Commissie: Kinderopvang
Categorie: Annulering overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
211653/215324
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil gaat over de vraag of, en zo ja hoeveel, annuleringskosten de consument dient te betalen aan de ondernemer. De consument heeft de opvangovereenkomst voor zijn nog ongeboren kind bijna vier maanden voor aanvang van de overeenkomst geannuleerd. De ondernemer vordert een bedrag van € 1.038,60 van de consument. De commissie legt uit dat de tussen partijen gesloten opvangovereenkomst is te kwalificeren als een ‘gewone’ overeenkomst van opdracht (artikel 7: 400 BW). Door de Hoge raad is bepaald dat bij annulering tenminste één maand voor de aanvangsdatum de consument slechts verplicht is aan de opdrachtnemer (de ondernemer) de onkosten te vergoeden die voorafgaand aan de aanvangsdatum door de opdrachtnemer (de ondernemer) zijn gemaakt. Een beding dat hiervan ten nadele van de consument afwijkt, wordt aangemerkt als onredelijk bezwarend (oneerlijk) en dient buiten toepassing te worden gelaten. Verder is volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie een rechter niet bevoegd een overeenkomst waarin een oneerlijk beding buiten toepassing is gelaten (in dit geval artikel 5.5. van de algemene voorwaarden van de ondernemer) aan te vullen door een andere bepaling in de plaats te stellen van dat oneerlijke beding. Dit leidt ertoe dat de commissie niet kan overgaan tot het hanteren van een andere vergoeding met een andere grondslag (artikel 7:406 BW), zoals de ondernemer verlangt. Op grond van het voorgaande is de klacht van de consument gegrond. De ondernemer heeft onjuist en onzorgvuldig gehandeld jegens de consument en de consument is geen annuleringsvergoeding aan de ondernemer verschuldigd.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of en zo ja hoeveel annuleringskosten de consument verschuldigd is aan de ondernemer. De consument heeft de opvangovereenkomst voor zijn nog ongeboren kind bijna vier maanden voor aanvang van de overeenkomst geannuleerd. De ondernemer vordert een bedrag van € 1.038,60 van de consument.
Standpunt van de consument
De consument en zijn partner hebben op 19 oktober 2022 met de ondernemer een opvangovereenkomst gesloten voor hun toen nog ongeboren kind. De startdatum van de opvang zou 31 juli 2023 zijn. Vanwege het gebrek aan kinderopvangplaatsen en om de kans op een plaats voor hun kind te vergroten, hebben de ouders hun ongeboren kind ook bij een andere opvangorganisatie ingeschreven.
Omdat de opvanglocatie dicht bij het woonadres van de ouders onverwacht een opvangplaats voor hun kind beschikbaar bleek te hebben, heeft de consument de ondernemer op 3 april 2023 verzocht de opvangovereenkomst te annuleren.
De ondernemer heeft zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat de consument op grond van artikel 5.5. van zijn voorwaarden annuleringskosten ter hoogte van twee maanden opvangkosten verschuldigd zou zijn. De opvangkosten voor het kind van de consument zouden € 590,– per maand gaan bedragen. De consument heeft de ondernemer in reactie hierop laten weten dat het artikel op grond van een arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 niet houdbaar is. Vervolgens heeft de ondernemer de consument te kennen gegeven dat desondanks administratiekosten verschuldigd zijn ter hoogte van € 975,–. De consument vraagt zich af of een dergelijk bedrag redelijk is bij een annulering vier maanden voor aanvang van de opvangdatum. De consument heeft de ondernemer een tegenvoorstel gedaan van eerst € 100,– en vervolgens € 250,–. De consument is van mening dat de kosten van de ondernemer daarmee ruimschoots gedekt zijn. De ondernemer heeft dat voorstel afgewezen en handhaaft de vordering van € 975,– zonder onderbouwing. De consument is van mening dat de vordering van de ondernemer onredelijk hoog is en vraagt een uitspraak over de handelwijze van de ondernemer.
