commissie bevoegd te oordelen over overeenkomst tussen advocaat en rechtsbijstand van verzekerde

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur Zakelijk    Categorie: Bevoegdheid    Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 95882

De uitspraak:

Standpunt eiseres

Voor het standpunt van eiseres verwijst de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie) naar de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting.

Tussen enerzijds [naam verzekerde] en anderzijds ontwikkelingscombinatie [naam ontwikkelingscom-binatie] is een geschil ontstaan over het door [naam verzekerde]. van [naam ontwikkelingscombinatie] gekochte appartement. [naam verzekerde]. hebben zich gewend tot hun rechtsbijstandsverzekeraar [naam rechtsbijstandverzekeraar], die verweerster heeft opgedragen aan [naam verzekerde]. rechtsbij-stand te verlenen.

[naam onafhankelijk multidisciplinair bureau] heeft een tweetal expertiserapporten over de woning uit-gebracht. Daarna is de zaak ter beslechting van het geschil voorgelegd aan de Geschillencommissie Garantiewoning, die een arbitraal vonnis heeft gewezen.

Aangezien de gebreken aan de woning niet werden verholpen, heeft verweerster uiteindelijk bij brief van 29 januari 2015 het dossier uitbesteed aan eiseres en eiseres verzocht de ontbinding van de koopovereenkomst tussen partijen in rechte te vorderen. In de brief is aangegeven dat een kosten
maximum van € 12.500,– geldt.
[naam advocaat] (advocaat bij eiseres, hierna te noemen: de advocaat) heeft zowel in de opdrachtbe-vestiging d.d. 30 januari 2015 als in de aanvulling daarop bij brief van 13 februari 2015 de geldigheid van het kostenmaximum in twijfel getrokken. Voor zover al een kostenmaximum van toepassing zou zijn, betreft dit een bedrag exclusief BTW.

De condities waaronder de opdracht is aanvaard zijn, kortweg, dat de werkzaamheden worden verricht tegen een uurtarief van € 240,– exclusief BTW en verschotten, dat maandelijks wordt gedeclareerd en dat de betalingstermijn 14 dagen is. Voorts zijn de algemene voorwaarden van eiseres van toepassing, op grond waarvan bij niet tijdige betaling een vertragingsrente van 1% per maand verschuldigd is en de kosten van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden ten minste 15% van het te incasseren bedrag bedragen.

Eiseres betwist dat, voor zover al een kostenmaximum van toepassing is, de expertisekosten van [naam onafhankelijk multidisciplinair bureau] hierop in mindering strekken, aangezien verweerster in de procedure voor de Geschillencommissie Garantiewoningen veroordeling van [naam ontwikkelings-combinatie] in deze kosten had kunnen vorderen.

Eiseres heeft verweerster de declaraties d.d. 3 maart 2015 ad € 6.004,02, d.d. 21 april 2015 ad € 4.335,66 en d.d. 3 juni 2015 ad € 1.672,51, telkens inclusief BTW, gezonden. Deze declaraties zijn voldaan. De nota d.d. 21 april 2015 betreft nagenoeg alleen kosten die eiseres heeft moeten maken omdat verweerster in eerste instantie heeft nagelaten het volledige procesdossier toe te zenden. Met uitzondering van een bedrag van € 190,– exclusief BTW, behoren deze niet ten laste van het kosten-maximum te komen. Ook een bedrag van € 340,– aan klachtengeld, dat verweerster heeft voldaan, strekt niet in mindering op het maximum.

Eiseres heeft verweerster eveneens twee facturen d.d. 11 augustus 2015, in totaal ad € 7.615,74 inclusief BTW gezonden. De factuur d.d. 11 augustus 2015 ad € 542,08 inclusief BTW betreft uitsluitend werkzaamheden in verband van het verzuim van verweerster om het volledige procesdossier te verstrekken en strekt dan ook niet in mindering op het kostenmaximum. Deze factuur is voldaan.

Na betaling van de openstaande declaraties resteert nog een kostenmaximum, voor zover van toepas-sing, van € 119,76 exclusief BTW.

