
Commissie: Recreatie
Categorie: Kosten
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REC06-0122
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft opzegging wegens herstructurering. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument huurde een vaste standplaats bij de ondernemer sinds 1999. Eind april 2006 huurde de consument een tweede plaats en kocht de zich daarop bevindende caravan voor een bedrag van € 4.500,–. De oude caravan op de eerdere standplaats was bestemd voor zijn dochter en kleinkinderen. De ondernemer gaf toestemming voor de aankoop van de caravan met behoud van de standplaats en heeft niet gewaarschuwd dat de camping op korte termijn zou gaan herstructureren. Groot was dan ook de verbazing toen de consument slechts vier maanden later een brief, gedateerd 22 augustus 2006 van de ondernemer ontving waarin deze beide overeenkomsten opzegt wegens herstructurering per 1 januari 2007. In deze brief wordt vermeld dat onderzocht zal worden of het eventueel mogelijk is de caravans te verplaatsen naar een andere standplaats. Die vervangende standplaats zou slechts beschikbaar zijn tot 1 januari 2008. Op 14 september 2006 heeft de consument de ondernemer geschreven dat hij in strijd met de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen heeft gehandeld, omdat hij niet de opzegtermijn van achttien maanden in acht heeft genomen. Voorts wil de consument in aanmerking komen voor de vergoeding van € 1.200,– en de laatste zes maanden vrij verblijven, hetgeen neerkomt op een restitutie van € 462,50 per plaats. Bovendien vordert de consument een vergoeding van € 925,– per plaats in verband met de onkosten die gemaakt moeten worden in verband met de ontruiming van de plaatsen. In totaal bedraagt deze schade € 5.275,–. De vervangende standplaats die de ondernemer hem aanbood, was voor de consument geen optie, omdat hij voor de duur van slechts één jaar niet de hoge kosten van het laten demonteren en weer monteren van de voortent door een professioneel bedrijf en andere kosten wilde maken. Na een jaar zou hij dan opnieuw die kosten moeten maken. De consument slaagde er in voor één van de twee caravans direct een andere standplaats elders te vinden. Hij ging op 10 september 2006 een overeenkomst aan met een andere camping. Op 10 september 2006 heeft de ondernemer zijn eerdere brief gecorrigeerd in die zin dat de vervangende standplaats beschikbaar zou zijn zonder definitieve einddatum. Voor de consument bracht dit geen verandering in zijn besluit om te vertrekken, omdat hij toen hij de brief van de ondernemer ontving, de overeenkomst met de nieuwe camping reeds was aangegaan. De consument wenste ook geen vervangende standplaats voor de oude caravan, omdat het voor zijn dochter niet haalbaar zou zijn samen met haar kleine kinderen alleen op de camping te verblijven. Die tweede standplaats werd juist gehuurd opdat de familie met elkaar op de camping zou kunnen verblijven. Overigens meent de consument dat de ondernemer ook niet bereid was een andere standplaats voor de oude caravan ter beschikking te stellen, omdat meer dan tien jaar oude caravans niet worden toegelaten. Op 28 september 2006 heeft de raadsman van de consument de ondernemer aansprakelijk gesteld voor het bedrag van € 5.275,– en bovendien € 1.500,– voor het afbreken en weer opbouwen van de voortent door een professioneel bedrijf, € 500,– waardeverlies bij verkoop van de tweede caravan, € 320,– aan arbeidsloon in verband met werkzaamheden in verband met de verplaatsing van de caravans en € 764,67 aan kosten van de advocaat. In totaal € 8.359,67. De consument heeft in oktober 2006 de caravans laten verwijderen. Het was zijn bedoeling ook de planten mee te nemen. Toen hij daarvoor op de camping kwam waren alle planten vernietigd en was de bodem van de voortent die nog meegenomen moest worden, verwijderd. Vervanging hiervan komt neer op een bedrag van € 660,–. De consument verlangt vergoeding van het totale schadebedrag ad € 9.019,67. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer erkent een opzegtermijn van achttien maanden niet in acht te hebben genomen. Hij dacht aanvankelijk niet hieraan gebonden te zijn, omdat de herstructurering in samenwerking met de gemeente plaatsvindt. De ondernemer meent geen vergoeding verschuldigd te zijn, omdat een vervangende standplaats is aangeboden. In de brief van 22 augustus 2006 weliswaar slechts voor een jaar, maar in de brief van 10 september 2006 voor onbepaalde tijd. Indien de consument het aanbod om te verhuizen op de camping niet aanvaardt, is dit zijn eigen keuze. Hij heeft dan echter op grond van de Recron-voorwaarden geen recht op de vergoeding. Wat betreft de aanschaf van de tweede caravan merkt de ondernemer het volgende op. In april 2006 waren de herstructureringsplannen nog niet bekend. Er is echter wel meegedeeld dat de toekomst van de plaatsen aan het water niet vaststond en er is geen enkele garantie voor de toekomst gegeven. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. In de brief van 22 augustus 2006 zegt de ondernemer de overeenkomsten op wegens herstructurering per 1 januari 2007. Ingeval van opzegging wegens herstructurering geldt echter op grond van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsten een opzegtermijn van achttien maanden. De ondernemer heeft deze termijn niet in acht genomen. Derhalve is de opzegging nietig. De consument wenste echter geen voortzetting van de overeenkomst, hoewel hij daarom had kunnen vragen. De commissie gaat er dan ook van uit dat de consument de opzegging heeft aanvaard en de overeenkomst derhalve op 1 januari 2007 werd beëindigd. De commissie meent dat de consument door het niet in acht nemen van de opzegtermijn door de ondernemer niet in een nadeliger positie gebracht mag worden dan het geval zou zijn bij een reguliere opzegging. De commissie past dan ook artikel 10 lid 4 van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen onverkort toe. Op grond van artikel 10 lid 4 sub b. bestaat recht op een tegemoetkoming van € 1.250,–, plus indexering, in de kosten van de verplaatsing of verwijdering van het kampeermiddel en recht op gratis verblijf gedurende de laatste zes maanden. De ondernemer meent dat geen recht bestaat op de tegemoetkoming omdat hij vervangende plaatsen heeft aangeboden. In de brief van 22 augustus 2006 wordt echter slechts toegezegd te proberen een vervangende plaats beschikbaar te stellen tot 1 januari 2008. Een vervangende plaats gedurende een periode die zelfs minder is dan de opzegtermijn die de ondernemer in acht had behoren te nemen, kan niet worden beschouwd als een vervangende plaats zoals bedoeld in artikel 10 lid 4 sub a. In een tweede brief van 10 september 2006 heeft de ondernemer de consument meegedeeld dat voor de vervangende plaats geen definitieve einddatum geldt. Op het moment dat de consument deze brief ontving, had hij reeds voor één caravan een standplaats op een andere camping gehuurd. Dat geldt niet voor de tweede caravan. De commissie is van oordeel dat niet van de consument verlangd kan worden een andere standplaats voor de oude caravan op de camping van de ondernemer te aanvaarden, omdat de bedoeling van die tweede caravan was dat de dochter met kleinkinderen samen met haar ouders op de camping zou kunnen verblijven. Overigens staat niet vast dat voor de oude caravan een standplaats beschikbaar was. De consument komt naar het oordeel van de commissie dan ook in aanmerking voor de tegemoetkoming en de laatste zes maanden gratis verblijf voor beide standplaatsen. De tegemoetkoming dient te worden beschouwd als een forfaitaire vergoeding, hetgeen inhoudt dat in beginsel geen recht bestaat op vergoeding van de werkelijke onkosten. Wel kent de commissie vergoeding toe voor de verwijderde planten en de bodem van de voortent ad € 600,–, omdat deze schadepost los staat van de normale kosten in verband met verplaatsing of verwijdering. Het waardeverlies van de caravan komt niet voor vergoeding in aanmerking. In beginsel komen de door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten volgens het reglement van de commissie voor hun eigen rekening. In bijzondere gevallen kan echter de commissie een vergoeding toekennen tot een maximum van vijfmaal het bedrag dat de ondernemer voor de behandeling van het geschil aan de commissie verschuldigd is. De commissie meent dat er sprake is van een bijzonder geval, omdat de ondernemer de overeenkomst heeft opgezegd zonder rekening te houden met de opzegtermijn van achttien maanden tengevolge waarvan de consument zich op zeer korte termijn wilde laten voorlichten omtrent zijn rechtspositie. Het is begrijpelijk dat de consument zich, ook in verband met het feit dat hij niet in Nederland woont, gedwongen voelde een advocaat in te schakelen. De commissie kent hiervoor het maximale bedrag van € 450,– toe. Derhalve heeft de consument recht op vergoeding van tweemaal de geïndexeerde tegemoetkoming, die in 2006 € 1.316,11 bedroeg en tweemaal een restitutie van 50% van het staangeld toe, zijnde de laatste zes maanden van de opzegtermijn, ad € 462,50 plus € 600,– plus € 450,–. Dat is in totaal € 4.607,22. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 4.607,22. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 7 maart 2005.