Commissie: Recreatie
Categorie: Kosten
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
34724/46999
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument klaagt over de vaststelling van de verkoopprijs van zijn stacaravan en het feit dat zij niet een deel van het door haar betaalde staangeld terugkrijgt. De consument stelt dat zij van de ondernemer maar € 10.000,– voor de stacaravan mocht vragen, waar zij het niet mee eens is. Daarnaast stelt zij dat zij een deel van het staangeld moet terugkrijgen. De ondernemer geeft aan dat de consument geen recht heeft op restitutie van het staangeld, zij voldoet namelijk niet aan de Recron-voorwaarden. De commissie oordeelt dat de consument niet voldoet aan de voorwaarden om het staangeld geretourneerd te krijgen. Er is namelijk geen sprake van ontruiming van de staanplaats, de stacaravan is namelijk verkocht met behoud van staanplaats. Daarnaast heeft de consument ook niet verder met stukken onderbouwd dat zij de stacaravan maar voor een bepaald maximaal bedrag mocht verkopen. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft een deel van het staangeld. De consument is de mening toegedaan dat hij recht heeft op terugbetaling daarvan. Voorts heeft de consument zich beklaagd over de bejegening van de kant van de ondernemer en de wijze waarop de vraagprijs voor zijn stacaravan is vastgesteld.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Na 16 jaar met veel plezier met onze stacaravan gestaan te hebben op het recreatiepark van de ondernemer, is onze relatie behoorlijk vertroebeld na een aantal recente incidenten, o.a. het in het openbaar in twijfel trekken van mijn opvoedkundige kwaliteiten, het melden aan onze overbuurman dat we de stacaravan gaan verkopen (we hadden een alleen nog een keuringsrapport aangevraagd), terwijl we dit nog even voor onze kinderen geheim wilde houden, het afsluiten van de stroom en dreigen met definitieve afsluiting, tieren tegen mijn minderjarige kinderen terwijl ik nadrukkelijk had gezegd dat ik dit niet goed vond en dreigen met extra kosten van € 100,– per dag voor extra controlerondjes.
Omdat we ons niet meer op ons gemak voelden op het recreatiepark, besloten we de stacaravan te verkopen. Het taxatierapport stelde de waarde vast op € 7.250,–. Nu wilden we de stacaravan voor € 8.000,– op de campingwebsite te koop aanbieden per 1 september. Dit mocht niet; de caravan zou pas in augustus te koop worden aangeboden op de recreatieparkwebsite. Inmiddels waren we het we een beetje zat en wilden we de stacaravan voor € 12.000,– per direct op de recreatieparkwebsite te koop aanbieden. Dit mocht niet van een medewerker van het recreatiepark, omdat de prijs te hoog was. Toen ik meldde dat ik dat ik voor mijn eigendom mag vragen wat ik wil, werd ik doorgegeven aan iemand hoger in rang die mij eigenlijk wel gelijk gaf. Uit de toegevoegde stukken (app verkeer met medewerker en voorwaarden recreatiepark) blijkt dat ik een taxatierapport moet laten maken, maar dat ik zelf de vraagprijs van mijn caravan mag bepalen. Na overleg met de ondernemer werd mij verteld dat ik maar € 10.000,– mocht vragen, omdat stacaravans onder de € 5.000,– niet meer verkocht mogen worden en de nieuwe eigenaar hem dan niet meer mag verkopen. Uit de algemene voorwaarden kan worden opgemaakt dat dit niet klopt, aangezien mijn stacaravan op de [naam locatie] staat. Verder heb ik gevraagd waar de regel stond dat de campingeigenaar de prijs van mijn caravan mocht bepalen, maar ik kreeg te horen dat dit een ‘nieuwe’ regel was.
Omdat we er inmiddels helemaal klaar mee waren, hebben we de stacaravan voor € 10.000,– op de website laten zetten. De volgende dag blijkt echter dat men erbij heeft gezet ‘inclusief staangeld’, terwijl dat bij geen enkele andere caravan specifiek staat vermeld. Wij hebben meteen aangegeven dat er fouten in de advertentie staan, wat de ondernemer heeft erkend. Inmiddels was er wel een koper, aan wie we de stacaravan op 1 juni 2020 hebben verkocht.