Een beroep op de exceptie van onbevoegdheid is niet terecht. Aangezien verweerster in de brief van 29 januari 2015 eiseres heeft verzocht de belangen van de verzekerden – [naam verzekerde]. – te behartigen, is duidelijk dat verweerster een eigen rol heeft in het verstrekken van de opdracht.

Eiseres vordert – na wijziging en vermindering van eis – dat de commissie zich bevoegd verklaart kennis te nemen van het geschil.

Voorts vordert eiseres dat de commissie verweerster (vooralsnog) zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.073,66 inclusief BTW, te vermeerderen met 1% rente met ingang van 25 augustus 2015 over dit openstaande bedrag van de facturen van 11 augustus 2015, en daarnaast de rente over het bedrag van € 7.332,– inclusief BTW, te weten 1% rente met ingang van 5 mei 2015 tot 27 juli
2015 over € 4.335,66 van de factuur van 21 april 2015 en 1% rente met ingang van 17 juni 2015 tot 27 juli 2015 over € 1.672,51 van de factuur van 3 juni 2015, en buitengerechtelijke kosten over het totale bedrag met een minimum van 15 % (derhalve € 2.242,16 plus PM).
Eiseres vordert verder dat de commissie zal bepalen dat de kosten van het rapport van [naam onaf-hankelijk multidisciplinair bureau] en ook de bedragen van € 3.391,– exclusief BTW (met betrekking tot de declaratie van 21 april 2015) en
€ 448,– exclusief BTW (met betrekking tot de declaratie van 11 augustus 2015) niet ten laste wordt gebracht van het kostenmaximum, zodat een kostenmaximum (voor zover van toepassing) resteert van € 119,76.

Eiseres vordert daarnaast dat de commissie verweerster zal veroordelen in de kosten van de arbitra-geprocedure.

Standpunt verweerster

Voor het standpunt van verweerster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en het ver-handelde ter zitting.

In de kern komt het standpunt van verweerster op het volgende neer.

Verweerster doet vóór alle weren een beroep op de exceptie van onbevoegdheid. In het geval dat de commissie zich niettemin bevoegd zou achten, wenst zij zich geheel voorwaardelijk te verweren.

Verweerster merkt op dat, waar in het inleidende verzoekschrift wordt gesproken over een tussen [naam verzekerde]. en [naam ontwikkelingscombinatie] gesloten ‘koopovereenkomst’, in plaats daarvan dient te worden gelezen ‘koop-/ aannemingsovereenkomst’.

exceptie van onbevoegdheid

[naam verzekerde]. hebben verweerster gemachtigd om aan eiseres opdracht te geven om hen verdere rechtsbijstand te verlenen. De overeenkomst van opdracht is dan ook niet tussen eiseres en verweerster tot stand gekomen. De algemene voorwaarden van eiseres zijn daarom ook slechts ten opzichte van [naam verzekerde]. van toepassing, indien en voor zover die voorwaarden tijdig ter hand zijn gesteld. Nu er tussen verweerster en eiseres evenmin een compromis is gesloten, wordt niet voldaan aan de vereis-ten voor arbitrage. De commissie dient zich dan ook onbevoegd te verklaren.

voorwaardelijk antwoord

[naam verzekerde]. hebben als verzekerden ingevolge het bepaalde in de verzekeringsvoorwaarden een advocaat mogen kiezen en zijn ingevolge die voorwaarden per juridisch geschil verzekerd tot maximaal € 12.500,– voor de kosten van door verweerster ingeschakelde externe deskundigen, waaronder advocaten. Dit kostenmaximum is inclusief BTW. Dit is volstrekt gebruikelijk, nu rechtsbij-standsverzekeraars en verzekerde particulieren geen BTW kunnen verrekenen.