Voorts vraagt de consument zich af of sprake is van een ‘overeenkomst op afstand’ nu de opvangovereenkomst niet tijdens de rondleiding op de opvanglocatie is ondertekend, maar later is toegestuurd. In dat geval had de consument gewezen moeten worden op zijn herroepingsrecht waarmee hij de overeenkomst had kunnen annuleren.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer ziet zich geconfronteerd met kwetsbare en risicovolle omstandigheden in de opvangmarkt. Het merendeel van de inschrijvingen van ouders vindt plaats rond de derde maand van de zwangerschap waarbij ouders, vanwege de schaarste aan opvangplekken, hun ongeboren kind bij enkele opvangorganisaties inschrijven om rond de geboorte een definitieve keuze te maken. Dit leidt tot veel annuleringen, zo ook bij de ondernemer. Hiermee wordt de bedrijfsvoering ernstig in gevaar gebracht. Een vergoeding voor de voorbereidingskosten, die niet gering zijn, is dan ook noodzakelijk.
In de algemene voorwaarden bij de opvangovereenkomst van de consument is in artikel 5.5. nog opgenomen dat in geval van annulering een vergoeding voor administratie- en verkoopkosten verschuldigd is ter hoogte van twee maanden opvangkosten. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 heeft de ondernemer de voorwaarden inmiddels aangepast. In het arrest is verduidelijkt dat de verschuldigde annuleringskosten beperkt zijn tot de administratie- en verkoopkosten. Van een onredelijk bezwarend (oneerlijk) beding is geen sprake. De daadwerkelijke kosten die de ondernemer voor het kind van de consument heeft gemaakt bedragen € 1.038,60. Deze kosten zijn gebaseerd op het uurtarief van € 165,– van de twee managers die de voorbereidingswerkzaamheden hebben verricht en de kosten van het administratiekantoor van de ondernemer van € 60,–.
De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de consument de eerdergenoemde annuleringskosten op grond van artikel 7:406 BW verschuldigd is. Door andere ouders die de opvangovereenkomst voor aanvang hebben geannuleerd, zijn bedragen van vergelijkbare hoogte betaald.
Op grond van artikel 12 lid 1 van het reglement van de commissie vraagt de ondernemer bij wijze van tegenvordering een bedrag van € 1.038,60 van de consument ter zake van de annuleringskosten en op grond van artikel 20 van het reglement de maximale vergoeding van € 125,– ter zake van de door de ondernemer gemaakte advocaatkosten.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De consument heeft op 19 oktober 2022 een overeenkomst tot opvang van zijn toen nog ongeboren kind gesloten met de ondernemer met als startdatum 31 juli 2023. Op 3 april 2023 heeft de consument de overeenkomst geannuleerd.
Overeenkomst op afstand/herroepingsrecht
De consument vraagt zich af of de opvangovereenkomst die hij op 19 oktober 2022 met de ondernemer heeft gesloten, is te kwalificeren als een overeenkomst “op afstand”, zoals bedoeld in artikel 6: 230g sub e BW waarvoor afzonderlijke ontbindingsregels gelden (artikel 6:230o BW juncto artikel 6:230m lid 1 sub h BW). Die vraag beantwoordt de commissie ontkennend. Van een overeenkomst op afstand is slechts sprake indien partijen tot het moment van sluiten van de overeenkomst uitsluitend gebruik hebben gemaakt van één of meer middelen voor communicatie op afstand. Op 14 oktober 2022 hebben de consument en zijn partner echter een bezoek gebracht aan de opvanglocatie en zijn zij daarbij rondgeleid door één van de medewerkers van de ondernemer. De tussen partijen gesloten opvangovereenkomst is daarmee te kwalificeren als een ‘gewone’ overeenkomst van opdracht (artikel 7: 400 BW).
