Commissie gaat uit van nieuwste versie HISWA-voorwaarden voor ligplaatsen.

De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Lig- en/of Bergplaatsen    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: WAT03-0010

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil
 
Het geschil heeft betrekking op de annulering van de zomerligplaats voor het seizoen 2003.
 
De consument heeft een bedrag van € 596,94 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
 
De consument heeft op 20 februari 2003 de klacht schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.
 
Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
 
In een telefoongesprek met een medewerkster van de ondernemer heeft de consument eind november 2002 de zomerligplaats voor het seizoen opgezegd in verband met de verkoop van zijn boot. Dat is gebeurd in de volgende bewoordingen: “De boot wordt verkocht. Hij zal zo snel mogelijk uit uw haven worden verwijderd. Ik moet echter eerst een geschikte verkoophaven vinden voordat ik de boot weghaal.” Daaropvolgend ontving de consument een rekening voor een maand winterberging.
 
Toen bleek dat het beter was om de boot eerst in een betere staat te brengen en het begin van de winter geen goed moment voor de verkoop was, heeft de consument nogmaals de ondernemer gebeld en gezegd dat het nog niet duidelijk was wanneer de boot weggehaald zou worden. In reactie daarop kreeg de consument een rekening voor de winterberging voor de resterende wintermaanden. De rekeningen voor de winterberging zijn door de consument betaald.
 
Pas op het moment dat de consument een herinnering kreeg voor de betaling van de zomerligplaats, werd het de consument duidelijk dat de ondernemer geen rekening hield met de opzegging. De ondernemer trekt de gevoerde telefoongesprekken in twijfel. De consument is van mening dat de ondernemer er in de gevoerde telefoongesprekken op had moeten wijzen dat er schriftelijk moet worden opgezegd. Bovendien staat in de HISWA-voorwaarden alleen dat bij voorkeur schriftelijk moet worden opgezegd.
 
De consument staat daarnaast op het standpunt dat de ondernemer buitenproportioneel heeft gereageerd op het niet betalen van de factuur voor de zomerligplaats. De ondernemer heeft zonder waarschuwing en als snel na de overschrijding van de betalingstermijn het retentierecht toegepast. Bovendien heeft de ondernemer een verhoging van 15% toegepast voor buitengerechtelijke kosten wegens niet-tijdige betaling, terwijl de ondernemer dergelijke kosten niet heeft gemaakt. Het schrijven van een aangedikte herinnering valt niet onder ‘buitengerechtelijke kosten’.
 
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
Over de winterberging werden per seizoen afspraken gemaakt met de ondernemer.
Uit de gevoerde telefoongesprekken heeft de consument begrepen dat de ondernemer akkoord was met de opzegging.
 
De consument verlangt creditering van de openstaand rekening en een aanvullende schadevergoeding.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
 
De consument heeft sinds 1 april 2000 een ligplaats in de haven van de ondernemer. De consument heeft zich altijd een slechte betaler betoond.
Op 5 november 2002 stuurde de ondernemer de consument de nota’s voor het zomerseizoen van 2003. Op deze nota’s staat vermeld dat opzeggingen tot 1 december 2002 per aangetekende brief dienen te gebeuren. Dit staat ook in de toepasselijke HISWA-voorwaarden en het havenreglement; beiden in het bezit van de consument.
In de periode van 5 november 2002 tot 19 februari 2003 zond de ondernemer de consument rekeningen voor de winterberging, betalingsherinneringen en rekeningen voor administratiekosten. Pas op 20 februari 2003 stuurde de consument een bericht waarin de consument zich verontschuldigde voor het niet reageren en het (nog) niet betalen van de rekeningen. In deze brief vermeldt de consument dat hij de zomerligplaats telefonisch heeft opgezegd. Of dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden kan de ondernemer zich niet meer herinneren. De ondernemer hoort regelmatig dat mensen hun boot willen verkopen. Standaard deelt de ondernemer dan mede dat ze dan vóór 1 december moeten opzeggen.
 
De feitelijke opzegging van de consument is de ondernemer pas gebleken met de brief van de consument d.d. 20 februari 2003. Conform art. 5 van de HISWA-voorwaarden is toen 50% van het liggeld voor het zomerseizoen van 2003 bij de consument in rekening gebracht. Na nog een tweetal aanmaningen heeft de ondernemer vervolgens het retentierecht toegepast. Toen de ondernemer vernam dat er door de consument een bedrag bij de commissie in depot was gestort, kreeg de consument direct weer de beschikking over zijn boot.
 
