Commissie: Garantiewoningen
Categorie: Ontvankelijkheid
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
96814
De uitspraak:
Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de Geschillencommissie Garantiewoningen (hierna te noemen: de commissie) tot beslechting van het geschil berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals opgenomen in de tussen partijen van toepassing zijnde gesloten aannemingsovereenkomst met toepasselijkheid van de GIW-Garantie- en waarborgregeling E 2003 en de bijbehorende bijlage A versie 1-1-2003 (hierna te noemen: de garantieregeling).
Hierin wordt bepaald dat “Alle geschillen, (…) welke ook – waaronder begrepen die, welke slechts door een der partijen als zodanig worden beschouwd – die naar aanleiding van de koop-/aannemingsovereenkomst of van overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen de verkrijger en de ondernemer mochten ontstaan – met uitzondering van geschillen naar aanleiding van de garantie- en waarborgregeling van voornoemde waarborgende instelling waarvoor de in die regeling vastgestelde regelen gelden – worden beslecht door arbitrage overeenkomstig de regelen beschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland (…)”.
Artikel 10.2 van de garantie- en waarborgregeling bepaalt:
“Alle geschillen tussen de ondernemer en de verkrijger naar aanleiding van de garantie- en waarborgregeling, daaronder begrepen vorderingen tot nakoming, ontbinding en schadevergoeding, worden uitsluitend bij wege van arbitrage met inachtneming van het Arbitragereglement van het GIW, zoals dat luidt op de datum van aanhangig maken van het geschil, beslecht. (…)”
Conform artikel 2 lid 1 van het Arbitragereglement GIW 2010 zullen de geschillen worden beslecht door een scheidsgerecht van arbiters welke zijn benoemd door de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken.
Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
De bevoegdheid van de arbiters om het geschil tussen partijen te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. De arbiters dienen gelet op het bepaalde in artikel 6 lid 1 van het reglement te beslissen naar de regelen des rechts.
Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.
Standpunt de consument
Voor het standpunt van de consument verwijzen de arbiters naar de overgelegde stukken, in het bijzonder het vragenformulier, ingediend op 12 augustus 2015 en de bijgevoegde brief van 3 juli 2015 aan de ondernemer.
In de kern komt de klacht op het volgende neer: De consument stelt dat zich naar alle waarschijnlijkheid een ernstig gebrek aan het dak van haar woning voordoet, waarvoor op grond van de GIW-regeling een garantietermijn van 10 jaar geldt welke drie maanden na oplevering van de woning is ingegaan. De woning is op 4 mei 2005 opgeleverd.
Tijdens een verbouwing hebben buren (nr. 12) geconstateerd dat er ernstige vochtproblemen zijn in de dakrand van hun woning. Uit het in april 2015 opgestelde bouwkundig rapport komt naar voren dat het aannemelijk is dat deze vochtproblemen worden veroorzaakt door een koudebrug en doordat de ondernemer is afgeweken van het oorspronkelijke ontwerp door, stalen draagbalken te plaatsen in plaats van houten balken. Meerdere woningen in het park hebben met dezelfde vochtproblemen te maken (gehad). Voorts is in diverse woningen geconstateerd dat de stalen balken niet zijn geïsoleerd, ventilatie in de dakrand ontbreekt en de dakbedekking destijds niet goed is vastgehecht. (nr. 16). Hierdoor is het risico op vochtproblemen, schimmel en rotting aanmerkelijk vergroot.
De consument vordert primair onderzoek naar de deugdelijkheid van de dakconstructie/-afwerking van zijn woning en – indien nodig – herstel van de (ernstige) gebreken, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dan wel een door de commissie te bepalen bedrag, indien de ondernemer in gebreke blijft.
Subsidiair vordert de consument op korte termijn onderzoek naar de gebreken en betaling van een vervangende schadevergoeding ter hoogte van het herstel van de aanwezige gebreken.
Naar aanleiding van het verweer van de ondernemer met betrekking tot de ontvankelijkheid, stelt de consument dat het gebrek valt onder de garantieregeling daar er sprake is van een ernstig gebrek waarvoor een langere verjaringstermijn geldt.
Standpunt ondernemer inzake de ontvankelijkheid
Voor het standpunt van de ondernemer inzake de ontvankelijkheid verwijzen de arbiters naar de brief d.d. 18 september 2014. In de kern komt het standpunt van de ondernemer op het volgende neer.
De consument refereert aan klachten uit de directe omgeving en wenst naar aanleiding van deze klachten dat er onderzoek wordt gedaan naar eventuele ernstige gebreken aan zijn woning zonder dat er sprake is van een aantoonbare klacht.
Mocht de veronderstelling terecht zijn dan zou de klacht onder een “verborgen gebrek” vallen. Een verborgen gebrek valt onder de GIW garantie, mits de klacht binnen de termijn van 6 jaar en 3 maanden na oplevering is geconstateerd. Hieraan voldoet de klacht niet.
Evenmin kan de klacht worden aangemerkt als een “ernstig gebrek” waarvoor een langere garantietermijn geldt.
De ondernemer verzoekt de consument inzake haar klacht niet ontvankelijk te verklaren.
Behandeling van het geschil
Op 13 november 2013 heeft te Den Haag de behandeling plaatsgevonden door arbiters, bijgestaan door [naam van de secretaris], fungerend als plaatsvervangend secretaris. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen.