De brief d.d. 14 november 2014 van [naam rechtsbijstandverzekeraar], aan [naam verzekerde] en de bijlage Bepaling “Vergoeding door u gekozen externe rechtshulpverlener”, zien op een toekomstige aanpassing van de dekking van de verzekeringsvoorwaarden. Die aanpassing is het gevolg van een arrest d.d. 7 november 2013
(inzake Sneller/[naam rechtsbijstand]) van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake de vrije ad-vocaatkeuze in gerechtelijke of administratieve procedures, waarin volgens de nationale wet- en regelgeving geen procesmonopolie van de advocatuur geldt. Ter zake van dergelijke procedures wordt in de bijlage, bij wijze van uitzondering, een drietal maximaal door verweerster te vergoeden bedragen exclusief BTW genoemd. Deze brief en bijlage hebben echter betrekking op andere situaties dan de onderhavige, namelijk op situaties waarin geen procesmonopolie geldt, zodat uit deze brief en bijlage ook niet kan worden afgeleid dat van een maximum exclusief BTW moet worden uitgegaan.
Aangezien de Geschillencommissie Garantiewoningen eigen vaste bouwkundige experts inschakelt, worden vorderingen tot vergoeding van expertisekosten gewoonlijk afgewezen. Verweerster heeft daarom geen vordering tot vergoeding van de aan [naam onafhankelijk multidisciplinair bureau] betaalde expertisekosten ingesteld. Die kosten ad € 4.485,17 in totaal strekken dan ook in mindering op het kostenmaximum.

Verweerster heeft de declaraties d.d. 3 maart 2015, d.d. 21 april 2015 en d.d. 3 juni 2015 voldaan. Zij  erkent dat door haar toedoen eiseres inzake de aanlevering van een incompleet dossier extra werk-zaamheden heeft moeten verrichten. Van de declaratie d.d. 21 april 2015 strekt daarom een bedrag van € 3.675,38 inclusief BTW niet in mindering op het kostenmaximum. Verweerster heeft echter een bedrag van € 3.997,36 voldaan. Zij behoudt zich ten aanzien van het verschil alle rechten voor.

Voor de gevorderde contractuele rente en buitengerechtelijke kosten ontbreekt een grondslag, nu ten opzichte van verweerster de algemene voorwaarden van eiseres niet van toepassing zijn.

Verweerster verzoekt het vanwege de commissie te benoemen scheidsgerecht om bij arbitraal vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

A. zich onbevoegd te verklaren om kennis te nemen van het onderhavige geschil tussen eiseres en verweerster alsmede om dit geschil bij arbitraal vonnis te beslechten;

B. voorwaardelijk, indien en voor zover het scheidsgerecht zich te dezer zake toch bevoegd zou achten, eiseres in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar deze als zijnde ongegrond en onbewezen te ontzeggen;

C. een en ander met veroordeling van eiseres in de arbitragekosten, alsmede met veroordeling van eiseres tot betaling aan verweerster tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een zodanig bedrag vanwege de door verweerster in de onderhavige arbitrale procedure gemaakte en nog te maken kosten, als het scheidsgerecht oordelend als goede mannen naar billijkheid zal vermenen te behoren.
 
Behandeling van het geschil

Op 29 oktober 2015 heeft te Utrecht de mondelinge behandeling plaatsgevonden ten overstaan van de arbiters, bijgestaan door [naam secretaris], fungerend als plaatsvervangend secretaris.

Partijen, eiseres vertegenwoordigd door [naam advocaat] en verweerster vertegenwoordigd door de [naam vertegenwoordiger], hebben op de zitting gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten nader toe te lichten.

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage

Alvorens de commissie tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan overgaan, dienen de
arbiters te beoordelen of zij bevoegd zijn om kennis te nemen van en te beslissen in het geschil met betrekking tot de vordering van eiseres.

Voor arbitrage dient te zijn voldaan aan de eisen van de artikelen 1021 en verder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De bevoegdheid van de arbiters dient te berusten op een overeenkomst tot arbitrage waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de commissie.

In het onderhavige geval heeft verweerster bij brief van 29 januari 2015 eiseres meegedeeld in overleg met verzekerde de verdere behandeling van de zaak inzake het geschil tussen [naam verzekerde]. en [naam ontwikkelingscombinatie] aan eiseres uit te besteden. Verweerster heeft daarna niet gereageerd op de mededeling van eiseres bij e-mail van 30 januari 2015 dat eiseres de werkzaamheden zou verrichten op basis van de ‘mede namens [naam verzekerde].’ verstrekte opdracht.

