliënt het risico genomen dat er een lager bedrag werd verkregen en dat de procedure langer duurde. De commissie oordeelt dat de advocaat heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat verwacht mag worden.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de advocaat.
De cliënt klaagt, kort samengevat, erover dat de advocaat zijn belangen niet goed heeft behartigd bij een letselschadezaak in verband met klachten aan zijn linkerhand.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar het door de cliënt op 6 november ingediende vragenformulier met bijlagen. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
In maart 2013 heeft de cliënt de advocaat ingeschakeld in verband met een letselschadezaak. De cliënt heeft op 15 juli 2010 zijn linkerhand geblesseerd, maar is pas op 14 september 2010 door een specialist in het ziekenhuis gezien en is daarna zelf naar een specialistisch handcentrum gegaan. Pas op 16 januari 2012 is de cliënt aan zijn hand geopereerd. Volgens de cliënt is door [verzekeraar ziekenhuis] op 8 oktober 2013 aansprakelijkheid van het ziekenhuis erkend. De medisch adviseur van de advocaat heeft op 28 juni 2016 aangeraden om het geschil in der minne te schikken, waarmee de cliënt akkoord is gegaan. In januari 2017 heeft [verzekeraar ziekenhuis] een brief gezonden in verband met een voorstel voor een schikkingsregeling. Hoewel aansprakelijkheid was erkend, ging de vraagstelling in mei 2017 over de relatie tussen het delay in de behandeling en de schade. De advocaat heeft onder andere op 28 augustus 2017 een rappel ontvangen van [verzekeraar ziekenhuis] omdat anders de zaak zou worden gesloten. De advocaat kwam op 25 september 2017 met het voorstel om een externe deskundige te raadplegen. Op 13 november 2017 heeft [verzekeraar ziekenhuis] echter – tegen het advies van de medisch adviseur van de advocaat in – dr. [naam deskundige] als deskundige ingeschakeld. Het rapport van deze deskundige stond vol fouten. Het ziekenhuis heeft uiteindelijk op 7 februari 2019 alleen een waardebon aangeboden van €150,–. De cliënt is daar heel teleurgesteld over.
De cliënt is ontevreden over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat en voelt zich door de advocaat niet serieus genomen.
Ter zitting heeft de cliënt onder meer nog het volgende naar voren gebracht. Er zijn twee kleine botjes in de linkerhand van de cliënt beschadigd. Doordat dit zo laat door het ziekenhuis is opgemerkt, heeft de cliënt blijvende schade opgelopen. De cliënt meent dat de zaak door het handelen van de advocaat ernstige vertraging heeft opgelopen. Ook meent hij dat het ziekenhuis ten gevolge van het handelen van de advocaat uiteindelijk het lage bedrag van €150,– heeft aangeboden. De cliënt is in mei 2017 niet akkoord gegaan met het door de advocaat voorgestelde schikkingsbedrag van € 2.500,– omdat hij een aanzienlijk hoger bedrag van [verzekeraar ziekenhuis] wilde vorderen. Volgens de cliënt blijkt uit de brieven van [verzekeraar ziekenhuis] van 5 februari 2013 en 8 oktober 2013 dat [verzekeraar ziekenhuis] bereid was tot een schikking.
