Consument heeft vliegtuig gemist door vertraging trein. Ondernemer niet aansprakelijk, geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid en geen bijzondere omstandigheden

  • Home >>
  • Openbaar Vervoer >>
De Geschillencommissie




Commissie: Openbaar Vervoer    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 121608

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft vergoeding van vertragingsschade.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument heeft een vlucht geboekt naar New York en nam op de dag van vertrek de trein naar Schiphol. Zij is op 29 mei 2018 om 9.11 uur uit Rotterdam vertrokken met een rechtstreekse trein naar Schiphol, die daar om 9.35 uur had moeten aankomen. De trein vertrok al met een vertraging van tien minuten.
Als gevolg van een storing kwam de trein om 9.40 uur bij Hoofddorp stil te staan. Er werd na enige tijd meegedeeld dat de trein zou worden gereset en mocht dat niet lukken, dat dan de trein werd teruggesleept naar Rotterdam. Om 11.25 uur werd de trein teruggesleept naar Rotterdam, aankomst 11.55 uur.

De consument mocht gedurende die tijd de trein niet verlaten om een taxi te nemen.

De vlucht is gemist en de ondernemer is daarvoor aansprakelijk.

De consument vraagt bij monde van haar advocaat schriftelijk om vergoeding van de schade ad
€ 2.541,50, bestaande uit – gespecificeerde – kosten van treinkaartjes, telefoonkosten, kosten vervangende vlucht,  kosten taxi en hotelovernachting in Manchester, consumpties Schiphol en vergoeding niet-genoten overnachting in New York.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt:

Op de bewuste dag kon de trein niet verder rijden vanwege een storing in de trein op een fly-over ter hoogte van Hoofddorp. De machinist heeft getracht de trein te resetten. In de tussentijd werd een hulplocomotief en evacuatiemateriaal besteld. De trein kon uiteindelijk wel gereset worden, maar kon alleen in de richting Rotterdam rijden.

De consument heeft wel recht op de vergoeding “geld terug bij vertraging”, maar op grond van de Wet en de Algemene Voorwaarden niet op vergoeding van (verdere) vertragingsschade.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Vertragingsschade komt vooralsnog niet voor vergoeding in aanmerking op grond van de artikelen 8:108 Burgerlijk Wetboek en het daarvan afgeleide artikel 13.3 van de Algemene Voorwaarden van de ondernemer.

De ondernemer doet ter afwering van een vordering tot gevolgschade terecht een beroep op de eerdergenoemde wettelijke bepaling en de daarvan afgeleide AVR-NS. De rechtvaardiging van de aansprakelijkheidsuitsluiting moet daarin worden gevonden, dat, kort gezegd, anders de exploitatie van het openbaar treinvervoer onmogelijk zou worden.
Met betrekking tot de onderhavige vertraging kunnen geen feiten of omstandigheden worden vastgesteld die ten gunste van de consument moeten leiden tot doorbreking van de aansprakelijkheidsbeperking waarop de ondernemer zich op grond van wet en haar algemene voorwaarden beroept. Uit het feitenrelaas van partijen blijkt immers dat geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ondernemer, maar veeleer van (dubbele) pech. Evenmin heeft de ondernemer toegezegd bepaalde kosten als gevolg van de vertraging te vergoeden, afgezien van toepassing van de eerder bedoelde restitutieregeling.
Al met al was het was ongetwijfeld een tegenslag dat de consument een vakantiedag heeft moeten missen en extra kosten heeft moeten maken, maar er is de ondernemer geen verwijt te maken dat moet leiden tot het doorbreken van de uitsluiting van diens aansprakelijkheid.
Op grond van het voorgaande oordeelt de commissie dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist op 6 maart 2019 door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, bestaande uit
de heer mr. B. Hagendoorn, voorzitter, de heer mr. D. van Setten en de heer mr. P. Rijpstra, leden.