Consument lijdt vertragingsschade door tekortkomingen van ondernemer

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Installerende bedrijven    Categorie: (non)conformiteit / Schadevergoeding product/dienst    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 84923/104489

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument stelt dat de ondernemer toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen hen gesloten overeenkomst, waardoor de consument schade in de vorm van onder andere herstelkosten en vertragingsschade heeft geleden, welke de ondernemer dient te vergoeden. De ondernemer heeft geen standpunt kenbaar gemaakt. De commissie acht het aannemelijk dat de consument door de tekortkomingen van de ondernemer vertragingsschade heeft geleden. Nu de omvang van deze schade niet door de ondernemer is bestreden en de commissie niet onredelijk voorkomt zal de commissie ter zake de gevorderde vertragingsschade toekennen.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het onderwerp van geschil betreft de kwaliteit van de door de ondernemer uitgevoerde werkzaamheden.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt
het standpunt op het volgende neer. De consument stelt dat de ondernemer toerekenbaar tekortgeschoten
is in nakoming van de tussen hen gesloten overeenkomst, waardoor de consument schade in de vorm van
onder andere herstelkosten en vertragingsschade heeft geleden, welke de ondernemer dient te vergoeden.
De consument verwijst hierbij onder andere naar de opdrachtbevestiging per email van 4 februari 2019 en
de daaraan voorafgaande emailcorrespondentie, alsmede naar het in zijn opdracht opgestelde rapport van
een expertisebureau van 10 december 2020. De consument heeft zowel schriftelijk als tijdens de digitale zitting
gereageerd op het deskundigenrapport van 11 juli 2022. Ter onderbouwing van de omvang van de door
hem geleden schade heeft de consument verwezen naar voormelde rapportage van het expertisebureau, naar de
in het inleidend vragenformulier genoemde offertes die de consument heeft opgevraagd, alsmede naar een
door de consument zelf opgesteld overzicht met betrekking tot, kort gezegd, vertragingsschade. Voor zover
dit voor (de motivering van) de beslissing van belang is, zal op hetgeen de consument verder heeft gesteld
hierna worden ingegaan.

De consument verlangt dat de commissie de hoogte van de schade (zowel de vervangende
schadevergoeding als de gevolgschade) vast laat stellen door een door uw commissie in te schakelen
deskundige en vervolgens de ondernemer te veroordelen deze schade aan hem te vergoeden.

Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen standpunt kenbaar gemaakt.

Deskundigenrapport
De door de commissie benoemde deskundige heeft in zijn rapport van 11 juli 2022 geconcludeerd dat,
samengevat weergegeven, er sprake is van onopvallende gebreken, welke technisch hersteld kunnen
worden en waarvan de herstelkosten begroot worden op € 4.050,– inclusief btw voor materiaal en arbeid.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen gesloten
overeenkomst. Nu de ondernemer geen verweer heeft gevoerd, zal de commissie de stellingen van de
consument, mits voldoende onderbouwd, in beginsel volgen, tenzij deze de commissie ongegrond of
onrechtmatig voorkomen.

Te meer nu de bevoegdheid van de commissie door de ondernemer, aangesloten bij Techniek Nederland,
niet is betwist, terwijl de ondernemer daar wel de gelegenheid voor heeft gehad, acht de commissie zich
bevoegd dit geschil te beslissen.

Op grond van zowel het in opdracht van de consument door het expertisebureau opgestelde rapport van
expertise van 10 december 2020, als op grond van het in opdracht van de commissie opgestelde
deskundigenrapport van 11 juli 2022 komt de commissie tot het oordeel dat de ondernemer toerekenbaar
tekortgeschoten geschoten is in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de
tussen partijen gesloten overeenkomst.

Met betrekking tot het rapport van het expertisebureau heeft de consument in de klachtomschrijving in het
vragenformulier, dat door de commissie op 26 maart 2021 is ontvangen, onder punt 13 opgemerkt: “De
expert heeft een visuele inspectie verricht. Hij heeft een 20-tal gebreken vastgesteld. De expert heeft
daarnaast vastgesteld dat ten aanzien van 48 punten het werk door de ondernemer niet is voltooid. De consument heeft
aangegeven het eens te zijn met dit oordeel.

Nu de conclusies van het rapport van het expertisebureau voor wat betreft de geconstateerde tekortkomingen
door de ondernemer niet zijn weersproken, deze naar het oordeel van de commissie voldoende
gespecificeerd zijn en de commissie niet onjuist voorkomen, neemt de commissie de bevindingen uit het
rapport van het expertisebureau over en maakt deze tot de hare.

De commissie gaat hiermee voor wat betreft de aard en omvang van de tekortkomingen voorbij aan de
conclusies van de door de commissie benoemde deskundige zoals neergelegd in zijn deskundigenrapport
van 11 juli 2022. De commissie overweegt hiertoe dat de deskundige zelf aangeeft dat hij de uitgevoerde
werkzaamheden maar gedeeltelijk (zichtwerk) heeft kunnen beoordelen, dat hij ten aanzien van de
installatie en lichtinschakelingen niet heeft kunnen vaststellen wat de reden is dat partijen halverwege het
werk uit elkaar zijn gegaan en dat de deskundige niet kan vaststellen wat door de ondernemer en wat door
de consument is aangelegd.