De ondernemer verlangt betaling van alle openstaande rekening, te weten een bedrag van € 1.882,38 (inclusief aanmaningskosten, kosten voor het verslepen en onder zich houden van de boot, en proceskosten).
 
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
De ondernemer heeft het retentierecht pas toepast na het sturen van zes betalingsherinneringen en mede vanwege het historische betalingspatroon van de consument.
De gefactureerde sleepkosten hebben betrekking op de onderhoudskosten die de ondernemer in de winter van 2002-2003 heeft moeten maken met betrekking tot de boot van de consument, omdat de consument in die periode nooit aanwezig is geweest. De gevorderde proceskosten vloeien naar de mening van de ondernemer voort uit het uitoefenen van het retentierecht zoals bedoeld in art. 6 van de toepasselijke HISWA-voorwaarden.
 
De ondernemer verzoekt de commissie de klacht van de consument ongegrond te verklaren en vordert daarnaast een bedrag van € 1.882,38.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
Vooraleerst stelt de commissie vast dat zij op grond van art. 16 lid 1 van het reglement van de commissie bij de beoordeling van het geschil uit gaat van de HISWA Algemene Voorwaarden Huur en Verhuur Lig- en/ of Bergplaatsen van 1998 ook al heeft de ondernemer in dit geval een oudere versie van deze voorwaarden gehanteerd. Omdat art. 12 lid 11 van de voornoemde voorwaarden, zowel in de nieuwe als in de door de ondernemer gehanteerde versie, bepaald dat voor de behandelingen van geschillen verwezen wordt naar het reglement van de commissie, zijn partijen naar het oordeel van de commissie ook gebonden aan hetgeen bepaald is in art. 16 lid 1 van het reglement van de commissie. Het hieronderstaande dient zodoende in het licht van het bovenstaande te worden gelezen.
 
De consument had een ligplaats voor het zomerseizoen bij de ondernemer sinds 1 april 2000.
Op grond van art. 10 lid 2 van de toepasselijke HISWA-voorwaarden wordt een ligplaats voor het zomerseizoen geacht stilzwijgend onder dezelfde voorwaarden en voor dezelfde periode te zijn verlengd, tenzij uiterlijk 3 maanden vóór het begin van de nieuwe huurperiode de overeenkomst schriftelijk dóór een van beide partijen is opgezegd. Nu niet gebleken is dat tussentijdse opzegging van de ligplaats heeft plaatsgevonden, volgt uit voornoemde bepaling dat de ligplaats van de consument bij de ondernemer geacht wordt stilzwijgend te zijn verlengd voor het zomerseizoen van 2003, tenzij de consument uiterlijk 1 januari 2003 de ligplaats schriftelijk heeft opgezegd.
 
Omdat de consument niet weersproken heeft dat hij de HISWA Algemene Voorwaarden Huur en Verhuur Lig- en/ of Bergplaatsen heeft ontvangen, zij het een oudere versie daarvan, had de consument op de hoogte kunnen en behoren te zijn van de vereiste van schriftelijkheid van de opzegging. Dat de ondernemer hier wellicht op had kunnen of moeten wijzen in de gevoerde telefoongesprekken, doet daar niet aan af.
 
Vast staat dat de consument de ligplaats op 1 januari 2003 nog niet schriftelijk had opgezegd. Omdat de ondernemer daarnaast ontkent akkoord te zijn gegaan met een mondelinge opzegging vóór die datum, is de commissie van oordeel dat de ligplaats van de consument stilzwijgend is verlengd voor de zomerperiode van 2003. Dit heeft tot gevolg dat daarvoor door de ondernemer in rekening gebrachte bedrag ad € 596,94 door de consument dient te worden betaald.
 
De vordering van de ondernemer ter zake van proceskosten wordt afgewezen, omdat de door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten voor hun eigen rekening komen, behoudens een vergoeding van het klachtengeld indien de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard. De commissie ziet in dit geval geen aanleiding om van deze regel af te wijken.
 
Wat betreft de overige gevorderde kosten, acht de commissie onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze kosten direct verband houden met het door de ondernemer uitgeoefende retentierecht. Bovendien zijn deze kosten onvoldoende gespecificeerd.
 
Op grond van het bovenstaande acht de commissie de klacht van de consument ongegrond.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.
  
Beslissing
 
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
 
Het depotbedrag wordt overgemaakt aan de ondernemer.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 23 oktober 2003.