Commissie: Recreatie
Categorie: Informatie
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
112455
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de voorwaarde voor terugbetaling van de zogenaamde Structuurbijdrage bij vertrek van de camping.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In 2011 zijn we recreant geworden op de camping van de ondernemer. Ik moest een structuurbijdrage betalen van € 1.500,– aan de eigenaar van de caravan die ik kocht. Bij verkoop zou ik dat bedrag terugkrijgen van de koper van mijn caravan. Dit is mij zo mondeling toegelicht door twee bestuursleden. Eind december 2016 bleek bij wijziging van de statuten en het huishoudelijk reglement dat de terugbetaling plaatsvindt aan de hand van het aantal jaren dat men op de camping heeft verbleven. Per jaar zou er dan € 60,– terugbetaald worden.
De consument verlangt dat – op het moment dat hij zijn caravan verkoopt – de ondernemer zijn toezegging gestand doet, in die zin dan hij dan het volledige bedrag van € 1.500,– terugkrijgt in plaats van een bedrag dat overeenkomt met het aantal jaren dat hij op de camping heeft verbleven maal € 60,– per jaar. In het laatste geval zou hij pas na 25 jaar het door hem betaalde bedrag van € 1.500,– terugkrijgen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie in eerste instantie naar zijn uitgebreide schrijven aan de commissie d.d. 5 december 2017. Dat standpunt luidt in hoofdzaak als volgt.
Wij hebben in 2008 een regeling in het leven geroepen om vertrekkende recreanten te bedanken voor hun jarenlange inzet. Dit betrof een € 1.500,– regeling bij vertrek (hierna: de regeling) als zij 25 jaar of meer op de camping hebben gestaan (oftewel € 60,– per jaar dat zij hieraan hebben meegewerkt en meebetaald).
De regeling was met terugwerkende kracht ingevoerd in 2008. Om de regeling voor alle recreanten van zowel vóór als na invoering exact gelijk te houden, is de jaarlijkse opbouw gehandhaafd. Iedere recreant bouwt dus elk jaar € 60,– op tot een maximum van € 1.500,– na 25 jaar, welk bedrag pas bij vertrek van de camping wordt uitbetaald.
Omdat een stichting dit niet uit zijn eigen vermogen mag bekostigen, wordt deze betaald door de nieuwe recreant, die hiermee dus dat deel van de infrastructuur van zijn voorganger overneemt. Ook hij start dan met de opbouw van zijn jaarlijkse bijdrage van € 60,– per jaar.
De consument stelt zich nu op het standpunt dat hij niet van de regeling op de hoogte is gesteld bij zijn komst op de camping in 2011. Dit terwijl hij wel bij de penningmeester en de secretaris is geweest om de betaling en de afhandeling te regelen.
Pas in 2015 begint de consument hier over te klagen. Voor het bestuur is al die tijd duidelijk geweest dat de consument wel goed was geïnformeerd. Hij geeft zelf aan hierover met twee bestuursleden contact te hebben gehad. Al die tijd heeft hij echter de namen van die bestuursleden niet bekend willen maken. Die zouden volgens hem dus gezegd hebben dat hij bij vertrek zijn € 1.500,– terug zou krijgen. Bij navraag hebben alle bestuursleden ontkend zoiets toegezegd te hebben.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Uit de stukken blijkt dat de regeling na de komst van de consument op de camping is opgenomen in het huishoudelijk reglement. Bij schrijven van 14 december 2016 informeert de ondernemer de consument namelijk over die regeling. Dat schrijven wordt beëindigd met de opmerking dat de regeling, die voor alle recreanten van vóór 2010 bekend was, mogelijk niet altijd even duidelijk naar de latere, nieuwe recreanten is gecommuniceerd. In het verlengde daarvan wordt opgemerkt dat de regeling alsnog via een addendum zal worden opgenomen in het huishoudelijk reglement.
Partijen worden verdeeld gehouden door het antwoord op de vraag of de consument is geïnformeerd over de regeling bij zijn komst op de camping. De consument heeft aangevoerd dat hem door twee bestuursleden de toezegging is gedaan dat hij het door hem betaalde bedrag van € 1.500,– terugkrijgt op het moment dat hij zijn caravan verkoopt. De ondernemer betwist dat een dergelijke toezegging is gedaan en stelt zich op het standpunt dat de consument bij zijn komst op de camping op de hoogte is gebracht van de regeling. De ondernemer verwijst daarbij onder meer naar een verklaring die de consument zou hebben ondertekend en waarin hij zich akkoord heeft verklaard met de regeling.
De commissie stelt allereerst vast dat een dergelijke verklaring zich wel bij de stukken bevindt, dat de naam van de consument onder deze verklaring staat, maar dat de consument deze verklaring niet heeft ondertekend.
Gelet op het feit dat de ondernemer heeft erkend dat de regeling mogelijk niet altijd even duidelijk is gecommuniceerd naar de recreanten die na 2010 op de camping zijn gekomen en gelet op het feit dat voor de commissie niet is komen vast te staan dat de consument zich expliciet akkoord heeft verklaard met de regeling, moet het er voor de commissie voor worden gehouden dat het de consument in zijn contact met de bestuursleden destijds niet voldoende duidelijk is gemaakt wat de opzet was van de regeling. Of er een concrete toezegging is gedaan, valt niet meer te achterhalen, maar niet valt uit te sluiten dat er slechts is gesproken over het te betalen bedrag van € 1.500,– en dat dat zou worden terugbetaald bij verkoop van de caravan zonder dat daarbij de door de ondernemer bedoelde regeling duidelijk aan de orde is gesteld. In het licht hiervan dient die twijfel naar het oordeel van de commissie in het voordeel van de consument uit te vallen.
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, zal de commissie bepalen dat de consument in dit individuele geval een bedrag van € 1.500,– ineens terug dient te krijgen op het moment dat hij zijn caravan verkoopt.
Op grond van het voorgaande zal de klacht gegrond verklaard worden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond en bepaalt dat de consument een bedrag van € 1.500,– ineens terug dient te krijgen op het moment dat hij zijn caravan verkoopt.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 26 januari 2018.