Naar het oordeel van de commissie blijkt uit de gegeven opdracht onvoldoende duidelijk of deze is gegeven door verweerster, dan wel door verweerster namens [naam verzekerde]. Aangezien verweer-ster daarna ook de juistheid van de e-mail van 30 januari 2015, waarbij eiseres heeft bevestigd dat zij de opdracht heeft ontvangen van zowel verweerster als van [naam verzekerde]., niet heeft betwist, is naar het oordeel van de commissie als onvoldoende weersproken komen vast te staan dat verweerster de opdracht heeft verstrekt en tussen verweerster en eiseres een overeenkomst is tot stand gekomen.

In de opdrachtbevestiging bij e-mail van 30 januari 2015 wordt verwezen naar de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [naam advocatenkantoor] Aangezien de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden slechts is weersproken voor zover geen sprake zou zijn van een overeenkomst tussen [naam verzekerde]. en eiseres, is de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [naam advocatenkantoor] op de overeenkomst tussen verweerster en eiseres als onvoldoende onweersproken komen vast te staan. In de algemene voorwaarden is als geschillenregeling de Klachten- en Geschil-lenregeling Advocatuur opgenomen.

Nu door partijen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van het reglement van de commissie (hierna te noemen: het Reglement) bij schriftelijke overeenkomst naar de Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur wordt verwezen, is deze geschillenregeling, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur, van toepassing.

De overeenstemming tussen partijen om het geschil ter beslechting overeenkomstig het Reglement aan de commissie voor te leggen, is dan ook voldoende komen vast te staan.

Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het hiervoor overwogene komen vast te staan.

De arbiters dienen, gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement, te beslissen als goede mannen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Als plaats van arbitrage is Utrecht vastgesteld.
De commissie komt nu toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering.

Beoordeling van het geschil

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Ten aanzien van de vordering tot betaling van het bedrag van € 7.063,66 overweegt de commissie dat voorafgaande aan de beoordeling van de toewijsbaarheid daarvan dient te worden vastgesteld of het bestaan van een kostenmaximum de toekenning van het gevorderde beperkt of uitsluit, en of, indien sprake is van een kostenmaximum, dit maximum inclusief of exclusief BTW is, of de reeds betaalde declaraties geheel of gedeeltelijk in mindering strekken op het kostenmaximum, en of andere dan de gevorderde kosten als externe kosten op het maximum in mindering moeten worden gebracht.

Vast staat dat verweerster in haar brief d.d. 29 januari 2015 eiseres heeft meegedeeld dat op de rechtsbijstandverzekering van [naam verzekerde]. een kostenmaximum van € 12.500,– van toepassing is. Verweerster baseert deze mededeling op de verzekeringsvoorwaarden die op de rechtsbij-standverzekering van [naam verzekerde]. van toepassing zijn. Artikel 4.13 daarvan bepaalt dat ver-weerster tot maximaal € 12.500,– per juridisch meningsverschil de in dat artikel genoemde kosten van de externe deskundige vergoedt.

De advocaat heeft in de opdrachtbevestiging weliswaar in twijfel getrokken of zij als extern deskundige kan worden aangemerkt en derhalve de toepasselijkheid van het kostenmaximum, maar zij heeft, naar het oordeel van de commissie, geen feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit blijkt dat de opdracht aan de advocaat niet is aan te merken als de opdracht aan een extern deskundige. De vrije advocaatkeuze behelst immers een recht van de verzekerde om een externe advocaat of andere rechtens bevoegde deskundige te kiezen voor zijn bijstand in rechte.

Bovendien moet de advocaat geacht worden het kostenmaximum te hebben geaccepteerd. Zij heeft in de opdrachtbevestiging aangegeven dat zij verwacht dat het bedrag van het kostenmaximum voldoende zal zijn om de opdracht uit te voeren. Eerst in de brief d.d. 13 februari 2015 betwist de advocaat de toepasselijkheid van artikel 6.2 van de verzekeringsvoorwaarden, aangezien [naam verzekerde]. het recht hadden zelf een advocaat te kiezen. Naar het oordeel van de commissie laat de vrije advocaatkeuze echter de toepasselijkheid van de overige polisvoorwaarden op de rechtsverhouding tussen verweerster en eiseres en van het gestelde in de brief van 29 januari 2015 van verweerster aan eiseres, onverlet. Het kostenmaximum staat dan ook vast.

