Commissie: Advocatuur
Categorie: Betaling
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
18566/18695
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Het geschil betreft een niet betaalde declaratie door cliënt. De advocaat heeft voor zijn werkzaamheden een declaratie verzonden. De cliënten willen deze declaratie niet betalen, omdat zij vinden dat de advocaat verschillende fouten heeft gemaakt, waaronder een conceptbrief vol met fouten. De advocaat geeft aan dat de cliënten onjuiste en onduidelijke informatie hebben verstrekt, waardoor hij geen schuld heeft. De commissie oordeelt dat de door de advocaat opgestelde conceptbrief juridische fouten bevat, welke hem zijn aan te rekenen. Als de feiten en omstandigheden in de brief hem niet duidelijk waren, dan had hij de cliënten om meer informatie moeten vragen, of in de conceptbrief moeten neerzetten waar onduidelijkheid over bestond. Dit is niet door de advocaat gedaan en daarom is dit hem aan te rekenen. De heeft wel tijd heeft besteed aan de zaak van de cliënten, daarom acht de commissie het redelijk om het in rekening gebracht bedrag gelijkelijk tussen de partijen te verdelen.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De klacht is ingediend door de advocaat. Het geschil betreft het onbetaald laten door de cliënten van de declaratie van de advocaat ten bedrage van € 770,09.
De cliënten hebben het bedrag van € 770,09 bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de advocaat op het volgende neer.
Op 19 juni 2019 hebben de cliënten tijdens een bespreking op het kantoor van de advocaat gevraagd om hen als advocaat bij te staan in een geschil met een huurder van cliënten. De advocaat heeft deze opdracht aanvaard en schriftelijk bevestigd op 2 juli 2019. Op de werkzaamheden heeft de advocaat zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard. De advocaat heeft voor de werkzaamheden een declaratie inclusief specificatie verzonden. In totaal zijn de cliënten in hoofdsom € 770,09 verschuldigd aan de advocaat.
Op 17 oktober 2019 heeft de advocaat een schrijven ontvangen waarin de cliënten gemotiveerd aangeven niet voor betaling te zullen zorgdragen.
Op 20 november 2019 heeft de advocaat gereageerd op het schrijven van de cliënten en aangegeven dat de advocaat niet mee gaat in het relaas van cliënten en verzoekt alsnog tot betaling van de openstaande declaratie over te gaan. Tevens wijst de advocaat de cliënten erop dat er al geheel onverplicht een moderatie van 50% heeft plaatsgevonden. Hierop hebben de cliënten op 24 november 2019 een e-mail gezonden aan de advocaat waarin zij aangeven dat de advocaat diverse fouten zou hebben gemaakt. Dit is geheel incorrect. De cliënten hebben diverse keren onjuiste informatie verstrekt waardoor de advocaat hiervan geen blaam treft. Tevens heeft de advocaat nog een drie – tot viertal vragen in de kantlijn gesteld. Op deze punten heeft de advocaat echter nooit antwoord gekregen waardoor de cliënten ten onrechte zijn uitgegaan van fouten van de advocaat. De advocaat heeft op 25 november 2019 per e-mail aan de cliënten aangegeven het dossier ter beoordeling voor te leggen aan de commissie. De advocaat is van mening dat de openstaande vordering van € 770,09 dient te worden voldaan door de cliënten alsmede 10% over de hoofdsom conform de algemene voorwaarden van de advocaat.
