Consument klaagt over onterechte melding bij Veilig Thuis door ondernemer

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 26461/36388

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument klaagt dat de ondernemer onterecht een melding over zijn zoon heeft gemaakt bij Veilig Thuis. Deze melding is voortijdig en onzorgvuldig geweest. De ondernemer heeft onjuiste informatie over de zoon en de ouders gegeven, relevante feiten weggelaten en een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. De ondernemer geeft aan dat een kinderopvangorganisatie verplicht is een Meldcode Kindermishandeling te hebben; zo ook de ondernemer. Op de BSO liet de zoon sterke fysieke agressie zien richting andere kinderen, wat de ondernemer zorgen baarde. De ondernemer vindt dat er voldoende reden was om de zorgen omtrent de zoon van de consument te melden bij Veilig Thuis. Volgens de commissie heeft de ondernemer juist gehandeld bij het vermoeden, echter had de ondernemer wel eerst een gesprek kunnen voeren met de ouders voor de melding. De ondernemer heeft het uiteindelijk juist opgelost en Veilig Thuis heeft het dossier gesloten. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft een melding door de ondernemer over de zoon van de consument bij Veilig Thuis. De consument stelt dat die melding voortijdig en onzorgvuldig tot stand is gekomen.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Met ingang van 27 augustus 2018 werd de zoon van de consument (geboren op 6 juni 2009) gedurende drie middagen per week buiten de schooltijden door de ondernemer opgevangen (BSO).
De ondernemer heeft vanwege het veel aandacht eisende gedrag van de zoon op 25 juni 2019 aan de ouders te kennen gegeven dat de opvang van de zoon op de vrijdagmiddag zou worden beëindigd omdat er op die dag onvoldoende begeleiding zou zijn voor de groep van de zoon. Aangezien de ouders geen vertrouwen meer hadden in de juiste begeleiding voor de zoon op de overige twee middagen hebben zij de opvang voor de zoon met ingang van 8 juli 2019 stopgezet.
De ondernemer heeft op 16 juli 2019 een melding gedaan bij Veilig Thuis zonder de ouders daar vooraf in te kennen.

De consument is van mening dat deze melding voortijdig en onzorgvuldig is geweest. Bij de melding is sprake van fouten. Zo heeft de ondernemer onjuiste informatie over de zoon en de ouders gegeven, relevante feiten weggelaten en een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. De ondernemer heeft niet gereageerd op een uitgebreide mail met toelichting van de consument en heeft vervolgens, zonder overleg of toelichting, een onterechte melding gedaan van het “onthouden van noodzakelijke medische of psychiatrische zorg” voor de zoon.

Tussen partijen bestaat verschil van inzicht over de mogelijke oorzaken van het ongewenste gedrag van de zoon van de consument bij de BSO van de aanbieder en over de ernst van dat gedrag. Voorts zijn er volgens de consument onduidelijkheden in het dossier en tegenstrijdigheden in het door de ondernemer gevoerde beleid ten aanzien van de opvang van de zoon en de signalen over zijn gedragingen. De ouder wordt in zijn opvatting gesterkt omdat door de school en de opvolgende BSO aanbieder geen klachten zijn gemeld.

Na de melding heeft Veilig Thuis contact met de ouders opgenomen en besloten geen actie te ondernemen en het dossier te sluiten.

De consument verlangt een erkenning van de ondernemer dat er fouten zijn gemaakt ten aanzien van de melding en een bevestiging dat de melding voorbarig en onvoldoende gegrond is gebleken.
Voorts verlangt de consument dat de ondernemer Veilig Thuis schriftelijk van die erkenning en bevestiging op de hoogte brengt.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Een kinderopvangorganisatie is verplicht een Meldcode Kindermishandeling te hebben; zo ook de ondernemer. Vanwege zorgen omtrent het gedrag van de zoon heeft de ondernemer anoniem overleg gehad met Veilig Thuis. Door de opzegging van de opvang voor de zoon was het gezin sinds 8 juli 2019 voor de ondernemer uit beeld. Op advies van Veilig Thuis is vervolgens besloten om op 16 juli 2019 een melding te doen.

Op de BSO liet de zoon forse fysieke agressie zien richting andere kinderen. Vanaf januari 2019 waren er regelmatig incidenten waarbij de zoon andere kinderen schopte of pijn deed. De zoon liet veel boosheid zien.
De zorgen waren dusdanig ernstig dat specialistische hulp volgens de ondernemer ten zeerste te adviseren was. Het feit dat de ouders hierop afwijzend reageerden heeft ertoe geleid dat de ondernemer advies heeft ingewonnen bij Veilig Thuis en de melding heeft gedaan. In het meldformulier werden de zorgen onder het kopje “onthouden van noodzakelijke medische/psychiatrische zorg“ opgenomen. Dit is niet de terminologie van de ondernemer maar die van het voorgedrukte meldformulier.
Bij een redelijk vermoeden dient een melding te worden gedaan en de ondernemer heeft hiernaar gehandeld. De ondernemer is zich bewust van de impact van een melding en is hier geenszins lichtzinnig mee omgegaan.

De ondernemer heeft moeten constateren dat er helaas in het meldingsproces een aantal zaken niet vlekkeloos zijn verlopen. Om die reden heeft de ondernemer op 6 september 2019 een brief met aanvullingen aan Veilig Thuis gestuurd. De ondernemer heeft hiermee erkenning gegeven voor een aantal onjuistheden en verbeterpunten en heeft deze mogelijke tekortkoming hersteld. De ondernemer heeft de consument voorts aangeboden weer in gesprek te gaan en de mogelijkheid van mediation voorgesteld.

De ondernemer blijft van mening dat er voldoende reden was om de zorgen omtrent de zoon van de consument te melden aan Veilig Thuis. Het is niet aan de ondernemer om aan waarheidsvinding te doen. Het is aan Veilig Thuis om te besluiten of er aanleiding is om na de melding daadwerkelijk onderzoek te doen in de thuissituatie.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt in zijn algemeenheid dat professionals in de kinderopvang de verantwoordelijkheid hebben om bij zorgen over een kind een melding te doen. Deze verantwoordelijkheid berust op de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling die iedere kinderopvangorganisatie verplicht is te gebruiken. De commissie dient te beoordelen of de ondernemer bij het doen van de melding voldoende zorgvuldig te werk is gegaan. De commissie hecht eraan te benadrukken dat zij daarbij niet kan en wil treden in de verantwoordelijkheid van de ondernemer om de melding te doen.

Met ingang van 27 augustus 2018 werd de zoon van de consument gedurende drie middagen per week buiten de schooltijden door de ondernemer opgevangen (BSO). Vanaf januari 2019 waren er regelmatig incidenten betreffende het gedrag van de zoon die door de ondernemer in een “stroomschema” werden opgenomen. De commissie constateert dat de ondernemer zich zorgen maakte over het gedrag en de boosheid van de zoon en hulp voor de zoon noodzakelijk achtte in de vorm van een cursus agressieregulatie. De ouders deelden deze noodzaak niet en hebben het advies van de ondernemer naast zich neergelegd. De ondernemer heeft uiteindelijk, na overleg met en op advies van Veilig Thuis op 16 juli 2019 een melding gedaan.

De commissie stelt vast dat de ondernemer bij het doen van de melding niet alle stappen van de meldcode Veilig Thuis van de Rijksoverheid volledig en in de juiste volgorde heeft doorlopen. Dit is door de ondernemer in zijn verweer op de klacht ook erkend. Zo had de ondernemer een gesprek met de ouders behoren te voeren, alvorens de melding te doen. De ondernemer heeft te kennen gegeven dat door de beëindiging van de opvang van de zoon per 8 juli 2019 het stappenplan van de meldcode in een stroomversnelling is gekomen.

Aangezien de ondernemer zelf ook heeft geconstateerd en geconcludeerd dat de meldcode niet vlekkeloos is gevolgd, is hij na de melding van 16 juli 2019 in gesprek gegaan met de ouders waarna op 6 september 2019 een aanvullende brief met correcties en nadere informatie aan Veilig Thuis is gestuurd. Tevens heeft de ondernemer de brief met de zienswijze van de ouders als bijlage meegestuurd. Veilig Thuis heeft na de melding contact opgenomen met de ouders en besloten geen actie te ondernemen en het dossier te sluiten.

De commissie stelt vast dat de ondernemer in de aanloop naar de melding steken heeft laten vallen.
De commissie overweegt echter dat bij de beoordeling van de klacht tevens de verdere omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen. De ondernemer heeft aannemelijk gemaakt voor de commissie dat hij bij zijn besluit om een melding te doen in de veronderstelling verkeerde dat het kind en het gezin door de beëindiging van de overeenkomst en vanwege een verhuizing “buiten beeld” waren geraakt. Dat dit achteraf niet het geval bleek te zijn doet hieraan niet af, maar speelt uiteraard wel mee in zijn overwegingen om – achteraf bezien mogelijk voortijdig – met spoed actie te ondernemen. Voorts is de commissie van oordeel dat de ondernemer nadien op zorgvuldige wijze richting de ouders en Veilig Thuis vervolg heeft gegeven op de melding door de melding te nuanceren en ook de zienswijze van de ouders bij te voegen. Al met al is de commissie van oordeel dat het handelen van de ondernemer op onderdelen beter had gekund. Dat maakt evenwel niet dat de conclusie gerechtvaardigd is dat de ondernemer onzorgvuldig heeft gehandeld.

De commissie benadrukt dat zij er oog voor heeft dat de melding een grote impact heeft gehad op het gezin van de consument. De commissie heeft anderzijds ook oog voor het belang dat bij het doen van een melding (van een vermoeden) betrokken is. Het bovenstaande overwegende komt de commissie tot de conclusie dat er onvoldoende grond is om het verzoek van de consument toe te wijzen.

Overwegingen ten overvloede:
De commissie acht het prijzenswaardig hoe partijen er in geslaagd zijn om na de melding op constructieve wijze met elkaar in gesprek te blijven.

De commissie heeft er met instemming kennis van genomen dat de ondernemer voor de toekomst verbeterpunten in de meldcode en het stappenplan heeft opgenomen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het verzoek van de consument af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, plaatsvervangend secretaris, op 15 april 2021.