Consument heeft klacht reeds voorgelegd bij de kantonrechter

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: (non)conformiteit / werkterrein commissie    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 113469/134583

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft de wijze waarop de overeenkomst van opdracht door de advocaat is uitgevoerd. De kantonrechter heeft eerder inzake het declaratiegeschil uitspraak gedaan. De consument is van mening dat het een breder inhoudelijke beklag zijn verdere invulling dient te krijgen bij de Geschillencommissie. In de procedure bij de kantonrechter zijn de zaken ter zake de kwaliteit en de klachtwaardigheid van de werkzaamheden inhoudelijk niet echt behandeld volgens de consument. De advocaat stelt dat alle klachten van de cliënt zoals in deze geschillenprocedure zijn ingebracht, ook aan de orde zijn geweest in de procedure bij de kantonrechter. Nu over de klachten reeds een oordeel is gegeven, kunnen deze niet opnieuw aan de orde worden gesteld bij de commissie. De commissie komt tot het oordeel dat de cliënt in zijn klachten niet ontvankelijk is, omdat hij er niet voldoende in is geslaagd inzichtelijk te maken dat zijn inhoudelijke klachten over de werkzaamheden van de advocaat niet al onderdeel zijn geweest van het geschil tussen partijen bij de kantonrechter.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de advocaat.

Het geschil betreft de wijze waarop de overeenkomst van opdracht door de advocaat is uitgevoerd.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het
standpunt op het volgende neer.

Hoewel door de kantonrechter te Amsterdam inzake het declaratiegeschil uitspraak is gedaan en dat als
zodanig is beslecht, dient het veel bredere inhoudelijke beklag zijn verder invulling te krijgen bij de
commissie. In de procedure bij de kantonrechter zijn de zaken ter zake de kwaliteit en de klachtwaardigheid
van de werkzaamheden inhoudelijk niet echt behandeld en dient de inhoudelijkheid van de kwaliteit (en het
brede meervoudige beklag daaromtrent) dus nu via de commissie verder te worden behandeld.

Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt
het standpunt op het volgende neer.

De advocaat stelt dat alle klachten van de cliënt zoals in deze Geschillenprocedure zijn ingebracht, ook aan
de orde zijn geweest in de procedure bij de kantonrechter. Nu over de klachten reeds een oordeel is
gegeven in het vonnis van de kantonrechter d.d. 24 december 2021, kunnen deze niet opnieuw aan de
orde worden gesteld bij de commissie. Dat geeft strijd met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.

Bovendien bestaat het gevaar dat er tegenstrijdige uitspraken worden gedaan over hetzelfde geschil. Voor
zover de cliënt in zijn aanvullende reactie van 12 februari 2022 heeft aangegeven dat hij had gewild dat de
advocaat nog voor hem zou optreden, geeft de advocaat aan daartoe niet bereid te zijn. Aanvullend wordt
opgemerkt dat met bovenbedoelde reactie de cliënt ook een klacht heeft ingediend over de commissie.

Behandeling van de klacht over de commissie dient naar het oordeel van de advocaat in een aparte
procedure plaats te vinden. In het eindoordeel van de commissie in deze zaak zal dan ook opgenomen
moeten worden dat de klacht over de commissie in een aparte procedure wordt behandeld.

Bij de beoordeling zullen de verdere standpunten van partijen – voor zover relevant – worden betrokken.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten
overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft
gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
De commissie heeft zich op 18 mei 2022 bevoegd verklaard onderhavig geschil te behandelen en beslist
dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht, voor zover deze betrekking heeft op hetgeen aan de orde is
geweest in de procedure bij de kantonrechter en waarover deze bij eindvonnis d.d. 24 december 2021
heeft beslist. Dat waren (in elk geval) de facturatie, de urenspecificatie die aan de factuur ten grondslag ligt
en de bijkomende kosten.

De advocaat heeft in zijn (nadere) verweer betoogd dat alle klachten van de cliënt zoals in deze
geschillenprocedure zijn ingebracht, ook aan de orde zijn geweest in de procedure bij de kantonrechter.
De commissie dient derhalve eerst te beoordelen of de klacht geschilpunten bevat waarover niet reeds
uitspraak is gedaan door de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam in diens vonnis d.d. 24 december
2021.

De commissie is van oordeel dat de cliënt in de vele door hem overgelegde stukken en ter zitting niet
voldoende concreet inzichtelijk heeft gemaakt welke inhoudelijke klachten over de werkzaamheden van de
advocaat niet zijn betrokken in de procedure bij de kantonrechter en waarover de commissie zich derhalve
nog dient uit te laten. De cliënt stelt weliswaar dat de kwaliteit van de door de advocaat geleverde
dienstverlening beklagenswaardig is, maar heeft deze stelling niet (voldoende) onderbouwd. De commissie
overweegt hiertoe het navolgende.