Standpunt van de cliënten
Voor het standpunt van de cliënten verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënten hebben opdracht gegeven aan de advocaat om een conceptbrief/eerste aanschrijving op te stellen. De cliënten hadden op 19 juni 2019 een afspraak met de advocaat. Ongevraagd was bij dit gesprek een stagiaire aanwezig. Zij heeft tijdens het gesprek niets gevraagd of gezegd. Als een puber moest zij wel lachen om de grapjes en fysieke aanrakingen van de advocaat. Het was gewoon een gênante vertoning. De stagiaire blijkt zonder dat daarover afspraken waren gemaakt het concept opgesteld te hebben, waarna de advocaat volgens de e-mail van 4 juli 2019 het concept heeft beoordeeld en besproken. Het concept zit echter vol met fouten en onjuistheden en is onbruikbaar. Reden voor cliënten om na ontvangst op 4 juli 2019 en bestudering van het concept de samenwerking reeds op 12 juli 2019 op te zeggen. Er zijn fundamentele fouten in de aannames van het concept gemaakt, die klaarblijkelijk niet beoordeeld of gecontroleerd zijn door de advocaat. Dit in tegenstelling tot zijn bewering. De cliënten hebben de “gecontroleerde” conceptbrief, welke dus niet gecorrigeerd en gecontroleerd was, op 4 juli 2019 per e-mail ontvangen. De brief met de Algemene Voorwaarden is van 2 juli 2019 en is ontvangen op 6 juli 2019 en is derhalve later ontvangen dan de mail met de conceptbrief. Met andere woorden: de conceptbrief was eerder per mail afgeleverd dan de Algemene Voorwaarden. Het “werk” was dus verricht vóór het overhandigen van de Algemene Voorwaarden. Om die redenen zijn de Algemene Voorwaarden van de advocaat niet van toepassing. De cliënten vorderen € 1.731,46 aan schadevergoeding wegens nalatigheid en onzorgvuldigheid en het leveren van een wanprestatie in deze zaak en verzoeken de commissie de vordering ad € 770,09 van de advocaat af te wijzen op dezelfde gronden.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De commissie is van oordeel dat de door de advocaat opgestelde conceptbrief fouten bevat, die de stelling van de cliënten dat de brief door de stagiaire is opgesteld en niet door de advocaat is gecontroleerd en gecorrigeerd aannemelijk maken. De conceptbrief bevat juridische fouten, welke de advocaat zijn aan te rekenen.
Voor zover feiten of omstandigheden die in de brief worden beschreven voor de advocaat niet duidelijk waren, zoals door hem gesteld, had het op de weg van de advocaat gelegen daarnaar bij de cliënten te informeren, dan wel duidelijk in de conceptbrief aan te geven waarover onduidelijkheid bestond.
Door de cliënten is aangegeven dat zij kort na ontvangst van de brief aan de advocaat hebben laten weten de samenwerking te beëindigen. Alhoewel de advocaat de factuur vervolgens met 50% heeft gematigd, is er naar het oordeel van de commissie aanleiding de thans openstaande factuur verder te matigen. Van de advocaat als professionele partij en deskundige op het gebied van het huurrecht, waarvoor de cliënten zich tot de advocaat hebben gewend, mag verwacht mogen worden dat hij een conceptbrief opstelt met een juridisch juiste inhoud en zich voldoende informeert omtrent feitelijke onzekerheden tijdens het opstellen van het concept dan wel daarover een opmerking maakt bij het toezenden van het concept, tenzij anders zou zijn afgesproken. Daarvan is niet gebleken. Dit is de advocaat aan te rekenen.
Nu duidelijk is dat de advocaat naast de stagiair wel tijd heeft besteed aan de zaak van de cliënten en dat het niet onaannemelijk is dat de cliënten met de verkregen informatie en het concept hun voordeel hebben kunnen doen, acht de commissie het redelijk het thans openstaande en in depot gestorte bedrag gelijkelijk tussen partijen te verdelen. Dit betekent dat aan de advocaat ter zake verrichte werkzaamheden een bedrag van € 385,04 zal worden uitgekeerd en het restantbedrag aan de cliënten zal worden terugbetaald.
Van het door de cliënten gestelde geflirt tussen de advocaat en de stagiaire is geen bewijs en de commissie zal zich daarover verder niet uitlaten.
Voor het toekennen van een schadevergoeding zoals door de cliënten gevorderd is geen grond, nu de cliënten door het handelen van de advocaat geen aantoonbare schade hebben geleden.
Het geheel overziende komt de commissie tot de conclusie dat de advocaat niet geheel heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat, zodat als volgt wordt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de advocaat deels gegrond;
– wijst de vordering van de advocaat deels toe en bepaalt dat de cliënten terzake verrichte werkzaamheden € 385,04 aan de advocaat zijn verschuldigd;
– wijst af de gevorderde schadevergoeding van de cliënten.
Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verdeeld:
€ 385,04 wordt betaald aan de advocaat en € 385,05 wordt terugbetaald aan de cliënten.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mevrouw mr. A.M. Hilhorst, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris.