Commissie niet bevoegd met betrekking tot aansluiting CAI

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Energie    Categorie: Bevoegdheid    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: OPN-D01-0377

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de juistheid van de nota’s over de jaren 1998 tot 2001 en de rechtmatigheid van de in dat verband uitgevoerde afsluiting van energievoorziening.
 
De consument heeft een bedrag van € 1.815,12 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
 
Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak.
 
De consument stelt, dat de afsluitingen ten onrechte zijn geschied. Hij heeft aangevoerd, dat hij ernstige problemen heeft gekregen, waardoor hij met tijdige betaling in gebreke is gebleven. Hij heeft getracht afbetalingsregelingen te treffen, maar is deze niet kunnen nakomen.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak.
 
De ondernemer is van mening, dat zij zich voldoende heeft ingespannen om met de consument tot betalingsafspraken te komen. Toen deze niet werden nagekomen zag zij zich genoodzaakt om tot afsluiting, overeenkomstig de voorwaarden, over te gaan.
Zij is alsnog bereid een betalingsregeling te treffen.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
Ingevolge artikel 5, lid 1 onder c, van haar Reglement is de consument niet ontvankelijk in zijn klacht als ter zake van het betreffende geschil reeds een procedure bij de gewone rechter aanhangig is gemaakt c.q. de rechter reeds een uitspraak over de inhoud van dat geschil heeft gedaan.
 
Uit de stukken c.q. ter zitting is duidelijk geworden dat ten aanzien van onderdelen van het onderhavige geschil vorderingen bij de gewone rechter aanhangig zijn gemaakt c.q. geweest. Op 25 juni 2002 is aan de ondernemer bij vonnis van de president in kort geding van de rechtbank Assen (bij verstek) toestemming verleend tot het betreden van de woning van de consument om tot afsluiting van de elektriciteit over te gaan. Hieraan is door de ondernemer ook feitelijk gevolg gegeven, zodat de elektriciteitsvoorziening van de consument thans is afgesloten. Voor zover de consument van de commissie een uitspraak wenst omtrent de rechtmatigheid van die afsluiting verklaart de commissie de consument derhalve niet ontvankelijk.
 
Verder is thans een geschil in behandeling bij de rechtbank Assen, sector kanton, omtrent de rechtmatigheid van een vordering van de ondernemer op de consument van ƒ 8.056,31 alsmede de rechtmatigheid van de afsluitingen van CAI en gas.
De kantonrechter heeft ter zake een tussenvonnis d.d. 24 juni 2002 gewezen.
Diezelfde vorderingen, zo begrijpt de commissie, liggen thans ook bij haar voor, waarbij een depot is gestort van € 1.815,12.
De dagvaarding in de zaak bij de kantonrechter – zo hebben partijen desgevraagd ter zitting meegedeeld – is uitgebracht op 14 november 2001. De klacht is door de consument formeel (middels een klachtenformulier) bij de commissie ingediend op 1 oktober 2001, het klachtengeld is voldaan op 22 oktober 2001. De ondernemer is door het secretariaat van de commissie evenwel eerst op 20 november 2001 in kennis gesteld van het feit dat de klacht was ingediend, derhalve na de datum waarop de genoemde dagvaarding was uitgebracht.
 
Nu bovendien de klacht van de consument bij de commissie aanhangig is gemaakt voordat de procedure bij de gewone rechter een aanvang nam, is de commissie van oordeel dat de consument ontvankelijk is in het onderdeel van de klacht betreffende de levering en afsluiting van gas.
Ten aanzien van de onderdelen van de klacht die de aansluiting van CAI betreffen is zij onbevoegd, aangezien dit geen betrekking heeft op de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot de aansluiting en/of de levering van gas, drinkwater, warmte of elektrische energie en daarmee samenhangende leveringen en diensten en deze klacht dus valt buiten de taakstelling van de commissie als omschreven in artikel 3 van haar Reglement.
 
Ten aanzien van het geschil inhoudelijk stelt de commissie vast – mede naar aanleiding van het gestelde ter zitting – dat de consument stelselmatig niet of te laat betaalt voor het door hem afgenomen gas. Daarbij moet worden opgemerkt dat door de consument expliciet is aangegeven dat de vordering van de ondernemer niet wordt betwist.
De ondernemer heeft naar het oordeel van de commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat met grote regelmaat en over een langere periode (voorschot)nota’s, aanmaningen en brieven naar de consument zijn gezonden en dat herhaalde malen betalingsregelingen zijn aangeboden, waarop evenwel door de consument niet werd gereageerd. De commissie acht het niet geloofwaardig dat al deze stukken consument niet bereikt zouden hebben en dat deze tot 21 augustus 2001 onkundig zou zijn gebleven van enige betalingsachterstand.
 
Voorts is de commissie van oordeel dat een beroep op artikel 9.2 van de algemene voorwaarden van de ondernemer de consument niet toekomt, nu hij zich niet binnen de daarin genoemde termijn van 10 dagen heeft gewend tot de ondernemer met het verzoek een betalingsregeling te treffen.
 
Op grond van het vorenstaande acht de commissie de afsluiting van de gasvoorziening door de ondernemer rechtmatig, waarbij er geen reden is deze te heropenen, zolang de achterstallige vorderingen betreffende het gasverbruik niet zijn voldaan c.q. de ondernemer daarvoor alsnog bereid is een betalingsregeling te treffen en de in rekening gebrachte reguliere voorschotten tijdig en volledig worden voldaan.
 
De klacht is derhalve ongegrond. Ten aanzien van het door de consument gestorte depot overweegt de commissie, dat de ondernemer ter zitting heeft gesteld, dat de totale vordering thans € 5.399,52 beloopt. Het depotbedrag van € 1.815,12 zal gelet daarop en op het bovenstaande aan de ondernemer worden overgemaakt en zal in mindering strekken op hetgeen de consument ter zake van geleverde energie verschuldigd is.
 
Beslissing
 
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
 
Bepaalt dat het depotbedrag ad € 1.815,12 aan de ondernemer zal worden overgemaakt.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven, leden op 29 juli 2002.