Door de kantonrechter is ter zake de kwaliteit van de door de advocaat geleverde werkzaamheden
geoordeeld dat de cliënt niet aannemelijk heeft gemaakt dat de advocaat ‘prutswerk’ heeft geleverd, zoals
de cliënt stelt. De kantonrechter heeft ook overwogen dat de cliënt in de procedure tegenover de door de
cliënt gegeven toelichting niet concreet inzichtelijk heeft gemaakt op welke punten de door de advocaat
geleverde rechtsbijstand niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. De commissie verwijst naar de
overwegingen 10 en 12 van het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 24 december
2021.

Hieruit volgt dat in de procedure bij de kantonrechter ook aspecten van de kwaliteit van de door de
advocaat verrichte werkzaamheden aan de orde zijn geweest. Nu de advocaat na het tussenadvies in zijn
aanvullend verweer onder meer heeft aangevoerd dat alle klachten in de procedure bij de kantonrechter
aan de orde zijn geweest, mocht van de cliënt worden verwacht dat hij nader en concreet zou hebben
aangegeven welke inhoudelijke klachten over de werkzaamheden van de advocaat niet aan de orde zijn
geweest in de procedure bij de kantonrechter.

In de procedure bij de commissie heeft de cliënt uitgebreid de kans gekregen alsnog aannemelijk te maken
dat de advocaat onjuist heeft gehandeld of fouten heeft gemaakt bij de uitvoering van zijn werkzaamheden.
De cliënt had dit kunnen doen door na het tussenadvies een nadere schriftelijke toelichting in te brengen,
waarin hij zijn niet in de procedure bij de kantonrechter beoordeelde klachten concreet had kunnen
verwoorden. Dit mocht ook van de cliënt worden verlangd, maar van die mogelijkheid heeft de cliënt geen
gebruik gemaakt.

Ook tijdens beide zittingen is de cliënt door de commissie gevraagd concreet toe te lichten welke
inhoudelijke klachten over de werkzaamheden van de advocaat niet aan de orde zijn geweest in de
procedure bij de kantonrechter. De cliënt heeft deze vragen naar het oordeel van de commissie niet
voldoende (concreet) kunnen beantwoorden. Zeker gelet op het verweer van de advocaat en gelet op de
herhaalde vragen van de commissie had de cliënt niet kunnen volstaan met te verwijzen naar de door hem
aan het zaaksysteem toegevoegde stukken. Uit de omstandigheid dat de commissie daar herhaaldelijk
vragen over stelt, volgt dat deze stukken voor de commissie onvoldoende duidelijk zijn. Het ligt dan op de
weg van de cliënt concreet aan te geven welke klachten nog niet zijn beoordeeld in de procedure bij de
kantonrechter. Het is niet aan de commissie hier zelf naar op zoek te gaan.

Voor zover de cliënt in zijn stukken verwezen heeft naar, kort gezegd, de kwesties in verband met het UWV,
overweegt de commissie dat ‘het UWV’ ook genoemd wordt in de stukken die de cliënt heeft ingediend in
de procedure bij de kantonrechter. Het had op de weg van de cliënt gelegen om specifiek aan te geven dat
het in de procedure bij de commissie om andere klachten over de advocaat zou gaan dan in de procedure
bij de kantonrechter, wat de cliënt niet (voldoende) heeft gedaan.

Op grond van het vorenstaande komt de commissie tot het oordeel dat de cliënt in zijn klachten niet
ontvankelijk is, omdat hij er niet voldoende in is geslaagd inzichtelijk te maken dat zijn inhoudelijke klachten
over de werkzaamheden van de advocaat niet al onderdeel zijn geweest van het geschil tussen partijen bij
de kantonrechter.

In zijn schriftelijke stukken en ter zitting heeft de cliënt meermaals aangegeven dat hij verwacht dat de
advocaat nog werkzaamheden voor hem zal verrichten. De commissie merkt hierover op niet bevoegd te
zijn de advocaat opdracht te geven tot het verder verrichten van werkzaamheden. Overigens heeft de
advocaat zelf aangegeven hiertoe niet bereid te zijn.

Voor zover de cliënt met zijn klacht eveneens heeft beoogd te klagen over het functioneren van de
Geschillencommissie, dan wel het verloop van de procedure, is de commissie niet bevoegd een dergelijke
klacht te behandelen.

Wat partijen verder hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en behoeft derhalve geen verdere
bespreking.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de cliënt in zijn klacht niet ontvankelijk voor zover de klacht betrekking heeft op de door de
advocaat verrichte werkzaamheden;
– verklaart zich ten aanzien van de klacht van de cliënt jegens de commissie niet bevoegd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander,
voorzitter, mevrouw mr. M.J. de Groot, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr.
M. Gardenier, secretaris, op 16 december 2022.