
Commissie: Advocatuur
Categorie: Betaling / Kwaliteit dienstverlening
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
1511/9853
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte klaagt over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat en wil de openstaande factuur niet voldoen. Volgens haar heeft de advocaat geen verzoek tot kinderalimentatie bij de rechtbank ingediend en daarnaast heeft de cliënte een factuur op naam van haar ex-man ontvangen. De advocaat vindt dat de klachten volstrekt ten onrechte aangehaald worden. Tijdens een viergesprek is aan alles wat voor de cliënte belangrijk was tegemoetgekomen. Alleen de alimentatie moest nog berekend worden, maar de cliënte is toen tot naar een andere advocaat gegaan. De advocaat heeft ook excuses aangeboden dat de factuur onterecht op naam van de ex-partner van de cliënt is gezet. De commissie oordeelt dat er in de overgelegde stukken geen gronden voor de verwijten naar de advocaat aanwezig zijn. Dat de zaak van cliënte op ondeskundige wijze door de advocaat en zijn kantoorgenoten is aangepakt en behandeld is niet gebleken. De advocaat heeft erkend dat de factuur ten onrechte op naam van de ex-partner van cliënte is gezet en heeft daarvoor excuses aangeboden. Dat dit tot schade heeft geleid is niet bewezen. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de advocaat.
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening.
Cliënt heeft een factuurbedrag van € 1016,40 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt puntsgewijs op het volgende neer:
– de advocaat – mr. [naam advocaat 1] – heeft het dossier van cliënte overgenomen van de vorige advocaat van cliënte. Het dossier is bij de vorige advocaat opgevraagd maar de advocaat heeft er onvoldoende achteraan gezeten. Het dossier is daardoor twee maanden blijven liggen;
– de advocaat heeft geen verzoek tot kinderalimentatie voor cliënte bij de rechtbank ingediend;
– cliënte heeft zelf haar verweer moeten voeren tijdens een vier gesprek;
– cliënte kreeg een onervaren advocaat mr. [naam advocaat 2] toegewezen die pas onlangs als advocaat was beëdigd, in plaats van de advocaat waarvoor cliënte naar het kantoor was gegaan en die in 2008 was beëdigd, mr. [naam advocaat 3]. Zij is gespecialiseerd in familierecht terwijl de aan cliënte toegewezen advocaat is gespecialiseerd in strafrecht. Cliënte voelde zich het proefproject. Cliënte werd steeds voorgehouden dat de ervaren advocaat het werk over zou nemen. Dat is door ziekte van deze advocaat nooit gebeurd;
– cliënte is door de onervaren advocaat zeer onbeleefd behandeld. Deze was ook dagen onbereikbaar en heeft zij data laten verlopen van opgevraagde stukken, zoals loonstrookjes en jaaropgave van ex-man;
– cliënte heeft een factuur ontvangen op naam van haar ex-man. Dit heeft cliënte als slordig en kwetsend ervaren.
– de opgestelde alimentatieberekening was gebaseerd op fictieve gegevens. Cliënte wist hier niets van en wil hiervoor niet betalen.
Cliënte heeft haar ongenoegen geuit tijdens een klachtgesprek. De advocaat wil echter nergens aan meewerken en wil volledige betaling van de factuur van € 1.016,40.
Cliënte wil dat de factuur wordt kwijtgescholden. Daarnaast verlangt cliënte vergoeding van de gemiste alimentatie van € 25,– gedurende 8 maanden, ofwel een bedrag van € 400,–.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte heeft zich tot het kantoor gewend omdat zij en haar voormalige partner uit elkaar waren en zij bij de afwikkeling en gevolgen daarvan, ook die ten aanzien van hun zoontje, werd bijgestaan door een advocaat over wie zij niet tevreden was. Zij verzocht de advocaat de zaak van die advocaat over te nemen.
Daarnaast noemde zij de (ongeveer) hoogte van de inkomens van haar en haar ex-partner en verzocht om een indicatieve berekening van een eventuele kinderalimentatie om voor zichzelf te kunnen bepalen of er wel ruimte zou zijn voor kinderalimentatie. Mr. [naam advocaat 3], eveneens verbonden aan het bovengenoemde kantoor heeft de berekening gemaakt. De advocaat heeft zich tot de voormalige advocaat gewend en het dossier opgevraagd. Daarnaast is voor cliënte een toevoeging aangevraagd, die werd geweigerd op grond van haar (te hoge) inkomen.
Toen bleek dat cliënte niet tevreden was, heeft mr. [naam advocaat 3] contact met haar opgenomen en haar klacht met haar besproken. Vervolgens is zij in haar brief van 6 mei 2019 puntsgewijs ingegaan op de door cliënte geuite klachten.