De advocaat heeft in haar e-mail van 30 januari 2015 het kostenmaximum van € 12.500,– inclusief BTW bevestigd en als haar verwachting uitgesproken dat dit bedrag voldoende zal zijn om een procedure in eerste aanleg te voeren. Hieruit blijkt dat ook de advocaat bij het aanvaarden van de opdracht is uitgegaan van een kostenmaximum van € 12.500,- inclusief btw. Dat zij om haar moverende redenen zich later op het standpunt heeft gesteld dat het bedrag van het kostenmaximum exclusief btw zou moeten zijn, maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de commissie moet dan ook worden uitgegaan van een kostenmaximum van € 12.500,- inclusief BTW.

Eiseres heeft geen nadere toelichting gegeven of stukken overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat, indien verweerster in de procedure bij de Geschillencommissie Garantiewoningen zou hebben gevorderd [naam ontwikkelingscombinatie] te veroordelen in de door verweerster aan [naam onaf-hankelijk multidisciplinair bureau] betaalde expertisekosten, deze vordering zou zijn toegewezen. Ver-weerster heeft deze stelling gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de commissie is dan ook niet voldoende aannemelijk geworden dat er een redelijke kans zou zijn geweest dat de Geschillencommissie Garantiewoningen die vordering zou hebben toegewezen en heeft verweerster, gelet hierop, dan ook in redelijkheid kunnen beslissen deze vordering niet in te stellen. De aan [naam onafhankelijk multidisciplinair bureau] gemaakte kosten zijn dan ook aan te merken als externe kosten die in mindering strekken op het kostenmaximum. Dat is ook redelijk, aangezien verweerster deze kosten heeft genoemd in haar brief aan de advocaat van 29 januari 2015 en ook [naam verzekerde]. wisten dat deze kosten waren gemaakt.

Eiseres heeft gesteld dat van de factuur van 21 april 2015 van € 4.335,66 inclusief btw slechts een bedrag van € 190,- exclusief btw, oftewel € 229,90 inclusief btw in mindering gebracht zou mogen worden op het kostenmaximum. De factuur van 11 augustus 2015 van € 542,08 inclusief btw zou volgens eiseres in het geheel niet in mindering gebracht mogen worden op het kostenmaximum van € 12.500,- inclusief btw, omdat deze kosten door verweerster veroorzaakt zouden zijn door het aanleveren van een incompleet dossier. Verweerster heeft erkend dat eiseres door haar toedoen ter zake van het incomplete dossier kosten heeft moeten maken en heeft zich op het standpunt gesteld dat van de factuur van 21 april 2015 een bedrag van € 3.675,38 inclusief btw niet in mindering moet worden gebracht op het kostenmaximum. Verweerster heeft echter niet gemotiveerd waarom slechts een bedrag van € 3.675,- inclusief btw niet in mindering gebracht zou mogen worden op het kostenmaximum en niet het door eiseres gestelde bedrag. Nu verweerster heeft erkend extra kosten te hebben veroorzaakt, is het naar het oordeel van de commissie redelijk dat eiseres het voordeel van de twijfel geniet en zal de commissie haar standpunt volgen. De in de factuur van 21 april 2015 opgenomen onbelaste verschotten van € 2,65 dienen wel in mindering te worden gebracht op het kostenmaximum. Verweerster heeft ter zitting erkend dat de factuur van 11 augustus 2015 van € 542,08 inclusief btw niet in mindering moet worden gebracht op het kostenmaximum.

