Consument heeft kampeermiddel feitelijk geleverd aan koper en daarom geen recht op tegemoetkoming verplaatsingskosten

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Herstructurering    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 2245/14874

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument klaagt over de tegemoetkoming in de verplaatsingskosten vanwege een beoogde herstructurering. De consument heeft door de herstructurering geen gebruik gemaakt van zijn jaarplaats in de maanden november en december 2018 en verlangt daarom terugbetaling van de te betalen huur. De ondernemer geeft aan dat de consument zijn kampeermiddel per najaar 2018 heeft verkocht aan een caravanhandelaar. De vraag is nu of de consument recht heeft op een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten. De commissie oordeelt dat als de consument zijn kampeermiddel feitelijk heeft geleverd aan de koper, wat hier het geval is, de overeenkomst van rechtswege met onmiddellijke ingang bij levering eindigt. Doordat de overeenkomst hier is geëindigd, komt de commissie niet toe aan de vraag of de consument recht heeft op een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan ondernemer.

Het geschil betreft de opzegging van de huurovereenkomst in verband met een beoogde herstructurering en de daarmee samenhangende tegemoetkoming in de verplaatsingskosten.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In verband met de opzegging van de huurovereenkomst tegen 31 december 2019, gedaan bij brief van 16 oktober 2018, maak ik aanspraak op restitutie van de door mij betaalde huur over de maanden november en december 2018, in totaal een bedrag van € 495,60. Die maanden heb ik geen gebruik meer gemaakt van de betreffende staanplaats. Verder maak ik op basis van artikel 12, zesde lid, van de toepasselijke Recron-voorwaarden aanspraak op de tegemoetkoming in de verplaatsingskosten, te weten een bedrag van € 1.482,– .

De consument verlangt in totaal een vergoeding van € 1.977,60.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument huurde een jaarplaats met nummer 172 op ons terrein. Wij hebben in 2018 besloten om het terrein van de camping te herstructureren. Onze gasten zijn tijdens de bijeenkomsten op 11 en 12 juni en op 12 september 2018 geïnformeerd over de toekomstplannen. De gasten met een vaste staanplaats hebben wij meegedeeld dat wij voornemens waren om op termijn de huur van de vaste plaatsen te beëindigen wegens de beoogde herstructurering.

In juli 2018 heeft de consument zijn caravan per najaar 2018 verkocht aan een caravanhandelaar. Op 14 oktober 2018 heeft de consument de overeenkomst met ons beëindigd. Op 16 oktober 2018 hebben wij de opzegging per 31 december 2019 verstuurd naar de consument, rekening houdende met de opzegtermijn op grond van de Recron-voorwaarden van één overeenkomstjaar (in dit geval een kalenderjaar). Vervolgens heeft de consument feitelijk uitvoering gegeven aan zijn opzegging en per 24 oktober 2018 zijn caravan verkocht aan een caravanhandelaar en hiermee zijn jaarplaats met nummer 172 ontruimd en opgeruimd.

De kern van het geschil is gelegen in de vraag of de consument recht heeft op een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten zoals vermeld in artikel 5, sub a, en artikel 12, zesde lid, van de Recron-voorwaarden, en of de consument recht heeft op restitutie van het jaargeld 2018 over de maanden november en december 2018. Dat is volgens ons niet het geval en wij lichten dat als volgt toe.

Wij hebben op 16 oktober 2018 een aangetekend schrijven gestuurd aan de consument met daarin de opzegging tegen 31 december 2019, dit met een opzegtermijn van één kalenderjaar. Het opzeggingsjaar gaat derhalve pas in op 1 januari 2019. De consument heeft in juli 2018 zijn caravan verkocht aan een caravanhandelaar.

Wij stellen ons op het standpunt dat artikel 12, zesde lid, van de Recron-voorwaarden pas op1 januari 2019 van kracht is. Tot deze datum beëindigt de recreant zijn overeenkomst en is er geen sprake van een tegemoetkoming in de transportkosten of restitutie van het jaargeld. Naar onze mening is voor de consument artikel 9 van de Recron-voorwaarden van toepassing.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Ter zitting heeft de consument desgevraagd verklaard dat hij zijn kampeermiddel op 11 juli 2018 heeft verkocht en dat de levering van het kampeermiddel op 24 oktober 2018 heeft plaatsgevonden. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de consument zijn jaarplaats middels het formulier ‘Kündigung Jahresplatz’ heeft opgezegd. De consument voert aan dat hij dat niet heeft gedaan en dat hij daartoe door de ondernemer is gedwongen, waarbij hij tevens moest aangeven wie de jaarplaats zou ruimen en wie het kampeermiddel zou wegtrekken. Verder voert de consument nog aan dat hij het woord ‘Kündigung’ (opzegging) heeft doorgestreept op voornoemd formulier en heeft verwezen naar zijn schrijven van 10 september 2018, waarin onder meer wordt benadrukt dat hij helemaal niet de intentie heeft om de jaarplaats op te zeggen.

Naar het oordeel van de commissie is de beantwoording van de hiervoor opgeworpen vraag niet opportuun, aangezien van doorslaggevende betekenis is dat de consument zijn kampeermiddel reeds op 11 juli 2018 heeft verkocht en op 24 oktober 2018 feitelijk heeft geleverd aan de koper. Ingevolge artikel 9, derde lid, van de Recron-voorwaarden eindigt de overeenkomst van rechtswege met onmiddellijke ingang bij levering van het kampeermiddel. Dat brengt met zich dat de overeenkomst tussen partijen op 24 oktober 2018 van rechtswege is geëindigd. Nu in dit geval de consument valt onder de werking van voornoemd artikel, komt de commissie niet meer toe aan de beantwoording van de vraag of hij recht heeft op een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten ingevolge artikel 12, lid 6, van de Recron-voorwaarden. Artikel 9 van de Recron-voorwaarden biedt overigens geen grond voor toekenning van zo’n tegemoetkoming, noch voor een restitutie van een deel van het betaalde jaargeld 2018.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond, zodat het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer P.W.M. Meijkamp, mevrouw mr. J.M. Huysman- Hartkamp, leden, op 14 februari 2020.