De advocaat is van mening dat de klachten volstrekt ten onrechte geopperd worden. Toen de advocaat eindelijk het dossier van de voormalige advocaat kreeg toegestuurd bleek dat de advocaat van de wederpartij inmiddels een verzoekschrift bij de rechtbank had ingediend, waarin een aantal zaken werd verzocht. Dat verzoek zou op 21 maart 2019 behandeld worden. Cliënte wilde persé dat deze zitting niet door zou gaan en dat hetgeen door de wederpartij werd verzocht niet gehonoreerd zou worden. Uiteindelijk is een viergesprek georganiseerd waardoor de zitting inderdaad niet is doorgegaan en de verzoeken van de wederpartij van tafel waren. Aldus is er geen voorlopige omgangsregeling vastgesteld, geen gezamenlijk gezag en geen hoofdverblijf van de minderjarige zoon bij de wederpartij, zoals door de wederpartij bij de rechtbank wel was verzocht. Conform de wens van cliënte zou de omgang in de vorm van een begeleide omgangsregeling plaatsvinden. Daarnaast zouden cliënte en haar ex-partner samen een cursus gaan volgen om de onderlinge communicatie te bevorderen en zou de advocaat van de ex-partner een draagkrachtberekening maken op basis van de werkelijke gegevens, die op dat moment bij de advocaat niet bekend waren. Aan de cliënte was in alles, dat voor haar belangrijk was, ook tegemoet gekomen in het viergesprek. Alleen de alimentatie moest nog berekend worden.
Nog voor 2 april 2019, de datum waarop de alimentatieberekening door de advocaat van de ex-partner was toegezegd, is cliënte bij de advocaat vertrokken.
Dat cliënte haar eigen verdediging moest voeren tijdens het viergesprek is onjuist. Zij is veelvuldig aan het woord geweest vanuit haar emotionele betrokkenheid, maar uiteindelijk hebben [naam advocaat 2] en de advocaat de juridische discussie gevoerd en daarbij de belangen van cliënte behartigd.
Dat de advocaat cliënte zou hebben geadviseerd om maar met alles wat de ex-partner wilde akkoord te gaan is evenmin juist. In het kader van de voorlichtende taak is cliënte er alleen op gewezen dat een rechter zowel linksom als rechtsom kan beslissen. Daarmee is niet gezegd dat de advocaat niet zag zitten wat cliënte allemaal voor ogen stond.
Dat [naam advocaat 2] cliënte onheus zou hebben bejegend wordt door de advocaat ontkent en wordt ook niet herkend.
De advocaat heeft het gevoel dat de klacht alleen is ingediend om te pogen de betaling van de declaratie te ontlopen. Bij de vorige advocaat heeft hetzelfde gespeeld.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Voor de door cliënte geformuleerde, en door de advocaat gemotiveerd weersproken, verwijten treft de commissie, behoudends de onjuiste tenaamstelling van de factuur, in de overgelegde stukken geen gronden of aanwijzingen aan. In weerwil van het door cliënte gestelde kan in deze zaak op grond van de overgelegde stukken naar het oordeel van de commissie niet de conclusie worden getrokken dat de advocaat op de punten waar de verwijten van de cliënte betrekking op hebben, niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat verwacht mag worden.
Dat de zaak van cliënte op ondeskundige wijze door de advocaat en zijn kantoorgenoten is aangepakt en behandeld is niet gebleken. Uit de overgelegde stukken en hetgeen naar voren is gebracht is de commissie voorts gebleken dat de advocaat zich voldoende inspanningen heeft getroost. De advocaat heeft erkend dat de factuur ten onrechte op naam van de ex-partner van cliënte is gezet en heeft daarvoor excuses aangeboden. Dat dit tot schade heeft geleid is niet gebleken.
Dat cliënte op de wijze zoals door haar omschreven is bejegend is door de advocaat betwist. Voor de commissie is niet na te gaan wat er is gezegd. In de overgelegde stukken is geen steun te vinden voor het standpunt van cliënte. De door haar gestelde bejegening is dan ook niet komen vast te staan.
Het geheel van de zaak overziende is de commissie van oordeel dat de advocaat heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelend advocaat.
De factuur komt de commissie, gelet op de verrichten werkzaamheden, niet onredelijk of bovenmatig voor.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. De gevorderde (schade)vergoeding zal worden afgewezen. Het in depot gestorte bedrag zal aan de advocaat worden overgemaakt.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van cliënte ongegrond;
– wijst het door cliënte verlangde af;
– bepaalt dat cliënte aan de advocaat een bedrag is verschuldigd van € 1.016,40 en dat het terzake door de cliënte in deze gestorte depot aan de advocaat zal worden overgemaakt.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. J. van der Groen, voorzitter, de heer mr. I.L. Haverkate, mevrouw mr. drs. S. Euwema, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. L. Kramer, secretaris, op 19 december 2019.