Commissie: Schilders-, Behangers- en Glaszetbedrijf
Categorie: Prijs
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
113922
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 20 april 2017 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van schilderwerk tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.036,80. Vanwege extra uit te voeren werkzaamheden heeft de ondernemer daarboven nog een richtprijs van € 600,– opgegeven
De overeenkomst is uitgevoerd op of omstreeks 13 juni 2017. Vervolgens heeft de ondernemer op 29 juni 2017 een factuur gestuurd van € 3.004,21 die volgens de consument veel te hoog is.
De consument heeft een bedrag van € 1.504,21 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument stelt dat het werk enerzijds voor een vaste prijs is aangenomen (€ 1.036,80) en voor het overige een richtprijs is afgesproken van € 600,-. Volgens de consument zijn geen andere werkzaamheden dan in die offertes genoemd opgedragen of uitgevoerd. Voorts vermeldt de consument dat in de factuur van 29 juni 2017 alle uren separaat worden vermeld naast de overeengekomen prijs en de opgegeven richtprijs. Volgens de consument handelt de ondernemer in strijd met artikel 3, 7 en 12 van de toepasselijke algemene voorwaarden. De consument is van oordeel te hebben betaald hetgeen tussen partijen is overeengekomen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Volgens de ondernemer omschrijft zijn offerte van 20 april 2017 duidelijk welke werkzaamheden zouden worden verricht voor € 1.036,80. Herstel van overig houtrot wordt uitdrukkelijk uitgesloten. De nadien opgegeven richtprijs van € 600,– heeft betrekking op herstel houtrot aan de rabatdelen boven het keukenkozijn, bij het kozijn bijkeuken en de keuken. De consument is met de richtprijs voor dit meerwerk akkoord gegaan, aldus de ondernemer. Daarnaast is door de consument nog opgedragen houtrot te herstellen als gevolg van lekkages bij de badkamer. De ondernemer specificeert het meerwerk verder als volgt.
– Met de houtrotreparaties is 12.75 uur gemoeid. De materiaalkosten waren € 122,60. Deze uren en dit materiaal behoren bij de richtprijs van € 600,–. De richtprijs ging uit van 9 tot 14 uur werk en € 100,– aan materiaal.
– Het toepassen van neuslatten heeft 2.5 uur gekost en € 107,37 materiaal.
– Schilderwerk deur woonkamer gaf 3 uur werk en € 68,20 materiaalkosten.
– Herstelwerk aan een goot vergde 4.5 uur en € 69,90 aan materiaal.
– Lekkage binnenzijde woning inclusief afdekken tegen water inslag heeft 12 uur gekost en aan materiaal € 50,57.
De ondernemer stelt dat, indien de hier voren genoemde uren en materiaalkosten worden opgeteld de resultante daarvan is 34.75 uur meerwerk en € 457,17 extra materiaalkosten als gefactureerd op 29 juni 2017. De ondernemer heeft nog een schriftelijke verklaring overgelegd van zijn werknemer, die bevestigt dat al het uitgevoerde meerwerk met de consument is besproken en deze daarmee ook akkoord ging.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Het meerwerk is ter zitting puntsgewijze besproken met partijen. Door de consument wordt niet betwist dat het meerwerk is uitgevoerd, wel benadrukt de consument dat de ondernemer zijn woning heeft geïnspecteerd en alvorens de aanvullende prijs opgaaf verband houdende met de geconstateerde houtrot deze in volle omvang heeft gezien althans heeft kunnen zien. De consument heeft gedacht, aldus zijn mededeling ter zitting, dat al het meer werk was begrepen in de aanvullende prijsopgave die hij van de ondernemer had ontvangen. De ondernemer heeft ter zitting nog eens herhaald dat alle uitgevoerde werkzaamheden steeds met de consument waren besproken, hetgeen op zich zelf door de consument niet wordt betwist.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer, zodra hem bleek dat de kosten verbonden aan het opgedragen meerwerk aanzienlijk boven zijn eerdere kostenraming uit zouden komen, daarvoor de consument duidelijk had moeten waarschuwen, bijvoorbeeld door een aanvullende kostenraming of iets dergelijks, hetgeen, zoals ter zitting vastgesteld, niet is geschied. Anderzijds kon de consument er op bedacht zijn dat een kostenraming een richtprijs bevat, die hoger dan wel lager kan uitvallen. Gezien de omvang van het meerwerk en de aard daarvan, had de consument kunnen weten dat de richtprijs van circa € 600,– hoger zou kunnen uitvallen. De door de ondernemer gespecificeerde tijdsbesteding komt de commissie ook redelijk voor. Alles overwegende zal de commissie ex aequo et bono bepalen dat de consument ter zake van meerwerk € 1.200,– inclusief arbeid, materiaal en btw aan de ondernemer is verschuldigd. Dit betekent dat de ondernemer € 767,41 dient te crediteren.
De klacht is deels gegrond.
Beslissing
De commissie bepaalt dat de ondernemer aan de consument een creditnota dient verstrekken ter grootte van € 767,41.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 1.504,21 als volgt verrekend. Aan de ondernemer wordt € 736,80 betaald en aan de consument € 767,41.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 51,25 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd. De behandelingskosten worden gematigd met 50%.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Schilders-, Behangers- en Glaszetbedrijf, bestaande uit
mr W.G.M. Nannings, voorzitter,
mevrouw mr M.J. Boon en
de heer J. Hania, leden, op 18 januari 2018.