Consument klaagt te laat en is daardoor niet-ontvankelijk

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Water    Categorie: niet ontvankelijk    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 190320/191651

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument heeft zijn klacht niet binnen bekwame tijd aan de Geschillencommissie voorgelegd. De commissie is namelijk van oordeel dat de consument vanaf 2005 redelijkerwijs had kunnen weten welk tarief bij de geplaatste watermeter van toepassing was. Er is door het niet tijdig voorleggen van de klacht niet voldaan aan de bepalingen in de algemene voorwaarden. De consument is niet-ontvankelijk in zijn klacht.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de consument in zijn klacht ontvankelijk is.

De Geschillencommissie Water (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 26 januari 2023 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting werd de ondernemer vertegenwoordigd door de heer [VERTEGENWOORDIGER].

Onderwerp van het geschil
Het gaat in dit geschil om restitutie van vastrecht voor een watermeter met verhoogde capaciteit.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft recent ontdekt dat zijn watermeter een hogere capaciteit heeft dan voor hem nodig is. Hij betaalt daarvoor een verhoogd vastrecht. Hem was onbekend dat hij een dergelijke watermeter had. In meerdere dossiers heeft uw Geschillencommissie geoordeeld, dat de consument in principe verantwoordelijk is voor de capaciteit en het aanpassen daarvan. In een recente uitspraak van 4 juli 2022 (zaaknummer 164012/169649) laat de commissie zelfs de woorden ‘in principe’ weg.

Daarmee lijkt voor de ondernemer op voorhand vast te staan, dat hij geen enkele verantwoordelijkheid draagt voor situaties, dat de consument om onduidelijke redenen een watermeter met een te hoge capaciteit heeft, geen verplichtingen heeft ten aanzien van het administreren en archiveren van mutaties en het uitvoeren van analyses en kwaliteitscontroles.

Indien de jurisprudentie van de commissie deze opstelling van de ondernemer zou rechtvaardigen, komt een evenwichtige verdeling van verantwoordelijkheden tussen ondernemer en consument en daarmee de bescherming van de consument in het geding.

De consument verzoekt de commissie te oordelen, dat de ondernemer, zonder zich gehouden te vinden aan enige onderzoeks- of bewijsplicht, in deze casus de verantwoordelijkheid ten onrechte volledig bij de consument legt. De consument verlangt restitutie over een periode van 2007 tot en met 2022 van betaald vastrecht, onder correctie van te betalen vastrecht van een meter met kleinere capaciteit.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Bevoegdheid
Reeds vanaf 2005 wordt door de ondernemer het capaciteitstarief gehanteerd, waarbij voor een aansluiting van een watermeter met een grotere capaciteit een hoger vastrecht verschuldigd is. De consument heeft derhalve al 17 jaar de kans gehad om hierover te kunnen klagen. Door dit niet eerder te doen, is niet voldaan aan hetgeen in artikel 21.2 van de Algemene Voorwaarden Drinkwater is bepaald, namelijk dat “binnen bekwame tijd nadat hij het feit waarop de klacht gestoeld is heeft ontdekt of redelijkerwijze had kunnen ontdekken” de klacht moet zijn ingediend. Hierdoor dient de consument niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht, dan wel dient de commissie zich onbevoegd te verklaren.

In tegenstelling tot hetgeen de consument in zijn klachtbrief stelt, is er bij de consument nimmer een wijziging van de capaciteit geweest. Voor zover de ondernemer heeft kunnen nagaan heeft hier altijd al een meter met deze capaciteit gezeten. Het is dus zeker niet zo dat een monteur bij een verwisseling “per ongeluk” een meter met een grotere capaciteit heeft geplaatst. Bij de invoering van het capaciteitstarief medio 2005 zijn klanten van de ondernemer hierover geïnformeerd. Ook is het tarief van watermeters vermeld op het tarievenoverzicht uit 2005.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Artikel 21.2 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden luidt, voor zover van belang, als volgt:
Een geschil wordt door de Geschillencommissie slechts in behandeling genomen, indien de aanvrager/verbruiker zijn klacht eerst aan het bedrijf heeft voorgelegd en wel binnen bekwame tijd nadat hij het feit waarop de klacht gestoeld is heeft ontdekt of redelijkerwijze had kunnen ontdekken.

Dat artikel is volgens het reglement van deze commissie van toepassing (artikel 6 lid 1 sub b).

De commissie overweegt dat tot 2005 een eenheidstarief voor watermeters gold. In 2005 is een tarief ingevoerd dat verschilt naar mate de watermeter een grotere capaciteit heeft. De commissie gaat ervan uit, nu zij dat zeer waarschijnlijk acht, dat de consument over de invoering van die tariefstructuur toen geïnformeerd is. Bovendien had de consument toen kunnen onderkennen dat hij, naar aan te nemen valt, een ander tarief ging betalen dan voorheen. Ook heeft de consument jaarlijks op zijn jaarnota kunnen zien welk tarief gehanteerd werd. Bovendien is op het door de ondernemer uitgegeven tarievenblad te zien welk tarief geldt voor een watermeter van een bepaalde capaciteit. De commissie is dan ook van oordeel dat de consument op diverse momenten vanaf 2005 redelijkerwijs had kunnen en ook moeten weten welk tarief voor de bij hem geplaatste watermeter van toepassing is. Er is niet voldaan aan de in de hiervoor geciteerde bepaling uit de Algemene Voorwaarden. De consument is dan ook niet-ontvankelijk in zijn klacht.

De commissie merkt nog op dat er bij een consument vele redenen kunnen zijn om een watermeter met een verhoogde capaciteit te verlangen, hoewel het feitelijk verbruik beperkt is. Van een waterleidingbedrijf kan niet verlangd worden eigener beweging een consument te wijzen op een discrepantie tussen het feitelijk verbruik en de capaciteit van de watermeter.

Het voorgaande neemt niet weg dat de commissie ten overvloede opmerkt dat, nu niet algemeen bekend is dat er watermeters met verschillende capaciteit bestaan, de ondernemer bij het aangaan van een overeenkomst, op zijn site en in het tarievenblad duidelijk voor consumenten moet aangeven dat er meters met verschillende capaciteit bestaan en dat daarvoor verschillende tarieven gehanteerd worden.

Op grond van het voorgaande is de consument niet-ontvankelijk in de klacht.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De consument wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit de heer mr. R.J. Paris, voorzitter, mevrouw mr. P. Dekker – Stam en de heer mr. P. P. van der Neut, leden, op 26 januari 2023.