Commissie: Energie
Categorie: Omvang verbruik
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
4504/19745
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument is de eigenaar van de desbetreffende woning waaraan energie is geleverd, maar zij is woonachtig in Frankrijk. De consument heeft met de ondernemer de leveringscontracten afgesloten en is daarom verantwoordelijk voor het betalen van het verbruik. De consument heeft een nota over de periode 2016 tot en met 2019 ontvangen, op grond waarvan zij € 3310,– moet bijbetalen. Hier is zij het niet mee eens en zij stelt dat de ondernemer nalatig is geweest om de doorgegeven meterstanden niet te verwerken. De ondernemer stelt dat er tot 2018 geen meterstanden zijn doorgegeven. Hierdoor heeft de ondernemer het verbruik voor die jaren moeten schatten. De commissie geeft aan dat een van de plichten van de consument het jaarlijks doorgeven van de meterstanden is. Ondanks het feit dat de consument niet zelf heeft gewoond op het aansluitadres, moest zij er toch voor zorgen dat de meterstanden tijdig werden doorgegeven. Dat heeft zij tot de zomer van 2018 niet gedaan. De commissie oordeelt dat er geen feiten en omstandigheden duidelijk zijn geworden op grond waarvan moet worden gezegd dat het nagevorderde bedrag onredelijk is. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft bijbetaling op de jaarnota van 15 mei 2019 en de eindnota van 6 augustus 2019 met betrekking tot de levering van groene stroom en gas.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Zij ontving een nota op grond waarvan zij € 3.310,– moest bijbetalen. De nota ging over de periode 2016 tot en met 2019.
Zij heeft op 17 juni 2018 meterstanden doorgegeven en de ondernemer heeft bevestigd dat er in 2018 meterstanden zijn ontvangen.
De ondernemer is nalatig geweest om doorgegeven standen niet te verwerken en het gevorderde bedrag is maatschappelijk onredelijk.
Het is onterecht dat het grote bedrag op haar verhaald wordt terwijl zij pogingen heeft gedaan om bij te blijven en zij wenst een klacht verjaring te sturen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument is eigenaar van de woning waaraan energie is geleverd en zij heeft met de ondernemer de leveringscontracten afgesloten. Aan haar wordt daarom gefactureerd en zij is degene die het verbruik moet betalen van de energie die is geleverd op grond van de afgesloten leveringscontracten.
De consument, die in Frankrijk woont, noch de bewoners op het aansluitadres hebben meterstanden doorgegeven.
Daar kwam in juli 2018 verandering in toen de consument telefonisch contact had met de ondernemer over het verbruik en het termijnbedrag. Toen is zij gewezen op het hoge verbruik van bewoners op het aansluitadres en is haar gezegd dat zij rekening moest houden met een forse bijbetaling met de nieuwe jaar-nota.
Het is juist dat de consument een forse bijbetaling gefactureerd heeft gekregen op haar jaar-nota van 15 mei 2019 en later op de eind-nota van 6 augustus 2019. In verband met de geldende verjaringstermijn is de consument twee maanden verbruik niet in rekening gebracht.
Als gevolg van het feit dat er gedurende een aantal jaren geen meterstanden zijn doorgegeven, heeft de ondernemer het verbruik moeten schatten. De jaar-nota’s 2017 en 2018 zijn op die manier tot stand gekomen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt voorop dat in zaken als deze het uitgangspunt wordt gehanteerd, dat de daadwerkelijk verbruikte hoeveelheid energie door de verbruiker moet worden betaald.
Degene die de leveringsovereenkomst aangaat met een ondernemer, is degene die als verbruiker wordt aangemerkt, ook al is de feitelijke verbruiker een ander dan degene die de leveringsovereenkomst is aangegaan.
Een van de plichten van de verbruiker – in dit geval de consument – in het kader van de afgesloten overeenkomsten, is het jaarlijks doorgeven van de standen op de meters die het verbruik registreren.
Het te betalen bedrag op een jaar-nota is namelijk gebaseerd op het verbruik dat is geregistreerd op de meters.
Op grond van de gegevens die de commissie ter beschikking heeft, gaat de commissie er vanuit dat de consument niet zelf heeft gewoond op het aansluitadres.
Dat neemt niet weg, dat zij er toch voor had moeten zorgen dat de standen geregistreerd op de meters aanwezig in het aansluitadres, tijdig werden doorgegeven aan de ondernemer en dat nu heeft zij tot de zomer van 2018 kennelijk niet gedaan.
Dat de ondernemer nalatig zou zijn geweest bij het verwerken van doorgegeven standen, wordt weliswaar gesteld maar blijkt verder niet uit de stukken.
De commissie heeft geen reden te twijfelen aan de informatie van de ondernemer inhoudende dat over de jaren voorafgaande aan de jaar-nota’s van 2017 en 2018 geen standen zijn doorgegeven met als gevolg dat de ondernemer met geschatte standen heeft moeten werken om het in rekening te brengen verbruik te bepalen.
Op grond van algemene ervaringsregels is het de commissie bekend dat wanneer er facturen worden opgemaakt op basis van geschatte standen en niet op basis van de werkelijke standen er vaak een navordering volgt, zoals ook in deze zaak het geval blijkt te zijn.
Voor zover de consument een beroep heeft willen doen op verjaring van de vordering overweegt de commissie dat de ondernemer heeft laten weten dat een deel van de vordering op de consument is verjaard.
Tegen de stelling van de ondernemer dat de verjaring betrekking heeft op twee maanden verbruik, heeft de consument niets ingebracht.
Er zijn naar het oordeel van de commissie geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan moet worden aangenomen dat het nagevorderde bedrag onredelijk zou zijn.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit mevrouw mr. I.E. de Vries, voorzitter, de heer mr. F.J. Pirard, de heer drs. L. van Rootselaar, leden, op 17 juli 2020.