Commissie: Voertuigen
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
VOE98-0033
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 2 december 1996 tussen partijen tot stand gekomen reparatie-overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot reparatie-werkzaamheden tegen een daarvoor door de consument te betalen onbekend gebleven prijs.
De levering is geschied op of omstreeks 6 december 1996.
De consument heeft op 15 oktober 1997 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak:
Op 2 december 1996 bracht ik mijn auto voor een groot onderhoudsbeurt bij de ondernemer. Ik kreeg van de ondernemer een vervangende auto, Kia Sportage mee, waarmee ik op 3 december 1996 een aanrijding had. De schade is getaxeerd op fl. 2.200,–. Op 6 december 1996 spraken de ondernemer, de tegenpartij en ik af dat de kwestie aan de verzekeringsmaatschappij zou worden voorgelegd. Ik heb de factuur, waarbij het eigen risico ad fl. 1.762,50, inclusief BTW, in rekening werd gebracht, betaald. Er was mij niets bekend over een eigen risico bij schade aan een leenauto. Het was mij niet verteld voordat ik in de auto stapte en bij navraag bleken ook andere mensen, die wel eens een leenauto hebben meegenomen, niet op de hoogte te zijn van het eigen risico. Nu blijkt dat de verzekering niet heeft uitgekeerd. Ik vind dat ik fl. 1.762,50 ten onrechte heb betaald.
De consument verlangt creditering van fl. 1.762,50.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak:
De voorwaarden voor gebruik van een leenauto bij ons bedrijf zijn:
n eigen risico van fl. 1.500,–, exclusief BTW bij schade;
n brandstofkosten voor rekening van cliënt.
Een en ander wordt een nieuwe klant verteld bij een eerste gebruik van deze service. Tevens is er een niet te missen bord geplaatst waar de voorwaarden op vermeld staan. De vriend van de consument heeft de afspraak voor de onderhoudsbeurt en de vervangende auto gemaakt. Hij heeft vaker gebruik gemaakt van een leenauto. De partijen bij de aanrijding gaven elkaar de schuld en de consument stelde geen prijs op een politierapport. De consument zou een getuige van de aanrijding noemen. De getuige is niet genoemd en de verzekering heeft de claim afgewezen.
Beoordeling van het geschil
De Commissie heeft het volgende overwogen:
De Commissie gaat op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht uit van de volgende, als gesteld en niet of onvoldoende weersproken en door de Commissie in deze procedure relevant geacht, tussen partijen vaststaande feiten.
De consument heeft op 2 december 1996 de ondernemer opdracht gegeven onderhouds- en/of reparatiewerkzaamheden uit te voeren aan haar auto. Zij heeft hiertoe de auto bij de ondernemer gebracht en de ondernemer heeft haar vervolgens een leenauto ter beschikking gesteld. Tijdens het gebruik van de leenauto is schade aan deze auto ontstaan terzake waarvan de ondernemer de consument fl. 1.762,50 (eigen risico) in rekening heeft gebracht. De consument heeft dit bedrag weliswaar betaald, doch verlangt creditering tot het zelfde bedrag nu zij bij het meenemen van de leenauto a) niet is gewezen op het eigen risico b)de ondernemer de schadeclaim zou voorleggen aan de verzekeringsmaatschappij en c) haar geen schuld treft.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of de Commissie bevoegd is in onderhavig geschil te oordelen, immers is de grondslag van de klacht terug te voeren tot de door partijen gesloten bruikleenovereenkomst, die bij gelegenheid van onderhouds-en/of reparatieovereenkomst tot stand is gekomen. In dit verband slaat de Commissie acht op artikel 3 van het Reglement Geschillencommissie Auto, dat luidt:
“De Commissie heeft tot taak geschillen tussen consument en ondernemer te beslechten, voorzover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot door de ondernemer te leveren of geleverde diensten of goederen.”
In dit verband overweegt de Commissie dat de strekking van de woorden ‘diensten of goederen’ ziet op producten, materialen en/of arbeid in het kader van een koop/inruilovereenkomst dan wel onderhouds- en/of reparatiewerkzaamheden. De Commissie verstaat onder ‘diensten’ niet het in bruikleen verstrekken van een leenauto, ook al vanwege de afzonderlijke overeenkomst die partijen in dit verband hebben gesloten.
Voorts, ten overvloede acht de Commissie van belang artikel 5 sub c van het Reglement Geschillencommissie Auto, dat luidt:
“De Commissie is in ieder geval niet bevoegd een in artikel 3 bedoeld geschil in behandeling te nemen indien het een geschil betreft dat uitsluitend betrekking heeft op de niet-betaling van een factuur en waaraan geen materiele klacht ten grondslag ligt.”
De Commissie overweegt dat in onderhavige kwestie geen sprake is van een materiële klacht, immers is in dit verband niet de prestatie van de ondernemer (het in bruikleen geven van de auto), doch de verschuldigdheid van het door de consument te betalen eigen risico in geschil.
Op grond van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat zij onbevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen.
Beslissing
De Commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Auto op 23 september 1998.