Commissie: Bruidsmode en Maatwerk
Categorie: Schade
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
TEX06-0015
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Textielreiniging (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies d.d. 20 februari 2007 de eindbeslissing aangehouden. De inhoud van dit tussenadvies moet als hier ingevoegd worden beschouwd. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. Partijen zijn tijdig en behoorlijk uitgenodigd ter zitting van de commissie. De consument heeft ter zitting haar standpunt toegelicht. De consument werd ter zitting bijgestaan door haar echtgenoot. De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Op grond van de door partijen en het verhandelde ter zitting van de commissie heeft de commissie vastgesteld, dat het geschil tussen partijen in feite geen betrekking heeft op de door de consument aangegeven schade aan het artikel, maar zich uitsluitend richt op het feit, dat de consument door toedoen van de ondernemer voor haar huwelijksfeest in Nederland niet de beschikking had over haar bruidsjurk. Daardoor heeft zij te elfder ure een andere jurk moeten aanschaffen. Op grond hiervan acht de consument het niet meer dan redelijk, dat de ondernemer haar deze kosten vergoedt. Onderzoek van de commissie inzake de schade aan het artikel zelf, dat op een herkenbare plaats niet van etikettering is voorzien, heeft uitgewezen, dat deze schade gering is en door het gebruik is ontstaan, zodat de commissie geen aanleiding ziet voor een financiele vergoeding. Gelet echter op met name het verhandelde ter zitting, waarin de consument desgevraagd en uit eigen beweging nog eens gedetailleerd de gang van zaken heeft aangegeven, waarom zij ertoe is moeten overgaan een andere bruidsjurk te kopen kan de commissie het ter zitting onweersproken gebleven standpunt van de consument onderschrijven. Gebleken is immers, dat het pakketje met daarin het topje van de jurk dat naar de consument met het oog op haar feest door de ondernemer is teruggestuurd van een verkeerd adres was voorzien en daardoor niet op tijd voor het feest is aangekomen. Op grond van deze feiten en omstandigheden staat het voor de commissie vast, dat de consument door toedoen van de ondernemer niet tijdig over haar complete jurk kon beschikken. De commissie acht het dan ook redelijk dat de consument in allerijl een andere jurk heeft gekocht, aangezien er voor haar op dat moment geen andere oplossing meer voorhanden was. Dit temeer, daar de ondernemer heeft aangegeven ondanks de bereidheid daartoe niet in staat te zijn om aan de consument een jurk in bruikleen te verstrekken, aangezien haar maat op dat moment bij de ondernemer niet voorradig was. Gelet op het vorenoverwogene zal de commissie aan de consument een schadevergoeding toekennen ter waarde van de aanschafprijs van de vervangende jurk, zijnde € 299,–. De commissie ziet echter geen aanleiding om de andere door de consument gemaakte kosten te vergoeden. Het reglement van de commissie gaat er immers van uit, dat elk van de partijen zijn eigen kosten draagt. De commissie acht in dit geval geen zodanig bijzondere omstandigheden aanwezig om van haar reglement af te wijken. De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 299,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Het artikel is na de zitting door de consument meegenomen. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 45,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 45,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Textielreiniging, op 19 april 2007.