Op grond van het vorenstaande is de commissie van oordeel dat dit deskundigenrapport van de door de
commissie benoemde deskundige een onvoldoende onderbouwde en onvoldoende solide basis biedt om
het oordeel van de commissie op te baseren. Daar komt bij dat de commissie, uitgaande van de in het
rapport van het expertisebureau vastgestelde tekortkomingen het door de deskundige begrote schadebedrag
onaannemelijk laag acht.

Gelet op het vorenstaande kan de reactie van de consument op het deskundigenrapport van 11 juli 2022
verder onbesproken blijven.

Op grond van het vorenstaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument gegrond is.
De ondernemer zal derhalve het door de consument betaalde klachtengeld dienen te vergoeden.
Met betrekking tot de hoogte van de aan de consument toekomende door de ondernemer te betalen
schadevergoeding overweegt de commissie het volgende.

De consument heeft met betrekking tot de omvang van de door hem geleden schade in de
Klachtomschrijving in het vragenformulier onder punt 14 opgemerkt: “De expert heeft slechts globaal de
schade geraamd en hij heeft daarbij niet verklaard op welke wijze het herstel dient te worden uitgevoerd.
[de consument] c.s. zijn het niet eens met dit oordeel, waartoe wordt aangevoerd dat in het rapport van expertise
geen, althans onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgschade”.

De consument begroot zijn totale schade op € 168.175,24, waaraan hij, kort gezegd, ten grondslag legt de
offertes, de kosten van noodherstelwerkzaamheden en een door hem opgestelde berekening van vertragingschade.
Voor zover de consument de door hem geleden hogere schade dan begroot in het rapport van het expertisebureau heeft onderbouwd met een verwijzing naar een drietal offertes overweegt de commissie ten eerste dat niet duidelijk is geworden welke uit-vraag de consument heeft gedaan, zodat ook de in antwoord hierop gestelde offertes niet goed beoordeeld kunnen worden.

Ten tweede wordt ook uit deze offertes niet duidelijk op welke wijze de in deze offertes aangeboden
werkzaamheden worden uitgevoerd, terwijl dit nu juist een punt van kritiek is dat de consument zelf heeft
gemaakt met betrekking tot het rapport van het expertisebureau.

Ten derde overweegt de commissie dat de consument onder punt 14 in de klachtomschrijving in het
vragenformulier stelt dat de muren moeten worden opengebroken om het werk alsnog te voltooien en/of de
gebreken te herstellen, alsmede dat, kort gezegd, hiertoe vloeren opengebroken dienen te worden, maar
de consument heeft zich beperkt tot deze enkele stelling en niet voldoende onderbouwd en/of aannemelijk
gemaakt, bijvoorbeeld door overlegging van een (volgend) expertiserapport, dat en in welke mate dergelijke
ingrijpende maatregelen noodzakelijk zijn. Het overleggen van foto’s met betrekking tot de vloerverwarming
volstaat naar het oordeel van de commissie niet. Dat geen enkele installateur bereid blijkt te zijn de
werkzaamheden van de ondernemer te voltooien, blijkt evenmin uit de overgelegde bescheiden. De
aannemers die de herstelwerkzaamheden uitvoeren, dienen garant te staan voor het uiteindelijke door hen
opgeleverde werk/resultaat. Dat hiervoor noodzakelijk is dat de door de ondernemer uitgevoerde
werkzaamheden volledig moeten worden afgebroken heeft de consument naar het oordeel van de
commissie niet voldoende aannemelijk gemaakt.

Nu de door het expertisebureau begrote herstelkosten voldoende zijn onderbouwd en overigens ook niet door de
ondernemer zijn weersproken zal de commissie bij de begroting van de door de consument geleden
schade hiervan, oftewel een bedrag van € 21.000,– uit gaan.

De kosten van de noodherstelwerkzaamheden zijn niet voldoende onderbouwd; het
overleggen van enkel een kostenstaat volstaat niet.

Daarentegen acht de commissie het wel aannemelijk dat de consument door de tekortkomingen van de
ondernemer vertragingschade heeft geleden. Nu de omvang van deze schade niet door de ondernemer is
bestreden en de commissie niet onredelijk voorkomt zal de commissie ter zake de vertragingsschade een
bedragen van € 6.663,87 toekennen.

Op grond van het vorenstaande komt de commissie tot het oordeel dat de consument aanspraak heeft op
een door de ondernemer aan hem te vergoeden schade van € 27.663,87 en dat het meer verlangde moet
worden afgewezen. Met dit bedrag dient te worden verrekend het door de consument bij de commissie
gedeponeerde bedrag van € 3.150,–. Per saldo dient de ondernemer aan de consument te vergoeden
€ 24.513,87.

De commissie is van oordeel dat het hiervoor begrote schadebedrag ook niet in een (dermate) onredelijke
verhouding staat tot de tussen partijen overeengekomen aanneemsom dat hiervan op grond van de eisen
van redelijkheid en billijkheid (naar beneden) moet worden afgeweken.

Voor zover er andere redenen voor een afwijking naar beneden kunnen zijn geweest, lag het op de weg
van de ondernemer deze in deze procedure naar voren te brengen.
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer dient aan de consument een (vervangende) schadevergoeding te betalen van € 24.513,87
(na verrekening depot).

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 127,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het depotbedrag van
€ 3.150,– wordt terugbetaald aan de consument.

De commissie wijst af het meer of anders verlangde.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten
verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven, bestaande uit de heer mr. A.G.M.
Zander, voorzitter, de heer drs. H.H.F.M. van den Oever, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op
30 september 2022.