Annuleringskosten
Op grond van artikel 7:408 lid 1 BW is een consument gerechtigd de overeenkomst op ieder moment op te zeggen. In artikel 5.5. van de algemene voorwaarden van de ondernemer die aan de consument zijn verstrekt is opgenomen dat de consument bij annulering kosten ter hoogte van een bedrag van twee maanden opvang verschuldigd is, inhoudende een vergoeding voor administratie- en verkoopkosten, alsmede gederfde winst. Die voorwaarde is, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 (NJ 2023/177), niet toegestaan. De ondernemer heeft dat erkend en te kennen gegeven de voorwaarden – in nieuwe overeenkomsten – inmiddels te hebben aangepast. Voor de rechtsverhouding tussen de ondernemer en deze consument is die aanpassing derhalve niet relevant.
De consument heeft de overeenkomst bijna vier maanden voor aanvang daarvan geannuleerd. Door de Hoge raad is bepaald dat bij annulering tenminste één maand voor de aanvangsdatum de consument slechts gehouden is aan de opdrachtnemer (de ondernemer) de onkosten te vergoeden die voorafgaand aan de aanvangsdatum door de opdrachtnemer (de ondernemer) zijn gemaakt. Een beding dat hiervan ten nadele van de consument afwijkt, wordt aangemerkt als onredelijk bezwarend (oneerlijk) en dient buiten toepassing te worden gelaten. Dit betekent dat de ondernemer geen beroep kan doen op de hiervoor genoemde voorwaarde 5.5.
De ondernemer heeft zich op het standpunt gesteld dat de consument op grond van artikel 7:406 BW wel gehouden is de onkosten te vergoeden die hij voor de consument heeft gemaakt ter hoogte van € 1.038,60. De ondernemer heeft toegelicht dat dat bedrag – onder meer – gebaseerd is op de voorbereidende werkzaamheden die twee managers ten behoeve van (het kind van) de consument hebben verricht voor wie een uurtarief wordt gehanteerd van € 165,–. In de lijst van voorbereidende werkzaamheden die de ondernemer wat dit betreft ter toelichting heeft overgelegd, worden taken genoemd als “kantoor ordenen zodat het er netjes uitziet, koffie klaarzetten, formulieren klaarleggen, uitprinten email, archiveren hard copy in ordner”. Voor de commissie is het volstrekt ongeloofwaardig dat dergelijke werkzaamheden bij de ondernemer tegen een uurtarief van € 165,– worden verricht. De commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de ondernemer met een buitenproportionele en irreële rekenmethode op oneigenlijke wijze alsnog een vergoeding ter hoogte van ongeveer twee maanden opvang van de consument heeft willen incasseren.
De wijze waarop (de advocaat van) de ondernemer de consument door het noemen van hoge bedragen die door andere ouders die de overeenkomst voor aanvang hebben geannuleerd, betaald zouden zijn, zelfs onder overlegging van met hen gevoerde emailcorrespondentie, heeft willen bewegen tot betaling over te gaan acht de commissie dubieus.
Hoe het ook zij, volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is een rechter niet bevoegd een overeenkomst waarin een oneerlijk beding buiten toepassing is gelaten (in dit geval artikel 5.5. van de algemene voorwaarden van de ondernemer) aan te vullen door een andere bepaling in de plaats te stellen van dat oneerlijke beding. Dit leidt ertoe dat de commissie niet kan overgaan tot het hanteren van een andere vergoeding met een andere grondslag (artikel 7:406 BW), zoals de ondernemer verlangt.
Op grond van het voorgaande is de klacht van de consument gegrond. De ondernemer heeft onjuist en onzorgvuldig gehandeld jegens de consument en de consument is geen annuleringsvergoeding aan de ondernemer verschuldigd.
Omdat de klacht gegrond is dient de ondernemer het klachtengeld aan de consument te vergoeden.
Tegenvordering
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de commissie de tegenvordering van de ondernemer tot betaling door de consument van annuleringskosten en kosten van rechtsbijstand afwijzen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht betreffende de vordering van annuleringskosten gegrond en bepaalt dat de consument geen annuleringskosten aan de ondernemer verschuldigd is;
– bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– wijst af de tegenvordering van de ondernemer.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 29 augustus 2023.