Beide partijen zijn ter zitting verschenen. Namens de ondernemer was ter zitting aanwezig [naam van de after-sales manager], (after-sales manager). Partijen hebben hun standpunten ter zitting nader toegelicht.
Uitgangspunten
Op 21 augustus 2003 hebben partijen een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten met toepassing van de garantie- en waarborgregeling van de Stichting GIW. Op grond van deze garantieregeling heeft de ondernemer aan de consument gegarandeerd dat de toegepaste constructies, materialen, onderdelen en installaties onder redelijkerwijs te voorziene externe omstandigheden deugdelijk en bruikbaar zijn voor het doel waarvoor zij zijn bestemd, een en ander voor zover ter zake geen beperkingen zijn opgenomen. Tevens heeft de ondernemer gegarandeerd dat de woning voldoet aan de toepasselijke eisen uit het Bouwbesluit dat van toepassing is op de verkregen bouwvergunning. Deze normen worden hierna gezamenlijk aangeduid als de garantienormen. De consument is in het bezit gesteld van een waarborgcertificaat onder nummer [nummer waarborgcertificaat].
Toetsingskader
De arbiters stellen vast dat het arbitraal beding in de koop-aannemingsovereenkomst bepaalt dat alle geschillen naar aanleiding van de koop-/aannemingsovereenkomst worden beslecht door de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in Nederland (thans Raad van Arbitrage voor de Bouw), met uitzondering van de geschillen naar aanleiding van de garantie- en waarborgregeling.
Arbiters stellen voorts vast dat partijen geen schriftelijke verklaring hebben ondertekend, waarin zij nader overeenkomen om geschillen naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de koop-/ aannemingsovereenkomst voor te leggen aan Stichting Geschillencommissie voor Consumentenzaken in plaats van aan de Raad van Arbitrage.
Kort samengevat komt het erop neer dat geschillen die betrekking hebben op de garantieregeling wel behandeld kunnen worden in deze procedure, doch alle overige geschillen op grond van de koop-/aannemingsovereenkomst niet. Dat betekent dat de arbiters derhalve geen oordeel kunnen geven voor zover de klacht van de consument is gebaseerd op de stelling dat de dakconstructie niet is uitgevoerd conform de betreffende technische omschrijving en tekening(-en).
Zoals overwogen zijn de arbiters wel bevoegd om aan de garantie- en waarborgregeling te toetsen.
Beoordeling ten aanzien van de ontvankelijkheid
De arbiters overwegen in de eerste plaats dat de geschillencommissie niet is ingesteld om onderzoek te doen naar vermeende gebreken zonder dat daaraan een concrete klacht van de consument ten grondslag ligt. De commissie oordeelt immers over geschillen tussen de consumenten en de ondernemer indien sprake is van een (technisch) gebrek dat – nadat de consument daarvan ondernemer op de hoogte heeft gesteld – niet door de ondernemer wordt hersteld. Ingevolge artikel 3 lid 2 van het reglement dient in de memorie van eis te worden opgenomen waartoe de eisende partij, in dit geval de consument, de ondernemer veroordeeld wenst te zien. De vordering van de consument behelst echter een verzoek aan de commissie om onderzoek te doen naar een vermeend gebrek. De arbiters zijn van oordeel dat het op de weg van de consument ligt om aan te geven dat er sprake is van een technisch mankement in de zin van de garantieregeling en dit voldoende te onderbouwen.
De arbiters zijn van oordeel dat de consument daarin niet is geslaagd. Zij baseert de aansprakelijkheid van de ondernemer immers slechts op een vermoeden op basis van ervaringen van buren, zonder dat er concrete aanwijzingen van een technisch gebreken aan het dak van zijn woning. Daarbij overwegen de arbiters dat de consument uitdrukkelijk ter zitting heeft aangegeven dat er geen sprake is van een aantoonbare schade in de vorm van vochtplekken, lekkages of vervormingen van de houten panelen. De enkele omstandigheid dat bij huizen in hetzelfde park een gebrek is ontdekt, achten de arbiters in dit geval onvoldoende om een beroep op de garantieregeling te rechtvaardigen.
Kortom, nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een gebrek aan het dak van de woning van de consument, is de consument niet ontvankelijk in zijn vordering. Aan een verdere inhoudelijke behandeling komen de arbiters derhalve niet toe.
Beslissing
De arbiters, rechtdoende naar de regelen des rechts:
I. verklaren zich niet bevoegd om kennis te nemen van de geschillen van partijen die uitsluitend betrekking hebben op de wijze van totstandkoming, inhoud en/of uitvoering van de door hen gesloten GIW koop- en/of aannemingsovereenkomst(en);
II. verklaren zich wel bevoegd kennis te nemen van de onderdelen van het geschiltussen partijen die uitsluitend betrekking hebben op garantie- en waarborgregeling en de verplichtingen die die regeling op de ondernemer heeft gelegd, en alleen in zoverre oordelend:
III. verklaren de consument niet-ontvankelijk in haar klacht;
IV. stellen vast dat het klachtengeld conform het toepasselijke Reglement niet aan de consument zal worden terugbetaald.
Dit arbitraal vonnis is aldus gewezen te Den Haag op 1 december 2015.