
Commissie: Recreatie
Categorie: Beëindiging / opzegging / Ontzeggen toegang
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: voorbeslissing
Uitkomst: aanhouding beslissing
Referentiecode:
630612/788547
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
In deze zaak bij de Geschillencommissie Recreatie wil een recreant dat een opgelegd parkverbod en de opzegging van zijn jaarplaats worden teruggedraaid. Het vakantiepark is in september 2024 gesloten op last van de gemeente, en de recreant stelt dat er geen sprake meer is van bedrijfsactiviteiten. De ondernemer stelt echter dat zij nog actief is en dat de commissie bevoegd is om de zaak te behandelen. De commissie onderzoekt of de ondernemer zijn bedrijfsactiviteiten feitelijk heeft beëindigd, zoals bepaald in het reglement. Omdat het park nog reserveringen aanneemt, vaste kampeermiddelen aanwezig zijn, en er contact is met recreanten, oordeelt de commissie dat er nog sprake is van bedrijfsactiviteiten. Daarom mag de klacht verder worden behandeld. De inhoudelijke beslissing wordt aangehouden.
De volledige uitspraak
Motivering van de te nemen voorbeslissing
De commissie heeft het volgende overwogen.
Van deze wijze van geschillenbeslechting maakt onlosmakelijk deel uit het reglement van deze geschillencommissie. In artikel 11 lid 2 van dat reglement is het volgende vastgelegd:
“2. De commissie zal een geschil niet behandelen of de behandeling staken, indien aan de ondernemer surseance van betaling is verleend, deze in staat van faillissement is geraakt, een schuldsaneringsregeling van kracht is geworden of zijn bedrijfsactiviteiten feitelijk heeft beëindigd, voordat de consument heeft voldaan aan het bepaalde in de artikelen 7 lid 2, 8 en 9.”.
In casu doet zich alleen de vraag voor of sprake is van de situatie dat de ondernemer “zijn bedrijfsactiviteiten feitelijk heeft beëindigd”.
Bepalend hiervoor is dus het moment waarop recreant de klacht bij de geschillencommissie heeft ingediend en klachtengeld en depot heeft gestort. Als voor dat moment sprake is van feitelijke beëindiging van “zijn bedrijfsactiviteiten”, heeft de commissie de behandeling van het geschil te staken, wat een voorbeslissing is.
Door recreant is op 2 november 2024 de klacht ingediend bij de geschillencommissie en is klachtengeld voldaan. Van een depot/openstaand bedrag is geen sprake.
Recreant vordert in dit geding dat de hem door de ondernemer op 13/14 september 2024 gegeven “jaarplaats opzegging” en “parkverbod” worden opgeheven, zodat hij zijn chalet op het park weer kan onderhouden “totdat er een oplossing is gevonden voor het park”.
Door recreant is – voor zover hier relevant – het volgende standpunt ingenomen:
“Naar mijn mening vindt er geen feitelijke bedrijfsactiviteit plaats momenteel op het park, daar deze op last van de gemeente in september 2024 heeft moeten sluiten.”
Door/namens de ondernemer is – voor zover hier relevant – hierover het volgende standpunt ingenomen in de richting van de geschillencommissie:
“Cliënte merkt op dat er geen enkele sprake is van het staken van bedrijfsactiviteiten. De geschillencommissie is wel degelijk bevoegd deze zaak in behandeling te nemen.”
De commissie stelt vast dat de ondernemer een rechtspersoon is, te weten een besloten vennootschap. Onder die vlag worden kennelijk een of meer ondernemingen gedreven, waaronder het park, waarover het geschil handelt. Alleen dat laatstgenoemde park is al dan niet gedeeltelijk gesloten. Niet is gebleken dat andere vakantieparken waarover de onderneming(en) van ondernemer beschikt/beschikken, zijn gesloten.
Voor recreanten was het na bovengenoemde datum nog steeds mogelijk om een reservering te maken voor het park. Dit was te verifiëren op de website. Recreanten hebben kennelijk ook mogen ervaren dat de ondernemer nog steeds actief is met nieuwe boekingen (voor 2025) en dat zij nog contact heeft met haar recreanten, ook voor het doen van omboekingen naar andere vakantieparken.
Naast kampeerplaatsen waar recreanten een gedeelte van een jaar gebruik van kunnen maken en daarbij hun eigen kampeermiddelen kunnen meenemen, biedt de ondernemer in het park ook vaste plaatsen aan voor recreanten die hun kampeermiddelen op het park laten staan, zoals in casu. Met betrekking tot deze kampeermiddelen heeft het park een zorgplicht die strekt tot een goede bewaring en waar nodig onderhoudt. De vaste kampeermiddelen zijn tot op heden aanwezig op het park en er is geen indicatie dat recreanten zijn gevraagd om de kampeerplaatsen te ontruimen. De voornaamste bedrijfsactiviteit van de ondernemer in het park, de verhuur van een kampeerplaats inhoudende de terbeschikkingstelling daarvan tegen betaling van een huursom, vindt feitelijk gezien nog steeds in beperktere mate plaats aangezien de kampeerplaatsen nog steeds ter beschikking worden gesteld aan de recreanten die daar vaste kampeermiddelen op hebben geplaatst en niet hebben weggehaald.
De conclusie van de commissie is dan ook dat bij wijze van voorbeslissing als volgt moet worden beslist.
(Voor)beslissing
De commissie:
Stelt indachtig het bepaalde in artikel 11 lid 2 van het Reglement van deze commissie vast dat er geen reden is om het geschil van partijen niet behandelen of de behandeling daarvan te staken.
Bepaalt dat het geschil verder moet worden behandeld op de wijze zoals dat is vastgelegd in het Reglement van deze commissie.
Houdt daartoe elke beslissing aan.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, de heer P.W.M. Meijkamp , mevrouw mr. L. Schots – Smit , leden, op 18 december 2024.