Op grond van het vorenstaande stelt de commissie vast dat de volgende bedragen (inclusief btw) in mindering moeten worden gebracht op het kostenmaximum van € 12.500,- inclusief btw:
– Factuur [naam onafhankelijk multidisciplinair bureau] d.d. 4 maart 2013   € 1.013,98
– Factuur [naam onafhankelijk multidisciplinair bureau] d.d. 21 november 2013 € 3.471,19
– Declaratie [naam advocatenkantoor] d.d. 3 maart 2015    € 6.004,02
– Declaratie [naam advocatenkantoor] d.d. 21 april 2015    €    232,55
– Declaratie [naam advocatenkantoor] d.d. 3 juni 2015    € 1.672,51

Derhalve resteert van het kostenmaximum nog een bedrag van € 105,75 inclusief BTW. Dit bedrag is de uitkomst van het verschil van het kostenmaximum en de som van de op het kostenmaximum in mindering te brengen bedragen.

Eiseres vordert na wijziging en vermindering van de eis nog een bedrag van € 7.073,74 inclusief BTW. De commissie is niet gebleken dat de hoogte of de omvang van het gedeclareerde bedrag, gelet op de verrichte werkzaamheden, bovenmatig of buitenproportioneel is. Aangezien echter nog maar een bedrag van € 105,75 inclusief btw van het kostenmaximum resteert, is de vordering van eiseres, mede gelet op het hiervoor overwogene, slechts tot dit bedrag toewijsbaar.

Eiseres vordert rente ad 1% per maand over het bedrag van € 7.073,14, met ingang van 25 augustus 2015 en over het bedrag van € 4.335,66 van de factuur van 21 april 2015 van 5 mei 2015 tot 27 juli 2015 en over het bedrag van € 1.672,15 van de factuur van 3 juni 2015 van 17 juni 2015 tot 27 juli 2015. Eiseres baseert zich hiervoor op haar algemene voorwaarden. Verweerster heeft ten aanzien
daarvan aangevoerd dat niet tussen verweerster en eiseres, maar tussen eiseres en [naam verzekerde]. een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Nu het verweer inzake de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van eiseres niet de overeenkomst tussen partijen betreft, is de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van eiseres dan ook als niet voldoende weersproken komen vast te staan. De gevorderde rente is toewijsbaar vanaf de 15e dag na de respectievelijke factuurdata.

Eiseres vordert een vergoeding voor de verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden, met een minimum van 15% van het gevorderde bedrag, ad € 2.242,16, en voorts Pro Memorie. Gelet op de werkzaamheden zoals deze blijken uit het dossier om de vordering buiten rechte te kunnen incasseren, acht de commissie vergoeding van de buitengerechtelijke werkzaamheden tot een bedrag van
€ 150,– redelijk, zodat deze kosten tot dit bedrag zullen worden toegewezen. 

Nu partijen ieder voor een deel in het ongelijk zijn gesteld, zullen de arbitragekosten op grond van
artikel 36 van het Reglement over partijen worden verdeeld in die zin dat elke partij voor een gelijk deel dient bij te dragen in de kosten van deze arbitrage. Eiseres heeft een bedrag voldaan ter zake de kosten van deze arbitrage, die totaal worden vastgesteld op € 181,50 van het door de Stichting Ge-schillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters.

Gelet op de beslissing wordt eiseres geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens verweerster te hebben voldaan. De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat eiseres ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerster tot betaling van de helft van deze kosten aan eiseres. De commissie zal verweerster veroordelen tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 90,75.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

veroordeelt verweerster om aan eiseres te voldoen een bedrag van € 105,75 inclusief btw , te ver-meerderen met de contractuele rente ad 1% per maand over dit bedrag vanaf van 26 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt verweerster om aan eiseres te voldoen de contractuele rente ad 1% per maand over het bedrag van € 4.335,66 van de factuur van 21 april 2015 vanaf 6 mei 2015 tot 27 juli 2015;

veroordeelt verweerster om aan eiseres te voldoen de contractuele rente ad 1% per maand over het bedrag van € 1.672,15 van de factuur van 3 juni 2015 van 18 juni 2015 tot 27 juli 2015;

veroordeelt verweerster om aan eiseres te voldoen een bedrag van € 150,– aan buitengerechtelijke kosten;

veroordeelt verweerster om aan verzoeker te voldoen een bedrag van € 90,75, welk bedrag is de helft van de aan de zijde van eiseres vastgestelde kosten van arbitrage;

wijst het meer of anders verzochte af.

Dit arbitraal vonnis is gewezen te Utrecht op 14 december 2015.