Consument heeft niet aan bewijsplicht voldaan

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Voertuigen    Categorie: (non)conformiteit    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 130365/149631

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De klacht gaat over een auto. De benzinemotor is kapot. De ondernemer is niet bereik om de motor kosteloos te herstellen. Ondertussen heeft de consument de auto elders laten herstellen. Volgens de ondernemer was de garantie verstreken en had de consument geen recht meer op kosteloos herstel. De ondernemer heeft wel aangeboden om de auto tegen een lager tarief te laten herstellen. Uit de stukken blijkt niet dat er sprake was van een gebrek dat al aanwezig was op het moment van aflevering van de auto. Dit betekent volgens de commissie dat de schade niet aan de ondernemer toe te rekenen is. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 22 juni 2019 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een personenauto [auto], kenteken […], tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 7.100,–.

De levering vond plaats op of omstreeks 28 juni 2019.

Het geschil gaat over de vraag op de geleverde auto voldoet aan de eisen, die de consument eraan mag stellen.

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De benzinemotor van de geleverde auto is binnen twee jaar na aankoop overleden.
De consument heeft de auto gekocht bij een gerenommeerde autodealer en de consument ging er niet vanuit dat dit zou gebeuren nadat hij er pas 19.000 km mee gereden had. De auto werd met een goede onderhoudshistorie aan de consument verkocht, en hij heeft de auto altijd bij een [merk] garage laten onderhouden (apk en onderhoudsbeurten).

De ondernemer heeft aangegeven dat hij de kosten niet kan compenseren. Er is toen meegedeeld dat de ondernemer er zelf een nieuwe motor in kon plaatsen, maar dat alle kosten voor de consument zouden zijn.

Volgens de consument is een ondeugdelijk product verkocht. De eigen [merk]garage heeft verklaard dat de motor kapot is gegaan door een technische oorzaak, die niet aan de consument toe te rekenen is.

Daarom is de consument van mening dat de ondernemer hem tegemoet had moeten komen. De consument heeft de auto ondertussen laten maken bij de eigen [merk]garage, wat € 5.275,16 gekost heeft.

De consument verlangt vergoeding van de gemaakte kosten ten bedrage van € 5.275,16.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De BOVAG garantie op de geleverde auto liep af op 2 januari 2020. Nadien is de auto niet bij de ondernemer aangeboden voor onderhoud en/of reparatie bij de werkplaats.

Op 16 juni 2021, bijna twee jaar na aankoop, is er melding gemaakt van een defecte motor. De garantietermijn was toen al ruimschoots verstreken. Er zijn toen nog allerlei oplossingen aangeboden, omdat de ondernemer het uiteraard betreurt dat de auto stuk is gegaan. Er is aangeboden de auto bij het dealerbedrijf te laten repareren tegen gereduceerd tarief, er zijn diverse auto’s aangeboden om te kijken naar een passende oplossing. De consument is hier niet op ingegaan en heeft de auto elders laten repareren.
In de mail van de [merk]dealer wordt vermeld dat de motor kapot is gegaan door een losgeraakte klepzitting. Dit is niet te verwijten aan de ondernemer. Het betreft hier immers een auto die bijna negen jaar oud is met een kilometerstand van 119838, met een voormalige aanschaf waarde van € 6.600,–.

De ondernemer heeft er ten tijde van de levering alles aan gedaan om een technisch goede auto af te leveren en de ondernemer is nagekomen wat van een goede dealer verwacht mag worden.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De door de consument gekochte auto vertoonde binnen twee jaar na de aflevering een ernstig gebrek.

Op het moment dat het gebrek zich manifesteerde was de garantieperiode van de auto al geruime tijd verstreken.

Volgens de consument heeft de ondernemer echter een ondeugdelijke auto geleverd.

De garage, die de schade hersteld heeft, heeft volgens de consument verklaard dat de schade het gevolg is van een technische oorzaak die niet aan de consument toe te rekenen is.

Daar staat tegenover dat deze garage niet verklaart dat de schade het gevolg is van een fout aan de auto, die al aanwezig was op het moment van de aflevering aan de consument. Dat betekent volgens de commissie dat ook niet is gebleken dat de schade aan de ondernemer toe te rekenen is.

Artikel 7:18 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek luidt:
Bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.

Dat betekent dat als een consument zich binnen zes maanden na aankoop meldt met een gebrek aan het gekochte product, de ondernemer moet bewijzen dat het gebrek op het moment van aflevering nog niet aanwezig was.

Anderzijds betekent dat ook dat als een consument zich ná zes maanden bij de verkoper meldt met een gebrek, het juist aan de consument is om aannemelijk te maken dat het gebrek al aanwezig was op het moment van aflevering.

Hetgeen de consument heeft aangevoerd is onvoldoende om aannemelijk te maken dat de door de ondernemer geleverde auto op het moment van aflevering al een gebrek in zich had, dat later de schade aan de motor zou veroorzaken. Nergens blijkt uit dat de ondernemer een verwijt gemaakt kan worden.

Dat heeft tot gevolg dat de commissie van oordeel is dat, hoewel de schade volgens de garage van de consument niet aan de consument toe te rekenen is, deze schade wel in de risicosfeer van de consument ligt.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, A. Belt, mr. P.B. Vos, leden, op 4 april 2022.