De cliënt stelt door het handelen van de advocaat schade te hebben geleden en vordert een in redelijkheid vast te stellen vergoeding van € 10.000,–. Ter zitting heeft de cliënt toegelicht dat hij het maximumbedrag wil vorderen om de ernst van de zaak te benadrukken.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar de brief van de advocaat van 23 oktober 2019. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
Bij brief van 5 februari 2013 heeft de verzekeraar van het ziekenhuis aan de cliënt laten weten dat het delay dat is ontstaan doordat de cliënt pas op 14 september 2010 in plaats van 5 augustus 2010 door een specialist is gezien, niet tot schade heeft geleid. In verband met discussie over deze vraag is in overleg met [verzekeraar ziekenhuis] besloten een deskundigenbericht te laten plaatsvinden waarbij partijen overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de deskundige, zijnde een handchirurg. Op 24 april 2018 heeft deze deskundige een concept rapport uitgebracht, dat is voorgelegd aan de medisch adviseur van de advocaat. De medisch adviseur heeft aan de deskundige aanvullende vragen gesteld, die in de definitieve rapportage van 16 november 2018 zijn verwerkt. De conclusie van deze onafhankelijk deskundige is dat de gevolgen van het delay van 5 augustus tot 14 september 2010 geen enkele invloed hebben gehad op de functionele beperkingen van de cliënt, en, dat de gevolgbeperkingen niet anders zouden zijn indien de cliënt een andere behandeling zou hebben gekregen. Naar het oordeel van de medisch adviseur is het standpunt van de onafhankelijk deskundige helder en duidelijk en hij heeft zich daarbij neergelegd. Op basis van dit rapport is [verzekeraar ziekenhuis] in haar brief van 7 februari 2019 bij het standpunt gebleven dat er geen aanleiding is ten gevolge van het erkende onzorgvuldig handelen een schadevergoeding aan de cliënt te verstrekken.
De inhoud van een deskundigenrapport dat buiten rechte in onderling overleg tot stand is gekomen, kan alleen worden aangevochten als er zwaarwegende bezwaren tegen aangevoerd kunnen worden. Daarvan is niet snel sprake. De medisch adviseur van de advocaat heeft geen bezwaren aangevoerd waarmee de conclusies kunnen worden weerlegd. De cliënt wil zich niet bij dit oordeel neerleggen en meent dat het doorzetten van de vordering zin heeft. De advocaat heeft hem daarom geadviseerd om een second opinion aan te vragen bij een andere in letselschade gespecialiseerde advocaat en hem erop gewezen dat het rapport van de onafhankelijke deskundige alleen bestreden kan worden met behulp van een deskundige van hetzelfde deskundigheidsniveau. Deze weg zal weinig kansrijk zijn en de kosten daarvan komen in eerste instantie voor rekening van de cliënt. De cliënt heeft niet aangegeven deze weg te willen bewandelen.
Ter zitting heeft de advocaat onder meer nog het volgende naar voren gebracht.
Door bij [verzekeraar ziekenhuis] aan te dringen op het inschakelen van een onafhankelijk deskundige is van die zijde daarmee uiteindelijk akkoord gegaan. De zaak heeft niet onnodig lang stilgelegen. Er moest meerdere malen op de uitkomst van het advies van de medisch adviseur en het deskundigenrapport worden gewacht. De cliënt heeft de klacht ingediend omdat hij teleurgesteld is over het lage bedrag dat door het ziekenhuis is aangeboden. Gezien de door [verzekeraar ziekenhuis] betwiste relatie tussen de schade en het delay in de behandeling, is een schikkingsvoorstel ter hoogte van €2.500,– gebruikelijk in gevallen als deze. De cliënt stemde echter met dit voorstel niet in omdat dit ver beneden het bedrag lag dat hij voor ogen had.
De advocaat is van mening dat niet valt in te zien dat hij de belangen van de cliënt onvoldoende zou hebben behartigd. De advocaat betwist tevens dat hij de cliënt niet serieus zou hebben genomen.
De advocaat verzoekt daarom de klacht ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De door de cliënt geuite klachten hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. Centraal staat daarbij de vraag of de advocaat heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht.
