consument is er niet in geslaagd aan te tonen dat de schade aan de auto voor de aankoop al aanwezig is, nu de schade ook na de aankoop kan zijn ontstaan.

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Bewijs    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 85924

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 20 maart 2013 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst.
De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een Honda Civic tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 11.944,70.

De levering vond plaats op of omstreeks 26 maart 2013.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Tijdens een door de ANWB op 30 augustus 2013 uitgevoerde keuring is gebleken dat de auto die de ondernemer aan mij heeft geleverd aan de onderzijde in ernstige mate is beschadigd. Dit is niet aan mij gemeld bij de aankoop van de auto. Gezien voornoemde schade heb ik niet geleverd gekregen wat ik op grond van de met de ondernemer gesloten koopovereenkomst mocht verwachten van de auto.

De consument verlangt primair ontbinding van de koop en subsidiair schadevergoeding.
Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Ten tijde van de afleveringsbeurt van de auto hebben wij geen schades waargenomen. Deze zouden altijd op de werkorder genoteerd zijn, maar daar is absoluut geen sprake van. Wij zijn dan ook van mening dat de auto van de consument ten tijde van de aflevering onbeschadigd was en wij niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de schade aan de onderzijde van de auto van de consument.

Deskundigenrapport

De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld.

Aan de onderzijde van het voertuig bevindt zich een behoorlijke schade. De schade loopt van
de voorzijde van het voertuig tot aan het begin van de achteras.
Aan de voorzijde van het voertuig is de schade zichtbaar aan de onderzijde van de bumper. In het midden van het voertuig is ook een beschadiging aan de condensor waar te nemen. Aan de onderzijde is de langsbalk, welke aan de rechterzijde naast de middenconsole van het voertuig is gemonteerd, volledig gedeformeerd. Tevens zijn diverse bekabelingen van het hybride systeem beschadigd. De aluminium pijp waar diverse kabels in zijn verwerkt, is over een groot deel beschadigd. Aan het eind van de bodemplaat is nog een ernstige deformatie waar te nemen.

Resumé
Deskundige stelt vast dat er een ernstige schade aan de onderzijde van het voertuig aanwezig is.
De schade is mogelijk afkomstig van een betonblok waar het voertuig mee in aanraking is geweest. Het voertuig is over het betonblok heen geschoten tot aan de achteras. Door deformatie van de diverse langsbalken is de stijfheid van het voertuig afgenomen. Met andere woorden: de sterkte van de veiligheidskooi welke de bestuurder en de passagiers moeten beschermen tijdens een ernstig ongeval is aanzienlijk verminderd. De schade zorgt zeker voor een behoorlijke waardevermindering tijdens verkoop en/of inruil. Er is geen schadeverleden bij dit voertuig bekend. Of de schade aanwezig was ten tijde van de verkoop van het voertuig is door deskundige niet vastgesteld. Deskundige laat deze beslissing over aan de commissie.
De geconstateerde gebreken zijn te herstellen en de herstelkosten worden geraamd op: € 4.500,–.
Dit betreft:
• Herstel van de bodemplaat, langsbalk, dwarsbalk, etc.;
• Herstel van de bekabeling en leidingen;
• De en montage diverse delen;
• Spuitwerkzaamheden;
• BTW.

Nadat de aanbevolen reparaties zijn uitgevoerd, kan pas worden vastgesteld of de klachten
daadwerkelijk zijn verholpen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Tussen partijen staat niet ter discussie dat de auto van de consument aan de onderzijde ernstig is beschadigd, welke schade ook blijkt uit het rapport van de door de commissie ingeschakelde deskundige. Naar de commissie uit de stellingen van de consument begrijpt, is deze van mening dat voornoemde schade al aanwezig was op het moment van levering van de auto en hij de aanwezigheid van die schade op grond van de met de ondernemer gesloten koopovereenkomst niet behoefde te verwachten. De ondernemer stelt dat hij de auto zonder de litigieuze schade aan de consument heeft afgeleverd. Gezien het voorgaande spitst het onderhavige geschil zich toe op de vraag of de schade aan de onderzijde van de auto van de consument reeds bestond op het moment van aankoop van de auto.

Gelet op het bepaalde in artikel 150 Rv rust in beginsel op de consument, als degene die zich beroept op de rechtsgevolgen van een door hem gestelde gebrek, de bewijslast van de stelling dat de schade aan de onderzijde van de auto van de consument reeds bestond op het moment van aankoop van de auto. Artikel 7:18 lid 2 BW, bepaalt evenwel dat bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomen zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet. Het doel van deze bepaling is een consument-koper tegemoet te komen wanneer het voor deze moeilijk is te bewijzen dat een gebrek al bestond op het moment van aflevering van de zaak. De commissie zal allereerst nagaan of het wettelijk vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW van toepassing is en daarbij de aard van de zaak en de aard van de afwijking in aanmerking nemen.

Het gaat in het onderhavige geval om een gebruikte auto die op het moment van de totstandkoming van de koopovereenkomst tussen partijen ongeveer 3,5 jaar oud was en op dat moment een kilometerstand had van 78.114 km. Naar de aard van de zaak kunnen daaraan minder hoge kwaliteitseisen worden gesteld dan aan een nieuwe, ongebruikte auto. Dit komt ook tot uitdrukking in de koopprijs die de consument voor de auto heeft betaald. Hoewel de omstandigheid dat het gaat om een gebruikte auto op zich niet leidt tot het oordeel dat geen plaats zou zijn voor toepassing van het wettelijk vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW, kan dit wel het geval zijn wanneer de aard van het gebrek in samenhang met de aard van de zaak hiertoe aanleiding geeft. Daarom zal de commissie ook nader ingaan op de aard van het gebrek. De geconstateerde schade aan de onderkant van de auto is volgens de door de commissie ingeschakelde deskundige mogelijk afkomstig van een betonblok waar het voertuig mee in aanraking is geweest. Deze niet onwaarschijnlijke oorzaak is door partijen niet weersproken. Vaststaat dat de consument sedert het moment van aankoop van de auto tot aan het moment dat de auto door de ANWB is gekeurd om en nabij 8.000 km met de auto heeft gereden. Het is derhalve mogelijk dat het gebrek ontstaan is tijdens die 8.000 km die de consument met de auto heeft gereden. Het zou onder deze omstandigheid niet redelijk zijn het wettelijke vermoeden, dat er in dit geval toe zou leiden dat de consument niet hoeft te bewijzen dat het gebrek reeds bestond op het moment van aankoop, in het nadeel van de ondernemer van toepassing te achten. Gelet hierop en gelet op het feit dat de schade indien al aanwezig op het moment van verkoop ook dan zichtbaar moet zijn geweest, is de commissie van oordeel dat in het onderhavige geval de aard van de afwijking zich verzet tegen toepassing van het wettelijk vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW. Op de consument rust derhalve de last te bewijzen dat de schade aan de onderkant van de auto aanwezig was op het moment van aankoop. Naar het oordeel van de commissie is de consument daar niet in geslaagd.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 13 juni 2014.