Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Algemene voorwaarden
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
113746
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit de ontevredenheid van de consument over de wijze waarop de ondernemer uitvoering heeft gegeven aan de opleidingsovereenkomst die op 21 juni 2016 voor een prijs van € 2.090,– tussen partijen is aangegaan.
De consument heeft op 17 augustus 2017 haar klachten schriftelijk bij de ondernemer neergelegd.
Het standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In de informatie over de cursus staat vermeld dat de opleiding wordt afgesloten met een examen. Voor dat examen is haar ook € 200,– in rekening gebracht. Er is echter feitelijk geen examen afgenomen. Het lesmateriaal bestond uit modules, die allemaal moeten worden afgerond. De laatste opdracht is gewoon een vervolg op de voorgaande opdrachten, geen kennistoets. Er is ook geen eindgesprek geweest.
De consument wil dat bepaald wordt dat zij niets meer aan de ondernemer verschuldigd is. Op het bedrag van € 200,– dat zij onbetaald heeft gelaten heeft de ondernemer geen recht, omdat hij hiervoor ook geen dienst heeft geleverd.
Het standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Waartoe partijen over en weer gehouden zijn wordt ingevuld door de tussen hen afgesloten overeenkomst. Hiervoor is van belang hetgeen op de website van de ondernemer over de opleiding is opgenomen.
Relevant zijn in dit kader, onder het kopje ‘Studiebelasting en Examen’:
“Als je alle modules met een voldoende hebt afgerond, ben je klaar voor de afsluitende opdracht. Deze afsluitende opdracht bestaat uit een schrijfopdracht. Wanneer je alle studiedagen hebt gevolgd, de modules met een voldoende hebt afgesloten en de eindopdracht met een voldoende is beoordeeld, ontvang je een getuigschrift van de Schrijversacademie”
En, onder het kopje ‘Lesgeld’:
“Bij inschrijving betaal je eenmalig € 50,00 inschrijfkosten en € 200,00 examenkosten. Het examen bestaat uit een afsluitende opdracht.”
De consument heeft op 11 september 2017 haar eindopdracht ingeleverd en die is diezelfde dag met een voldoende beoordeeld. Ze heeft een uitgeschreven Eindevaluatie ontvangen en een getuigschrift.
Hiermee heeft de ondernemer alles gedaan wat was toegezegd en overeengekomen. De consument is gehouden het bedrag aan examengeld ad € 200,– alsnog aan de ondernemer te voldoen.
De beoordeling van het geschil
De commissie oordeelt als volgt.
De ondernemer biedt op zijn website opleidingen aan, onder meer die waarop de consument zich heeft ingeschreven. Op die website staan ook de algemene voorwaarden vermeld die de ondernemer hanteert. Verder wordt per aangeboden opleiding meer specifieke informatie verstrekt. De consument heeft geciteerd uit de algemene voorwaarden van de ondernemer daar waar die, onder 10 (‘Exameninformatie’) bepalen:
“Indien er bij uw opleiding sprake is van examens, ontvangt u hierover alle informatie. (….) De examendata en -gelden voor de Schrijversacademie-examens worden door het examenbureau van de Schrijversacademie vastgesteld. (…)”
De consument heeft uiteengezet dat zij onder een examen verstaat een kennistoets. Zij is zich op een gegeven moment gaan afvragen wanneer die toets zou worden afgenomen. Er heeft geen examen op een door het examenbureau bepaalde dag plaatsgevonden. De laatste cursusdag was een cursusdag zoals alle voorafgaande cursusdagen. Voor de cursus heeft zij reeds betaald door het opleidingsgeld te voldoen. Examengeld is zij dus niet verschuldigd.
De commissie volgt de consument niet in deze uitleg. Deze miskent immers dat voor de door haar uitgezochte opleiding specifieke voorwaarden op de site worden vermeld die nader definiëren wat er onder het van de opleiding deelmakende ‘examen’ moet worden verstaan. Die voorwaarden zeggen dat dit examen bestaat uit een afsluitende schrijfopdracht die wordt verstrekt als alle voorafgaande modules met goed gevolg zijn voltooid en die op zich ook als voldoende wordt beoordeeld. Deze definitie van examen is niet gelijk aan de hare, maar zij heeft deze voorwaarde wel geaccepteerd toen zij zich voor de opleiding inschreef. Zij was er toen ook over geïnformeerd dat er geen kennistoets zou zijn.
Daarmee is de eindopdracht in bovenbedoelde zin hetgeen partijen hebben afgesproken te verstaan onder examen en dus hetgeen waartoe de ondernemer gehouden was de consument te verstrekken.
Niet in discussie is dat de consument tot het maken van de eindopdracht is toegelaten, dat zij deze heeft gemaakt, dat zij hierop feedback heeft ontvangen alsmede een Eindevaluatie en dat haar een getuigschrift is verstrekt.
Hiermee heeft de ondernemer al hetgeen gedaan waartoe hij jegens de consument gehouden was.
De klacht is derhalve ongegrond.
De commissie merkt nog wel op dat de discussie tussen partijen had kunnen worden voorkomen indien de ondernemer het apart bedingen van examengeld achterwege had gelaten en voor de opleiding als geheel, inclusief de eindopdracht, één prijs had bedongen. De term ‘examengeld’ en het feit dat dit apart wordt bedongen wekt immers wel degelijk de suggestie dat dit examen een andere vorm en setting kent dan de eraan voorafgaande modules, die wel met elkaar in één bedrag worden in rekening worden gebracht. Ook het bedrag dat als examengeld wordt belast, dat, omgerekend, hoger is dan het bedrag dat voor elk van de modules apart wordt gerekend, doet vermoeden dat er bij het examen meer komt kijken dan bij de voorafgaande cursusdagen. De ondernemer heeft voor dit prijsverschil geen verklaring gegeven. Een en ander maakt de voorgaande conclusie echter niet anders. Het staat partijen binnen de grenzen van de wet immers volkomen vrij om prijsafspraken te maken, ook als deze logischerwijs wellicht niet aanstonds verklaarbaar zijn.
De commissie beslist als volgt.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Het door haar in depot gestorte bedrag van € 200,– zal aan de ondernemer worden doorbetaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit
mr C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
mr A.J.E. Weijenborg-Meiss en mr T. Vis, leden, op 26 januari 2018.