De enkele omstandigheid dat de genomen stappen niet hebben geleid tot het door de cliënt gewenste resultaat, maakt nog niet dat de advocaat in de uitvoering van de opdracht is tekortgeschoten. Bij de uitvoering van de opdracht door de advocaat is in beginsel sprake van een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis. De van de advocaat te verlangen prestatie bestaat niet uit het behalen van een bepaald resultaat, maar bestaat daarin dat de advocaat zich voor dat resultaat dient in te spannen.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting acht de commissie voldoende aannemelijk dat de advocaat zich voor de cliënt heeft ingespannen. Naar het oordeel van de commissie heeft de advocaat zorgvuldig gehandeld door de eigen medisch adviseur in te schakelen. De commissie acht aannemelijk dat door de inspanningen van de advocaat met [verzekeraar ziekenhuis] overeenstemming is bereikt over het inschakelen van een onafhankelijke deskundige en de aan die deskundige voor te leggen vraagstelling.
Aan de commissie is niet gebleken dat het aan de advocaat te wijten is dat de letselschadeprocedure zo lang heeft geduurd. Dergelijke procedures nemen gemiddeld veel tijd in beslag. De vertraging is onder meer veroorzaakt doordat drie medische rapporten moesten worden afgewacht. Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen dienaangaande door partijen is gesteld, is de commissie niet gebleken dat het dossier langere tijd bij de advocaat heeft stilgelegen. Weliswaar heeft [verzekeraar ziekenhuis] in de e-mail van 8 oktober 2013 aansprakelijkheid erkend, echter op grond van de (overige) correspondentie stelt de commissie vast dat deze aansprakelijkheid slechts betrekking heeft op het delay in de behandeling dat is ontstaan doordat de cliënt pas op 14 september 2010 in plaats van 5 augustus 2010 door een specialist is gezien. [Verzekeraar ziekenhuis] heeft zich blijkens de overgelegde correspondentie (steeds) op het standpunt gesteld dat dit delay in de behandeling niet tot schade heeft geleid. De commissie overweegt voorts dat uit de brieven van [verzekeraar ziekenhuis] van 5 februari 2013 en 8 oktober 2013 niet blijkt dat [verzekeraar ziekenhuis] bereid was tot een schikking, zoals de cliënt ter zitting heeft gesteld. In deze brieven wordt naar het oordeel van de commissie geen ruimte voor een schikking gelaten. Deze schikkingsbereidheid blijkt wel uit de e-mail van [verzekeraar ziekenhuis] van 4 januari 2017. De advocaat heeft daarop aan de cliënt geadviseerd om een schikking voor een bedrag van € 2.500,– voor te stellen, zoals blijkt uit de door de advocaat overgelegde conceptbrief van mei 2017. Ter zitting is gebleken dat de cliënt daarmee niet akkoord is gegaan omdat hij een hoger bedrag van [verzekeraar ziekenhuis] wilde vorderen. Door daarmee niet akkoord te gaan heeft de cliënt echter het risico genomen dat uiteindelijk een lager bedrag werd verkregen en dat de procedure nog meer tijd in beslag zou nemen.
De commissie acht het voorts redelijk dat de advocaat, op basis van het onderzoek door de onafhankelijke deskundige en na overleg met zijn eigen medisch adviseur, aan de cliënt heeft laten weten dat het niet kansrijk zal zijn om de inhoud van het rapport van de onafhankelijke deskundige aan te vechten aangezien daarvoor nodig is dat daartegen zwaarwegende bezwaren aangevoerd kunnen worden. De commissie acht het tevens terecht dat hij de cliënt erop heeft gewezen dat de kosten van het aanvechten van het deskundigenrapport in eerste instantie voor rekening van de cliënt komen. Naar het oordeel van de commissie is het ook netjes van de advocaat dat hij de cliënt heeft geadviseerd om desgewenst een second opinion aan te vragen bij een andere in letselschade gespecialiseerde advocaat en het dossier over te dragen zonder daarvoor kosten te berekenen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat niet de conclusie kan worden getrokken dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht.
Evenmin is de commissie gebleken dat de cliënt door het handelen van de advocaat schade heeft geleden. Deze schade is overigens ook niet onderbouwd.
Dit brengt mee dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, mevrouw mr. M.J. de Groot, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M.E. van Hoeken, secretaris, op 28 januari 2020.