Verder stelt de ondernemer dat ik geen staangeld terugkrijg voor de rest van het jaar, maar volgens artikel 9, lid 7, onder b, van de RECRON-Voorwaarden zou ik een deel van het jaargeld terugkrijgen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waarvan in het bijzonder het verweerschrift van 23 september 2020. De inhoud van dat schrijven dient hier als herhaald in ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft bij ons een standplaats voor een stacaravan gehuurd vanaf 1 juni 2004 op [adres]. De consument heeft de stacaravan met behoud van standplaats verkocht op 6 juni 2020. De klacht is bij de commissie ingediend op 9 juni 2020 (opmerking commissie: volgens het vragenformulier is dat 6 juli 2020), dus nadat de stacaravan verkocht was. Op grond van artikel 9, derde lid, van de RECRON-Voorwaarden is de huurovereenkomst betreffende de standplaats daarmee van rechtswege beëindigd, dus voordat de klacht bij de commissie is ingediend. Ook op deze grond zijn we van mening dat de consument niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
De klacht over het niet retour krijgen van staangeld betreft specifiek artikel 9, lid 7, van de RECRON-Voorwaarden. Artikel 9 betreft de verkoop van het kampeermiddel. Verkoop kan plaatsvinden met behoud van standplaats (zoals in casu het geval is), of zonder behoud van standplaats. Lid 7 van voornoemd artikel geeft aan wanneer er recht op restitutie van het staangeld is. Restitutie is alleen van als aan de voorwaarde onder 7a én onder 7b én onder 7 c is voldaan.
In dit geval is niet voldaan aan de voorwaarde onder 7a. Er is namelijk verkocht met behoud van standplaats en er heeft dus geen ontruiming plaatsgevonden. Evenmin is voldaan aan de voorwaarde onder 7c. [Adres] was een leeg kavel.
De consument heeft volgens de RECRON-Voorwaarden dan ook geen recht op restitutie van het staangeld. De hoofdregel van artikel 9, lid 6 is hier van toepassing.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De ondernemer heeft zich op het standpunt gesteld dat de consument niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht, omdat hij zijn klacht pas na de datum van verkoop van de stacaravan aan de commissie heeft voorgelegd. De commissie volgt de ondernemer niet in die zienswijze. Dat een huurovereenkomst is beëindigd, laat onverlet dat de consument zich – met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen – kan beklagen over feiten en omstandigheden die tijdens de looptijd van het contract hebben gespeeld. De consument is dan ook ontvankelijk in zijn klacht.
Uit de klacht die de consument aan de commissie heeft voorgelegd, blijkt dat de consument zich heeft beklaagd over de bejegening zijdens de ondernemer, de vaststelling van de verkoopprijs van zijn stacaravan en het feit dat hij niet een deel van het door hem betaalde staangeld terugbetaald krijgt.
De klacht inzake de bejegening ziet in het bijzonder op de communicatie die tussen beide partijen is ontstaan naar aanleiding van klachten die bij de ondernemer waren binnengekomen over het gedrag van de minderjarige dochters van de consument. Partijen verschillen van mening over hoe die communicatie is verlopen. Nu de standpunten van partijen dienaangaande diametraal tegenover elkaar staan en de commissie geen aanknopingspunten heeft om meer waarde te hechten aan de zienswijze van de ene partij dan aan die van de
Met betrekking tot de klacht inzake de vaststelling van de koopprijs stelt de commissie vast dat de ondernemer de consument genoegzaam heeft geïnformeerd over het feit dat de verkoopprocedure voor stacaravans zou gaan veranderen. De consument heeft overigens aangevoerd dat hem na overleg met de ondernemer werd verteld dat hij maar € 10.000,– mocht vragen, omdat stacaravans onder de € 5.000,– niet meer verkocht mogen worden en de nieuwe eigenaar hem dan niet meer mag verkopen. De consument heeft dit niet nader onderbouwd met stukken en ook anderszins is de commissie niet gebleken dat de consument is meegedeeld dat zijn vraagprijs maximaal € 10.000,– mocht zijn. De stacaravan is uiteindelijk zonder tussenkomst van de ondernemer verkocht voor een bedrag van € 10.600,–. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot de wens van de consument dat een deel van het staangeld wordt geretourneerd, is de commissie met de ondernemer van oordeel dat niet is voldaan aan de voorwaarden die voortvloeien uit artikel 9, lid 7, van de RECRON-Voorwaarden. Aan deze drie voorwaarden moet cumulatief worden voldaan, wil de consument in aanmerking komen voor restitutie van het te veel betaalde jaargeld voor het resterende deel van het overeenkomstjaar. Reeds aan de eerste voorwaarde wordt niet voldaan, aangezien er in casu geen sprake is van ontruiming van de staanplaats. De stacaravan is namelijk verkocht met behoud van staanplaats. De overige voorwaarden behoeven verder dan ook geen bespreking. In dit geval had het op de weg van de consument gelegen om (een deel van) het staangeld te verrekenen met de nieuwe eigenaar.
Ook dit klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.
Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht integraal ongegrond verklaren.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond, zodat het door klager verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer P.W.M. Meijkamp, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 8 januari 2021.